Foto: Paul Van Welden, Wikipedia / CC BY 3.0 (More information about the rights of this work, see below article)
Opinie - Charles Ducal

Welkom in Vlaanderen

Wie betrokken is bij de inburgering van nieuwkomers maakt zich grote zorgen over de conceptnota van het kabinet Somers, die moet leiden tot een hertekening van het inburgeringstraject. Gezien de inhoud van die nota betekent hertekening vooral verstrenging van het beleid, met als gevolg nog meer drempels voor kandidaat-inburgeraars. Een kritische noot.

woensdag 3 maart 2021 12:43
Spread the love

 

Na mijn pensionering heb ik, als vrijwilliger, jarenlang anderstalige instromers in het secundair onderwijs begeleid. Ik heb uit die ontmoetingen met kinderen van overal ter wereld waarschijnlijk meer geleerd van hen dan omgekeerd en dat is ook logisch. Ik moest zoveel afleren eer mijn goede bedoelingen vrucht konden dragen: superioriteitsgevoel, ongeduld, onbegrip en vooral gebrek aan inleving. Het duurt zijn tijd eer je door hebt dat mensen uit een andere cultuur geen lege vaten zijn waarin er zonder meer plaats is voor de doelstellingen van het Vlaams onderwijs, dat er een bodem is die je moet leren kennen en vooral respecteren opdat die bodem zich ook vanuit onze taal en cultuur zou kunnen verrijken. Dat vraagt geduld, veel dialoog en vooral geloof in wie voor je zit. Zodat er vertrouwen ontstaat, de jongere uit Afghanistan, Syrië of Colombia weet dat hij of zij welkom is, een gevoel dat alleen mogelijk is als men zich aanvaard voelt als wie men is.

Welkom in Vlaanderen. In juli 2020 schrijft het kabinet van minister Somers ‘een nota aan de Vlaamse regering’ over de ‘hertekening van het inburgeringstraject’. Dit in uitvoering van het Vlaams regeerakkoord 2019-2024. Die nota behandelt een aantal wijzigingen aan het bestaande inburgeringstraject. Dat traject, van maximum één jaar, is voortaan alleen bedoeld voor nieuwkomers, ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister. Nieuwkomers in asielprocedure worden in de toekomst uitgesloten, alsof ze er eigenlijk nog niet zijn of weldra weer zullen verdwijnen. De trajectcursussen (taal en maatschappelijke opvoeding) zijn voortaan betalend, evenals de afsluitende gestandaardiseerde test en de herkansing bij falen. Wat in het gunstigste geval de inburgeraar 360 euro zal kosten. Deel van het traject zijn ook de verplichte inschrijving bij de VDAB en een verplichte participatievorm in de samenleving van 40 uur door middel van stages en vrijwilligerswerk. De nota heeft het ook over sanctionering bij nalatigheid, onverantwoorde afwezigheid of anderszins niet naleven van het inburgeringscontract. Welkom in Vlaanderen.

Wat niet in de nota staat, en er niettemin toch overduidelijk wel in staat, is de onderliggende boodschap: we vertrouwen u niet, pas u zo snel mogelijk aan aan onze taal, onze waarden en normen. Inburgering heeft voor ons niets te maken met een ontmoeting vanuit wederzijds respect, het is een defensiemechanisme om onze eigenheid te beschermen tegen uw anders-zijn. Het gaat er niet om wie u bent, maar wie wij zijn: Vlaanderen, en wel een bepaald soort Vlaanderen dat door een Vlaams-nationale politiek is gecreëerd. Vandaar al die verplichtingen op weg naar het inburgeringsattest, een waarborg voor onze identiteit dat we het potentieel gevaar waar u voor staat in de mate van het mogelijke hebben bezworen. Een jaar ontsmetting, zeg maar. Daarna bent u welkom.

We zijn als samenleving van de evidentie van een globale en multidiverse wereld met een dynamiek van voortdurende pluriforme bestuiving zo ver afgedwaald dat we het inburgeringsbeleid als evident zijn gaan beschouwen. Maar wat stelt inburgering voor als de inburgeraar louter het lijdend voorwerp is van een reeks verplichtingen waarover hij geen inspraak heeft, dat hem het beslissingsrecht over zijn eigen leven ontneemt en hem het gevoel geeft zo snel mogelijk te moeten bewijzen aanwezigheid op Vlaamse grond waard te zijn? Betekent inburgeren dan nog iets anders dan gedwongen aanpassing?

