Xi Jingping, waarschijnlijk de nieuwe president van China
Nieuws, Wereld, Politiek, China, Verenigde Staten, Communistische Partij van China, Analyse, China economie, China armoedebestrijding, Zuid-Chinese Zee, 18de partijcongres -

Wat mogen we van China de komende jaren verwachten? Verslag van het 18de partijcongres

In China vindt op dit moment een belangrijk congres plaats dat mee de toekomst van de wereld kan bepalen. Marc Vandepitte geeft tekst en uitleg, en situeert de krachtlijnen in een historische en geopolitieke context.

zondag 11 november 2012 09:53
Spread the love

De vijfde generatie staat klaar

Om de tien jaar is er een grote machtswissel aan de top in China. Deze wissel zal goedgekeurd worden op het 18de congres van de communistische partij. Het gaat om het Centraal Comité (370 personen), het Politiek Bureau (25 leden), het Permanent Comité van dit Bureau (7 of 9 leden) en uiteraard ook de nieuwe president en premier. Na dit congres zal de zogenaamde ‘vijfde generatie’ van leiders aantreden.

De eerste generatie stond onder leiding van Mao Zedong, van 1949 tot 1976. Hij was de leider van de revolutie, stichter van het moderne China en zette zijn land opnieuw op de wereldkaart. Na een uiterst turbulente periode (de grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie) nam Deng Xiaoping de fakkel over in 1978. Hij lanceerde grootschalige economische hervormingen en knoopte relaties aan met de buitenwereld. Hij was de nummer één van het land tot 1992. Met Jiang Zemin trad de derde generatie aan. Onder Jiang werden de economische hervormingen verder uitgediept. In 2002 was het de beurt aan de huidige president Hu Jintao, de premier was Wen Jiabao. Het bewind van de vierde generatie zal wellicht onthouden worden als het streven naar een ‘harmonieuze samenleving’. De opvolger van president Hu wordt zo goed als zeker Xi Jinping. Premier Wen zal opgevolgd worden door Li Keqiang.

Het congres zal een nieuwe dagelijkse leiding kiezen, het zogenaamde Permanent Comité van het Politiek Bureau, te vergelijken met het kernkabinet bij ons. Maar daarnaast is het vooral uitkijken naar de koers voor de komende tien jaar. Net zoals bij vorige congressen was daar op voorhand weinig of niets van geweten. Het was dus uitkijken naar het rapport van de huidige president Hu om daar zicht op te krijgen. Dat rapport is er nu. Het is het product van een lange consultatieronde waarbij meer dan 4.000 partijleden werden betrokken. Het zet de bakens uit voor de nieuwe ploeg.

De voorbije tien jaar

De oude ploeg kan met enige tevredenheid terugblikken op het beleid. De voorbije tien jaar was een periode van verbluffende economische groei, sterk toegenomen welvaart, politieke stabiliteit en een steviger positie op het wereldtoneel. Toen Hu tien jaar geleden aantrad was China de zesde grootste economie ter wereld. Vandaag heeft het de tweede plaats ingenomen en is het de belangrijkste exporteur geworden. In die periode werden honderd miljoen jobs gecreëerd. Er was een gemiddelde jaarlijkse groei van 10,7 procent. Het bnp per capita vervijfvoudigde: van 1.000 dollar naar 5.400 dollar. Voor de landelijke bevolking steeg het beschikbaar inkomen jaarlijks met 8,1 procent en voor de stedelingen met 9.2 procent. Dat zijn cijfers waar wij – en het grootste deel van de wereld – alleen maar kunnen van dromen.

Het aantal armen (minder dan 1,25 dollar per dag) verminderde met 190 miljoen, in procenten: een daling van 28 procent naar 13 procent. Van alle landen van Oost-Azië steeg de Human Development Index [131-3] het snelst in China. (De Human Development Index, afgekort HDI, is een belangrijk meetinstrument van de Verenigde Naties om de sociale ontwikkeling van een land te meten.)

De kloof tussen stad en platteland nam wel toe: het gemiddelde inkomen van een stedeling is meer dan driemaal zo hoog als een plattelandsbewoner. Maar de laatste twee jaar groeit de economie op het platteland sneller dan die in de steden. Dat gebeurt voor het eerst sinds decennia. Voor de ontwikkeling van het platteland heeft de overheid sinds 2006 6.000 miljard yuan (750 miljard euro) uitgetrokken. Dat is ongeveer evenveel als het stimulus-pakket van Obama na de financiële crisis van 2008. Vandaag beschikken 95 procent van alle dorpen over verharde wegen, elektriciteit, stromend water, gasvoorziening en een telefoonverbinding. In India is dat 50 procent. In 2003 had nog 3 procent van de landelijke bevolking een ziekteverzekering. Vandaag kan 97,5 procent daarvan genieten. Ook in de steden kunnen de zogenaamde interne migranten tegenwoordig genieten van een ziekteverzekering.

