De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Welke demonen spelen politici als Pohlmann nog parten? De Werkelijkheid is complexer dan in jeugdherinneringen.

Welke demonen spelen politici als Pohlmann nog parten? De Werkelijkheid is complexer dan in jeugdherinneringen.

vrijdag 16 november 2018 12:38
Spread the love

In de middeleeuwen begon een schrijver een bericht steevast met zich te verontschuldigen, en twee, drie keer God om hulp te vragen, opdat hij geen stommiteiten zou schrijven. Als mediëvist ben ik het dus aan mezelf verplicht de nodige nederigheid in acht te nemen, en zeg maar niet voor tweehonderd procent in mijn persoonlijke standpunt te geloven. Eerlijk gezegd ben ik tot die gezonde houding ook nog eens geïnspireerd door de column van de jonge collega opiniemaker Joachim Pohlmann van vrijdag 16 november 2018 in De Morgen. Hij  geeft eerlijk, openlijk en in meesterlijke, sobere taal aan hoe een tv-reportage die hij als jongen heeft gezien, hem ‘voor eens en altijd’ duidelijk maakte dat er ‘niets’ deugd aan het communisme, en bij uitbreiding aan geheel links. Hij vergeet zelfs niet tussendoor te vermelden, “We geloven allemaal wel eens teveel in ons eigen standpunt, ook ik”. Laten we hopen dat dit niet alleen retoriek is. Ik wil hem daarbij de helpende hand reiken.

Drie kantjes, leestijd vier tot zes minuten.

Wat zijn de zegeningen van de democratie, de Rechtsstaat, de Scheiding der Machten en de Vrije Meningsuiting bij sommige gelegenheden toch fantastisch! Pohlmann, de intellectuele adviseur van een van de mannen die het meest meent aan het bestaande systeem te moeten wringen, laat miljoenen lezers diep in zijn hart en zijn geest kijken, en dat kan, zonder gevaar voor de persoon. Hij doet zijn lezers, de kiezers, maar ook zichzelf op die manier kansen aan de hand om de schaduwzijden van zijn opvattingen, zijn demonen te zien, en er wat minder onder de sloef van te liggen. Je mag dat effect van “exposure” van wat er in je diepste gedachten leeft, niet onderschatten. De grote kracht van de Wetenschappen is vooral daar op gevestigd: op diepgaande controle van je theorietjes door kritische collega’s. Dat is juist het zogenoemde falsificatieprincipe van Karl Popper, waar liberalen hoog van op geven. Mijn professor “Grensvragen van de biologie”, Jozef Heuts, en ook mijn professor voor het vak Wetenschapsfilosofie A, Herman Roelants, was daar midden jaren tachtig formeel in: dat dient om “de Waanzin” eruit te filteren, uit de “bevindingen” van de geleerde koppen. Met een meer gruwelijke vergelijking kan je verwijzen naar criminele geesten en hun plannen: als Marc Dutroux op tijd een vertrouwenspersoon had gevonden, waar hij zijn gevoelens en gedachten bij had kunnen bespreken, had hij beslist nooit zulke ongelofelijke wreedheden in de praktijk gebracht. Op voorwaarde dat zijn gesprekspartner een redelijke, evenwichtige persoon was, allicht. Met andere woorden: zowel wetenschappers als politici en wij allen hebben baat bij een deel “therapie”. Bij openheid van spreken die ons een beetje onze obsessies afhandig maakt, zodat we misschien even minder bewapend in het bestaan staan en minder zelfverzekerd verder moeten, maar wel zoveel gezonder, moreel beter en menselijk mooier, socialer ook. In velen van ons schuilt immers een afgodendienaar van zijn eigen kleine ego.

Toen ik zeer streng had rapport uitgebracht van de nogal slappe opstelling van een drietal vrouwelijke filosofes in het panel die de grote Australische ethicus Peter Singer in Leuven mochten vragen voorleggen op het Feest van de Gelijkheid in Leuven, heeft Tinneke Beeckman, een van de helderste geesten van het moment, er in haar volgende column in De Standaard op gewezen dat vandaag bijna niemand nog “streng” is voor anderen. Zij wist waarom. Omdat de mensen intussen voortdurend in open gesprek gaan met anderen, en op die manier “onze obsessies opgelost raken”. Dat is kritiek die ik sindsdien ter harte heb trachten nemen. Hoewel je die kritiek op “obsessies” ook weer niet absoluut mag nemen, want is een maatschappij  er wel bij gebaat dat geen enkele volwassene nog streng is met jongeren? Dat niemand op straat anderen aanspreekt op onfatsoenlijk gedrag? Of dat er geen sterke persoonlijkheden meer zouden zijn in de politiek? Want het lijkt erop dat “obsessies” van de andere kant kunnen gezien worden als “heilige principes”. Een mens met principes, dat is toch een schoon iets?

