De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

WERKGEVERS MEDIASECTOR MOETEN OOK BIJDRAGEN VOOR AANVULLEND PENSIOEN ZELFSTANDIGEN

WERKGEVERS MEDIASECTOR MOETEN OOK BIJDRAGEN VOOR AANVULLEND PENSIOEN ZELFSTANDIGEN

woensdag 30 september 2020 11:43
Spread the love

Het KB van 27 juli 1972 voerde een door de wet gewaarborgd aanvullend pensioen in voor erkende loontrekkende beroepsjournalisten dat hun regulier pensioen per gewerkt jaar met 1/3e verhoogt. Het werd ingevoerd ter compensatie van de verloren dienstjaren in de tweede wereldoorlog en als beloning voor hun moed. Journalisten weigerden toen immers in grote getale mee te werken aan de door de Duitse bezetter opgevorderde kranten. Er werd hiertoe een systeem van autofinanciering in het leven geroepen waartoe zowel werkgever als werknemer verplicht moeten bij dragen. De werkgever betaalt 2 procent extra sociale zekerheidsbijdragen op het brutoloon en de loontrekkende beroepsjournalist 1 procent. Voor journalisten die al voor 1972 aan de slag waren ontvangt de VVJ jaarlijks circa 55.000 euro die rechtstreeks aan de Pensioentoren wordt gestort.

Dat werkgevers in de mediasector wel financieel bijdragen voor de pensioenen van loontrekkende journalisten maar niet voor freelancejournalisten wordt al vele jaren aangeklaagd als een vorm van discriminatie. Er is geen enkele aanduiding dat freelancejournalisten, voor zover die al bestonden tijdens de tweede wereldoorlog, niet evengoed als hun loontrekkende collega’s geweigerd hebben voor de Duitse bezetter te schrijven. Dat freelancers van de mediabedrijven ook een bijdrage opeisen voor hun aanvullend pensioen kan bovendien niet begrepen worden als een vraag naar een van de typische kenmerken van het statuut van loontrekkenden vermits het hier niet gaat om het initiële pensioen. Deze vraag is vanzelfsprekend ook ingegeven door de vaststelling dat het pensioen van zelfstandigen bijzonder laag is. Het aanvullend pensioen dat loontrekkenden door het KB van 27 juli 1972 verwerven benadert in bepaalde gevallen zelfs dat van zelfstandigen…

Om aan die discriminatie een einde te maken pleit ik voor een zo eenvoudig mogelijke regeling waarbij werkgevers in de mediasector ook financieel bijdragen tot de pensioenvorming van freelancers. Geen apart pensioenfonds dus dat veel beheerskosten zal opslorpen. Het is ook ondenkbaar dat de overheid binnen haar pensioenadministratie een regeling in het leven zal roepen zoals voor loontrekkenden. Een oplossing moet inspelen op de bedragen die freelancers nu al zelf betalen voor hun aanvullend pensioen. De meest interessante formule is ongetwijfeld het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen. Deze bedragen zijn fiscaal aftrekbaar, verminderen de te betalen sociale bijdragen en bieden een kapitaalgarantie met een beperkte gewaarborgde intrestvoet. Wat men kan betalen is voor een gewoon VAPZ begrensd tot 8,17 procent van het beroepsinkomen met een platfond van 3.256,87 euro (in 2019). Voor een sociaal VAPZ, dat extra waarborgen biedt bij overlijden, arbeidsongeschiktheid…) is dat 9,40 procent (maximum 3.747,19 euro). Freelancers kunnen echter ook aan pensioensparen doen, een Individuele Pensioentoezegging afsluiten…

Het meest eenvoudige is dat werkgevers jaarlijks eenmalig tussenkomen in de stortingen die freelancers nu al doen voor hun aanvullend pensioen. Er zijn hierbij verschillende mogelijkheden.
a)Ik opteer er vooreerst voor dat enkel erkende freelancejournalisten voor de regeling in aanmerking komen. Dat is ook het geval voor de regeling bij loontrekkenden.
b)Ofwel wordt het bedrag rechtstreeks uitgekeerd aan de freelancer, ofwel aan de instantie waarbij hij aangesloten is voor zijn aanvullend pensioen. Dit laatste lijkt het meest aangewezen. Dit zou bijvoorbeeld in de praktijk kunnen op basis van een bewijs van de storting die de freelancer het jaar voordien deed.
c)Ofwel kiezen we voor een vast bedrag per freelancer, een percentage van wat hij in de praktijk afdraagt voor zijn aanvullend pensioen of een percentage van zijn bruto-inkomen. Het eerste is het meest eenvoudige, maar het laatste is het meest aangewezen. Ik pleit heel concreet voor 1 procent van het bruto-inkomen op basis van de meeste recente belastingaangifte. Om het voor de werkgevers betaalbaar te houden stelt ik een maximum van 500 euro voor per persoon, wat overeenkomt met een bruto-inkomen van 50.000 euro.
d)De betaling gebeurt door een fonds waartoe de werkgevers bijdragen a rato van het aantal freelancers dat ze tewerkstellen. Er zijn momenteel in Vlaanderen naar schatting 650 freelancers actief. De totale kost van de operatie loopt voor hen derhalve op tot maximum 325.000 euro (650 a 500 euro). Als we er op basis van een ruwe schatting ervan uitgaan dat elke freelancer gemiddeld voor twee werkgevers werkt, dan zou elke werkgever per freelancer 250 euro moeten ophoesten. Het fonds wordt best ondergebracht binnen de VVJ die hiervoor een halftijdse kracht aanwerft. Zou de Vlaamse regering willen tussenkomen om deze laatste te financieren?
e)Het is echter onzeker of alle Vlaamse werkgevers in deze regeling willen instappen. Onderhandelingen met de organisaties van de dagblad- en magazineuitgevers zijn vanzelfsprekend aangewezen. Naast freelancers die werken voor kranten (1/4e), omroepen (1/4e) en magazines (1/10e) zijn er ook nog de persagentschappen, productiehuizen, digitale media… Ik vermoed dat als de VVJ naar het Grondwettelijk Hof zou stappen om deze discriminatie tussen loontrekkenden en zelfstandigen aan te klagen, een wettelijke regeling – ook op nationaal vlak – mogelijk zou worden. Het gevaar is natuurlijk dat in dat geval komaf gemaakt wordt met het aanvullend pensioen voor loontrekkenden. Wat in ondergeschikte orde ook mogelijk is dat we deze regeling aanprijzen aan werkgevers in de mediasector als een manier om zich aantrekkelijk te profileren geïnteresseerde freelancers toe. In dat geval wordt het een regeling op vrijwillige basis.
f)Een allerlaatste opmerking heeft betrekking op journalisten met het ambtenarenstatuut (cfr. VRT) die eveneens geen recht hebben op het aanvullend pensioen voor loontrekkenden. Hun pensioen is sowieso al dermate hoog dat de vraag zich hier niet stelt.
LUC VANHEERENTALS

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!