De ‘interne migranten’ kan je beschouwen als seizoenarbeiders. Het gaat over een aanzienlijke groep van ongeveer 170 miljoen arbeiders, dat is een groter aantal dan de werkende bevolking van de VS. Het zijn plattelandsbewoners die meestal voor een periode van een jaar gaan werken in de steden. Velen doen dat meerdere jaren na elkaar en veel van deze mensen proberen zich ook definitief te vestigen in de stad. Blijkbaar als gevolg van de sterk toegenomen levensstandaard op het platteland beslissen ze vandaag vaak om terug te keren naar het dorp waar ze opgroeiden. Op die manier wordt de snelgroeiende urbanisatie wat afgeremd.

Globaal genomen zijn de Chinezen meer dan tevreden over hun situatie. 83 procent is tevreden over de economische situatie van het land. Ze scoren daarmee als beste van de wereld. Duitsland volgt met 73 procent en Brazilië met 65 procent. In de Europese Unie is dat gemiddeld 16 procent. Voor wat betreft de tevredenheid met de persoonlijke economische situatie is de score begrijpelijk wat lager. Men mag niet vergeten dat het bnp per inwoner van China bijna negen maal lager is dan bvb. dat van België. In het westen van China hebben de mensen een levensstandaard te vergelijken met Egypte. Toch is 69 procent tevreden met zijn persoonlijke economische situatie. Ze worden daarbij enkel voorafgegaan door Brazilië (75 procent) en Duitsland (74 procent). De toekomst zien de Chinezen met optimisme tegemoet. 84 procent gelooft dat de situatie zal verbeteren en 57 procent is overtuigd dat de kinderen het beter zullen hebben dan hun ouders. In Europa gelooft slechts 9 procent dat.

Tot daar de leuke berichten. Maar niet alles is rozengeur en maneschijn. De economie groeit wel snel maar die groei is nog veel te veel gebaseerd op investeringen en export, en te weinig op interne consumptie. De vergrijzing verergert dit probleem alleen maar. De kloof tussen rijk en arm, ook al daalt die de laatste tijd lichtjes, is onaanvaardbaar hoog en leidt nu al tot maatschappelijke onrust. Het aantal conflicten op de werkvloer stijgt de laatste jaren exponentieel. De legitimiteit van de communistische partij en de regering is voornamelijk gebaseerd op de sterke materiële vooruitgang en niet op een politieke of ideologische overtuiging. Dat is een enge, veel te enge basis en bovendien gevaarlijk als de economische motor zou stilvallen. [Wright; 177]

De corruptie tiert welig, tot op de allerhoogste niveaus, en tast de legitimiteit van de communistische partij aan. Het politieke besluitvormingsproces is weinig transparant, niet participatief en enkel op het laagste niveau (dorp of wijk) representatief. Het is de vraag of Chinezen met een toenemende levensstandaard en algemene ontwikkeling dit zullen blijven pikken. Op ecologisch vlak staat China voor gigantische uitdagingen. De overheidsaanpak was de afgelopen periode op dit vlak ambitieus, maar dat mag niet doen vergeten dat de vervuiling van lucht en water nog steeds tot de hoogste van de wereld behoort en dat ze het land naar schatting tussen de 7 en 10 procent van het bnp kosten. En tenslotte zijn er de laatste jaren toenemende spanningen met landen uit de regio en komt China meer en meer in het (militaire) vizier te liggen van de VS. Dreigt hier een nieuwe Koude Oorlog?

De krijtlijnen voor de komende jaren

Dit is de context waarin het rapport van Hu geschreven werd en van waaruit het ook moet begrepen worden. Naar goede (nou ja) gewoonte had het Westen een heel verlanglijstje klaar van wat er allemaal zou moeten veranderd worden: de Chinezen moeten de economie veel meer liberaliseren, de interne markt (afzetmarkt voor het Westen) versterken, de invloed van de partij op de samenleving laten afnemen, vrije (lees commerciële en/of westers gezinde) media toelaten, meer inzage geven in de militaire opbouw … Kortom allemaal verlangens die aansluiten op de belangen van het Westen maar niet direct vertrekken van wat de Chinezen op dit moment beroert of wat ze nodig hebben. Naar even goede gewoonte zullen de Chinezen daar – uiteraard – geen rekening mee houden en hun eigen agenda volgen.

In wat volgt overlopen we de hoofdlijnen van het rapport dat Hu gepresenteerd heeft.