 

Terug naar de woordvoerder van de sterleider van de Nieuw-Vlaamse Alliantie. Vorige week had ik harde kritiek op zijn column waarin hij stelt dat de middenklasse het werk moet doen, maar niet meer mee mag spreken in het Debat, en dat die groep zich zo gefrustreerd is gaan bevinden, ook onder het juk van hoge belastingen op arbeid, dat “Wie de middenklasse tart, met dynamiet speelt”. In dat stukje heb ik gewezen op de grote voordelen van de welvaartsstaat met zijn politiek van Herverdeling. Ook al zijn vandaag nog niet alle armsten deftig gehuisvest, dat weet iedereen na de Pano reportage over Gent. De “Verzorgingsstaat” heeft een grote mate van Humaniteit, van menselijkheid geïnstalleerd. Veel criminaliteit in het verleden, van de negentiende eeuw tot het platteland in de middeleeuwen, vond zijn wortels in de grote onrechtvaardigheid dat de hoogste stand totaal geen belasting moest betalen, en dat de gewone mensen soms zelfs geen brandhout hadden in de winter en geen brood om te eten. De Sociale Strijd heeft daar verandering in gebracht, de Socialisten zijn als politieke beweging geboren op een voedingsbodem die schreeuwde om rechtvaardigheid.

Vrijdag 16 komt Pohlmann dan met het persoonlijke verslag van de genese, de origine van zijn afkeer voor links en voor het communisme. Hij herinnert zich de dagen in 1989 als de Berlijnse muur neerging. Als jongen keek hij thuis naar de televisie. Hij zag mensen op de muur dansen. Dat bleek achteraf een document van maanden na het opengooien van de grens, zo realiseert de kritische volwassene zich. Vooral bleef hem een scène bij waarin een vrouw van in de dertig huilde en smeekte aan de grenswachters van het instortende regime om doorgelaten te worden. De bewakers keken bedeesd maar ongevoelig de andere kant op. Je kan je voorstellen dat die vrouw een kind had of een ouder aan de andere kant, waar het niet goed mee ging. Een menselijk drama. Maar is het niet nogal  hemeltergend, dat de politieke visie van een maatschappelijke zwaargewicht zich ent op zulke emotioneel geladen maar zeer eenzijdige kijk-ervaring uit de kindertijd?

 

Het is als volwassen mens toch niet vol te houden, op basis van zulke situatie, zulke tranen, heel de linkerzijde als waardeloos af te doen, of totaal niets goeds meer te ontwaren in het Russische Communisme? Persoonlijk heb ik een herinnering aan een ontmoeting met een vrouw uit de arme klasse in Rusland. Dat moet in 1991 zijn geweest toen ik de winterse hoogdagen van Kerst en Nieuw in Moskou doorbracht. Neen, het was tijdens mijn tweede reis naar Moskou en Novgorod, in 1994, toen ik als Vlaamse vertegenwoordiger van AVUC, Associatie van Vlaamse Unesco Clubs, aan een ronde tafel over Erfgoed meedeed. Ja, zo was het, want het groepje vrienden en familieleden waar ik even mee gesproken heb in het Engels, waren  net hun Sociaal Appartement uit gekomen en op weg naar een bos even verder, om paddenstoelen te plukken. Dat was dus in de herfst, die ontmoeting, of in de nazomer. De vrouw was achteraan de twintig of vooraan de dertig. Ze had een lichtgrijs truitje aan en was een beetje te dik. Zoals je ook in ons eigen land vaak waarneemt bij mensen in de minst gewaardeerde klassen. Zij was arm, en als dusdanig erkend door de staat. Toch straalde zij een ongewone trots en zelfzekerheid uit, die me fascineerde en ook plezier deed. Na enige minuten dialogeren, vertelde de vrouw dat zij met haar familie woonde in een Sociaal Appartement, dat hun eigendom was! “Dat hebben wij in bezit ontvangen van de overheid”, zo sprak ze vriendelijk, bescheiden maar zelfzeker, tevreden. Voilà, is dat geen mooie vrucht van het toenmalige Russische communistische model? Dat politiek systeem had zeker grote nadelen, maar wie kan vandaag zeggen dat het onze die niet heeft, denk maar aan de burn outs en de lucht in de steden. Maar dat systeem verhoogde ook de rechtvaardigheid en de kansen om menswaardig te leven, ook juist bij wie door familiale of lotsfactoren niet mee kon, bijvoorbeeld als arbeidster.