Ooit, intussen lang lang geleden, was het anders. Nieuwkomers volgden in groten getale lessen Nederlands, maar vrijwillig. Er was meer vraag dan aanbod. De vraag waarom een nieuwkomer niet zelf kan beslissen of, op welke manier en wanneer hij Nederlands leert, kan vandaag niet meer worden gesteld. En toch is ze verre van absurd. De nieuwkomer is geen kind dat betutteld wil worden, maar een gelijke die in staat is zelf noodzakelijke beslissingen te nemen. Leidt kennis van het Nederlands naar werk? In een aantal gevallen is dat ongetwijfeld zo, en dan merkt de nieuwkomer vanzelf wel zijn handicap en gaat hij op zoek naar de remedie. Maar voor velen zijn de plaatsen op de arbeidsmarkt beperkt. Het overgrote deel van de cursisten van de Centra Basiseducatie (CBE), laaggeschoolden, vindt enkel onderbetaald interimwerk in de poets, de catering, de keukens van de horeca, koerierdiensten en dergelijke. Heel vaak vinden ze dat werk zonder elementaire kennis van het Nederlands en omgekeerd is Nederlandse taalkennis absoluut geen verzekering tot toegang naar die jobs. Die twee gegevens – werk en taalkennis – zijn in de realiteit niet met elkaar verbonden zoals de mooispraak het wil voorstellen. Voor laaggeschoolden staat de deur naar de arbeidsmarkt hooguit op een kier. Uitsluiting op de arbeidsmarkt is bovendien ook een probleem van racisme (net als in de huisvesting en het onderwijs), met gebrekkige taalkennis als schaamlapje. Nieuwkomers die wel een job vinden communiceren op de werkplaats vaak op hun manier, een beetje Engels, Frans en Nederlands, en kunnen op die manier functioneren. De verplichting Nederlands te leren is één zaak, de realiteit van hoe mensen met elkaar communiceren is een andere.

Nederlands leren moet worden aanbevolen, zeer zeker. Omdat het hoe dan ook tal van voordelen heeft voor wie hier een toekomst wil voor zichzelf en zijn kinderen. Dat is evident. Het impliceert dat de overheid daartoe de nodige middelen creëert, maar dat er ruimte blijft voor de nieuwkomer om zelf te beslissen of, wanneer en hoe. Nederlands is voor de Vlaamse overheid een fetisj geworden. Gevolg van de enge, bang-defensieve en zelfvergoddelijkende cultuuropvatting van een bekrompen nationalisme dat de Vlaamse politiek domineert. Kern van een identitair discours dat de illusie verspreidt dat een gemeenschappelijke taal ook een gemeenschappelijk gevoel creëert. Dat discours heeft in de kern een uitgesproken wit superioriteitsgevoel: u komt naar ons, niet wij naar u. Wij zijn geen gelijken.

Hoezeer dat uitgangspunt de aangescherpte inburgeringspolitiek kleurt, blijkt vooral uit de nadruk op “de waarden van de Verlichting”. De conceptnota wil “deze verlichtingswaarden verder verduidelijken en expliciet opnemen (…). Concreet gaat het om volgende gedeelde sokkel van waarden en normen: 1. Scheiding der machten 2. Neutraliteit van de overheid 3. De gelijkheid van man en vrouw 4. De scheiding tussen Kerk en Staat 5. Het beginsel van non-discriminatie 6. Vrijheid van meningsuiting 7. Respect voor seksuele diversiteit.” Allemaal evidenties, nietwaar? Zeer zeker, maar waarom iemand vragen dit in een inburgeringscontract te ondertekenen? Wordt dat van ‘het eigen volk’ ook gevraagd? Waarom niet? Is dat ‘eigen volk’ immuun voor inbreuken op al deze punten? Natuurlijk niet, zegt de realiteit, verre van zelfs. Vraag het aan zoveel vrouwen, homo’s, lesbiennes en vooral, wat punt 5 betreft, aan de slachtoffers van structureel, politioneel en ideologisch racisme. We delen die sokkel alleen theoretisch, wat alvast een goede zaak is, maar niet in de werkelijkheid van elke dag. Het is kortom een ideaal.

Ervan uitgaan dat wij, het ‘eigen volk’, dat ideaal belichamen getuigt van bijzonder weinig zelfkennis en inzicht in zowel de historische als de dagdagelijkse werkelijkheid. Waarden en normen kan men niet opleggen, culturen kan met niet kneden. Het is niemand verboden te denken wat ie denkt, hoe abject dat in andermans ogen ook is. Men kan alleen handelingen verbieden. Daarvoor dienen wetten en reglementen en die gelden voor iedereen op dezelfde wijze. De ‘sokkel van waarden en normen’ dient alleen om de ‘wij’ op te tillen en de ‘zij’ neer te halen.

In een scherpe analyse van de conceptnota (‘De Vlaamse regering wil vooral streng zijn voor nieuwkomers’ — Opinie — Sociaal.Net) schrijft onderzoeker Pascal Debruyne: “Er is een grote kloof tussen de retoriek van inclusie en de reële praktijk van de Vlaamse regering die voor nieuwkomers voortdurend meer drempels opwerpt. (…) In een advies oordeelt de Commissie Diversiteit van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) streng over dit voorstel. Volgens de SERV wordt het voor nieuwkomers in de toekomst nog moeilijker om tot de samenleving te behoren, hun kansen op sociale mobiliteit staan onder druk.”

Vooral in de CBE’s, waar laaggeschoolde nieuwkomers les volgen, wordt het personeel dagelijks geconfronteerd met een realiteit van armoede, problemen op het vlak van huisvesting, gezondheid en financies, uitsluiting op diverse vlakken en dies meer. Die realiteit speelt in de conceptnota geen enkele rol. Integendeel, dit ontwerp is eenrichtingsverkeer van boven naar onder, gestuurd door een ideologische agenda, die weinig of geen rekening houdt met de realiteit van nieuwkomers, hun echte zorgen, noden en verzuchtingen en de opgebouwde expertise in het werkveld. Inburgeraars verdienen beter.

 

Foto: Paul Van Welden, Wikipedia / CC BY 3.0 

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!