Deze
vaststelling staat in een rapport dat tot nog toe geheim bleef, maar
naar buiten werd gebracht door de Japanse krant Asahi Shimbun.
Volgens de krant, die naar eigen zeggen 400 pagina’s aan
transcripties heeft van interviews met medewerkers, is dit relaas van
de hand van Masao Yoshida, de toenmalige manager van de kerncentrale,
die vorig jaar stierf aan kanker. Yoshida werd in Japan gezien als
een van de helden in het verhaal.
Het
gesprek met Yoshida schetst een beeld van de paniek die op 15 maart
2011 om zich heen greep toen de centrale van Fukushima Daiichi vier
dagen na de aardbeving en tsunami zonder koelsysteem viel. Na een
eerste ontploffing vreesde Yoshida dat er straling vrijgekomen was en
droeg hij een aantal werknemers op zich te verzamelen in het
veiligste deel van de fabriek.
De
arbeiders drongen echter bussen van de fabriek binnen of namen hun
eigen wagen om te vluchten naar de nabijgelegen kerncentrale van
Fukushima Daini. Nadat 650 arbeiders en leden van het middenkader
waren gevlucht, moest Yoshida het stellen met amper 68 werknemers om
de gevolgen van de ontploffing te beperken.
Zijn
versie staat in schril contrast met die van de operator van de
centrale, het Japanse bedrijf Tepco, dat arbeiders geëvacueerd waren
en enkel een beperkt team van toegewijde werknemers in de centrale
bleef. De publicatie van de gesprekken, drie jaar na de ramp,
zwengelt ook de kritiek opnieuw aan dat Tepco en de Japanse overheid
nog steeds niet eerlijk communiceren over de ramp.
Een
woordvoerder van de regering trok de echtheid van de transcripties
niet in twijfel. Hij zegt dat het rapport niet is vrijgegeven “omdat
de ondervragingen niet bestemd waren voor publicatie”.