Ik waardeer het dat Joachim Pohlmann ons zijn diepste motivatie uit de doeken doet voor zij afkeer van links. Maar onlangs las ik het nog ergens: het is een vloek, als je té vroeg in het leven bepaalde dingen goed begrepen hebt. Die wijsheid heb ik meteen op mijzelf toegepast. Vaak wijzen mijn vrienden-professoren mij erop dat ik toch wel veel “strong opinions” meedraag en uitspreek, op zijn Engels gezegd. Het grote probleem is dat wie als kind vroegrijp is, en bepaalde zaken zoals maatschappelijke structuren of dito onrecht (denk aan de reeks “Roots” over de vernederingen van de zwarten die mij diep getroffen heeft) heel goed ‘zag’ en diep liet inwerken op zijn kinderzieltje, vaak niet meer  genoeg open staat om die concepten en opvattingen te laten groeien en in context zetten, te relativeren met het volwassen worden, met het ouder en wijzer worden.

 

Er zijn in de wereld van de cultuur een paar mooie voorbeelden van hoe opvattingen die we als kind met veel vuur huldigden, fout zijn en aan sleet onderhevig kunnen zijn, werken die ik Pohlmann aanraad nog eens tot zich te nemen. “Atonement”, de roman van Ian McEwan,vertaald als “Boetekleed” die tevens in film is omgezet, is een schitterend voorbeeld. Op een landgoed in Engeland is een meisje van een jaar of tien toevallig getuige van een erotische scène waarbij een bezoekende jonge man  haar zus lijkt aan te randen. Het kind legt daarover een vals getuigenis af, en de man draait geheel onterecht voor vele jaren achter de tralies. Het jonge paar zag elkaar in werkelijkheid graag, ondanks hun kibbelen, en gebruikte de schaduw van de bibliotheek om de eerste kussen en aanrakingen te plegen. Het het meisjeskind interpreteerde die scène volkomen verkeerd. Een ander straf voorbeeld is de vuistdikke roman van de eveneens veel gevierde Donna Tartt, “De kleine vriend”. Daarin is de hoofdfiguur een klein meisje dat zich levenslang vragen blijft stellen bij een onopgeloste moord op een kind uit haar omgeving; erger nog, zij gaat als (obsessionele) volwassene op eigen  houtje (zonder er iemand over te spreken) een soort persoonlijk politieonderzoek doen, en zij sluit op feeksachtige wijze haar net rondom de sukkelaar die volgens haar de dader is. De volwassen vrouw is op die manier veroorzaker van veel leed, ze wordt bijna een moordenaar, op totaal verkeerde gronden.

Met die ervaringen en verhalen in het hoofd, stel ik  mij de vraag: welke demonen bezielen voor de rest nog de breinen van een Pohlmann en andere politieke haantje-de-voorstes?

Laten zij vooral verder gaan met een open debatcultuur te beoefenen. Als gevolg daarvan zal soms hun (half blinde) gedrevenheid dalen, maar zo zullen zij meer Wijsheid vergaren. En je hoeft niet Plato te heten om het nut van die eigenschap in te zien voor de politiek.

Het lot van armen betekent vandaag nog altijd vaak onmenselijk lijden. Zeker voor alleenstaande moeders en hun intelligente kinderen. Dat is dan misschien mijn persoonlijke “bias”, maar toch… Sociale Wetenschappers onderstrepen die analyse geregeld met verve. Laten we ook naar hen luisteren, niet alleen naar sexy politici, en niet alleen in milieukwesties. En laten we ook de stem van Ervaringsdeskundigen zoveel mogelijk verwerken in de debatten. Want de veelzijdigheid van de existentie is enorm, en veel moeilijker te begrijpen dan we als kind ook maar konden vermoeden.

take down
the paywall
steun ons nu!