Opinie -

“We moeten de boel bij elkaar houden!”

‘We moeten de boel bij elkaar houden.’ Dat waren de radeloze woorden van Dyab Abou Jahjah, die even niet meer wist wat voor zinnig woord er nog te vertellen viel over die vreselijke aanslagen (DS 23/03). Of toch, hij zei bang te zijn, ja natuurlijk, van wat Brussel bedreigt, maar zeer zeker ook van het vergroten van de afstand tussen de gemeenschappen. Het wantrouwen en de haat tussen moslims en autochtonen zou nu wel eens heel hoog kunnen oplopen.

vrijdag 25 maart 2016 16:20
Spread the love

Het zal je maar overkomen om vandaag moslim te zijn in Brussel. Als de vrijheden van het Belgische volk door deze aanslagen daadwerkelijk bedreigd worden, zoals premier Michel dat zegt, dan telt dat in de weeromstuit in de eerste plaats voor de moslims in Brussel. Zij lopen het grote risico om in alle opzichten het slachtoffer te worden van de repressie.

Want die terroristen zijn mannen van bij ons, in het Brusselse opgegroeid, waarvan een paar op bijzonder slechte gedachten gebracht zijn door hun tijdelijke verblijf in Syrië. Het gaat zo, te zien om een kleine min of meer samenhangende groep die zich marginaal verschuilt in Schaarbeek, Vorst, Sint-Joost, Molenbeek en Anderlecht.

Dat de voortvluchtige Abdeslam, na de aanslagen in Parijs in november, vier maanden lang in ‘zijn Molenbeek’ of daarrond heeft verbleven, doet op zijn minst vermoeden dat de vluchtwegen van Brussel naar Raqqa in Syrië of waar dan ook, in de realiteit niet bestaan. Het IS heeft hem en alle anderen tot nog toe geen bescherming geboden.

Gelukkig gaan er toch wat stemmen op die waarschuwen voor dat repressieve geweld. Er moet preventief gewerkt worden, zo zeggen deze laatsten, er moet in die lokale Brusselse gemeenschappen aan het vertrouwen gewerkt worden, Er moet bijvoorbeeld buurtpolitie opgebouwd worden vanuit de allochtone gemeenschap zelf. Er moet via het onderwijs en het sociaal-cultureel werk voorkomen worden dat nog meer jongeren voorbeeld nemen aan die vermeende terroristische heldhaftigheid. En dat is heel wat meer dan het ‘deradicaliseren’ van die enkelingen die naar Syrië geweest zijn.

Wat vreemd toch dat men dat nu weer ineens lijkt te ontdekken, dat er iets schort aan het gemeenschapsleven waar die terroristische mannen uit voortkomen. Dat men nu pas weer ontdekt dat onderwijs belangrijk is, het verenigingsleven en het sociaal-cultureel werk.

Salah Abdeslam en de zijnen zijn het product van de samenleving waar ze in opgroeiden. Wellicht vormen zij slechts een heel kleine groep van lieden die extreem ontspoord zijn, maar dat neemt niet weg dat die ontsporing vanuit hun gemeenschap mogelijk is geweest. Datzelfde risico bestaat ook voor anderen die na hen zullen komen.

Waarom doen wij daar tot nog toe zo weinig aan? Die vraag is zò pertinent omdat de gewelduitbarstingen in deze Brusselse gemeenten helemaal niet nieuw zijn. Ze hebben vandaag slechts de vorm van terrorisme aangenomen, waarbij de betrokkenen de wimpel van IS gebruiken om hun gruwelijke daden te rechtvaardigen, maar de problemen bestaan al heel veel langer. Die problemen bestonden al toen het moslimfundamentalisme nog moest uitgevonden worden. 25 jaar geleden, in mei 1991, deden zich in Vorst de eerste ‘migrantenrellen’ in België voor. Het geweld dat toen gebruikt werd, staat niet in verhouding tot wat de terroristische aanslagen van vandaag zijn, maar dat neemt niet weg dat deze uitbarstingen een grote verassing waren, omdat het de tweede generatie migranten betrof, de kinderen van de gastarbeiders, die in België geboren en opgegroeid waren. Zij bleken volstrekt niet geïntegreerd te zijn.

Bij heel wat mensen uit de migrantensector is toen snel het inzicht gegroeid dat de integratie een werk van lange adem zou zijn, omdat bleek dat de sociaaleconomische achterstand van de migrantenbevolking gepaard ging met een bijzonder denigrerende houding van de autochtone bevolking die de migranten slechts als tweederangsburgers beschouwde. Het is vanuit die ondergeschikte positie dat de migrantenjongeren in 1991 tekeer gingen.

Maar wat zich in mei 1991 in Vorst voordeed, was zelfs toen helemaal niet verrassend. Al sinds het einde van de jaren 1970, na de migratiestop en de oliecrisis, wist men dat de migranten naar hun eigen etnische identiteit zouden teruggrijpen om hun rechten in het emigratieland te laten gelden. Het was toen al voorspeld dat radicalisering in de lucht hing, zo lang geleden.

Heeft het integratiebeleid dan niets betekend de afgelopen 40 jaar? Natuurlijk wel, maar aan het fundamentele probleem van ongelijkheid, van tweederangs burgerschap, is niets gebeurd. Tot op vandaag kijkt de autochtone Belgische samenleving, laagdunkend neer op de migranten, de Maghrebijnen, de Turken en natuurlijk ook de massa asielzoekers, kortom op de zogenaamde moslims, die ze nooit gewild hebben.

Er is vanzelfsprekend hoegenaamd niets te noemen dat de gruweldaden van terrorisme kan rechtvaardigen. Maar dat neemt niet weg dat we in deze bange dagen er alles moeten aan doen om mensen te laten inzien dat een samenleving die systematisch een grote groep van zijn bevolking vernederd en uitsluit, de beste omstandigheden creëert waarin misdadigers kunnen gedijen.

Als we nu eindelijk aan preventie willen doen, kunnen we beter goed nadenken wat we met het voorziene terrorismebudget van plan zijn. Laat ons, behalve het bestrijden van het terrorisme, investeren in onderwijs, in werk, in integratie en uitwisseling, in het opzetten van een leefbaar Molenbeek, Sint-Joost, Anderlecht of Vorst, waar iedereen wil leven (en sterven).

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!