1. Economie.

Er moet een ander groeimodel komen: een model dat meer gebaseerd is op de interne vraag (consumptie) en minder op investeringen en export. Dat betekent concreet dat de koopkracht (lonen en uitkeringen) sneller zal moeten stijgen dan de groei. Dat is een breuk met de laatste tien jaar, waar dat aandeel met ongeveer elf procentpunten was afgenomen. Ten tweede moeten de rurale gebieden (nog) meer prioriteit krijgen, o.a. door verbetering van infrastructuur en mechanisering van de landbouw. Dit is een voortzetting van het beleid van de vorige periode. Ten derde moeten collectieve arbeidsovereenkomsten gepromoot worden en de inkomsten uit arbeid beter beschermd worden. Ook dat staat in het verlengde van de belangrijke arbeidswetgeving die werd ingevoerd in 2008. Het is ook een voorwaarde om het huidige groeimodel om te buigen in de richting van consumptie.

Dat zijn al bij al ambitieuze doelstellingen en het valt te bezien of ze in de praktijk zullen gerealiseerd worden. De voorstellen voor een ander groeimodel dateren al van 1995. Een andere kwestie is de greep van de overheid op de economie, die is de laatste jaren versterkt. Over hoe dit verder evolueert wordt in het rapport van Hu niet gesproken.

2. Welvaart

De levensstandaard moet verder omhoog. Tegen 2020 moet het bnp per inwoner verdubbeld zijn, zowel voor de stedelingen als voor de plattelandsbevolking. Met een vooropgestelde groei van 7 procent (en een inflatie van 2 procent) is dat perfect haalbaar. Daarnaast wil het rapport de sociale zekerheid verder uitbouwen met ondermeer een verbetering van het bestaande (gebrekkige) pensioenstelsel. Het onderwijs zal prioriteit krijgen, met speciale aandacht voor kleuteronderwijs, lager onderwijs en beroepsonderwijs. Gezien de snelle evolutie van de sociale ontwikkeling (HDI) in de voorbije periode mag men aannemen dat dit zal gerealiseerd worden.

3. Democratie

Het rapport breekt een lans voor meer democratie. China is het land waar meer verkiezingen worden gehouden dan waar ook, maar deze verkiezingen beperken zich enkel tot het lokale niveau (dorp, wijk). Het rapport wil nu meer rechtstreekse verkozenen op hogere niveaus en de kiesprocedures ook uitbreiden (bvb. meer mandaten verkiesbaar maken, rechtstreekse verkiezingen i.p.v. onrechtstreekse, meerdere kandidaten per mandaat, mandaten beperkt in de tijd, enz.). Bovendien moeten de verkozenen ook dichter bij het volk staan dan nu het geval is. Er is echter geen sprake van om het Westers model te kopiëren.

Het is niet de eerste keer dat een versterking of verdieping van de democratie wordt aangekondigd. Op het terrein is al heel wat geëxperimenteerd, met vallen en opstaan. [Kuhn; 492-3] De kwestie is een zeer heikel punt in China, gezien de traumatische ervaringen tijdens Culturele Revolutie en de dramatische afloop van de glasnost in de Sovjet-Unie. [Porter; 167; Zheng; 11, 138] De partijleiding ziet de noodzaak van grondige hervormingen wel in, maar is uiterst behoedzaam om de bestaande besluitvorming en machtsstructuren te hervormen. Als er al ingrijpende hervormingen zouden komen, dan zullen ze die eerst lokaal uitproberen en daarna gradueel en voorzichtig invoeren. Niet het Westen zal daarbij model staan, maar landen als Singapore, Zuid-Korea of Taiwan. [Zhang] Voor een doorsnee Chinees is het overigens niet zozeer belangrijk hoe de politieke leiding wordt verkozen, dan wel of ze goed regeren. [Leonard; 61] Met andere woorden, legitimiteit op basis van resultaat.

4. Corruptie

Het rapport windt er geen doekjes om. “De bestrijding van corruptie en het bevorderen van politieke integriteit, is een belangrijke politieke kwestie en een grote bekommernis van de mensen.” Indien men er niet in slaagt om de corruptie in te dijken dan kan dat “fataal worden voor de partij”. De verkozenen, de ambtenaren en de partijleden moeten ook meer handelen “in overeenstemming met de wet”. “Leidinggevende ambtenaren moeten strikte zelfdiscipline oefenen, ze moeten hun politieke vorming versterken alsook het toezicht op hun familie en personeel verhogen, en ze mogen nooit proberen voorrechten te verwerven.” Al diegenen die de partij discipline en staatswetten overtreden “moeten zonder pardon voor het gerecht worden gebracht”, ongeacht hun hiërarchische rang.

Dat is klare taal en dat is meer dan nodig, want de corruptie is een echte plaag geworden die de legitimiteit van de partij en van de overheid dreigt onderuit te halen. De communistische partij is zich daar terdege van bewust en is in het recente verleden al in actie geschoten. Alleen al de afgelopen vijf jaar zijn meer dan 660.000 partijleden gestraft omdat ze de regels niet naleefden. Dat is heel erg nodig maar lang niet voldoende. De partijleden worden te veel gedreven door opportunistische belangen en te weinig door ideologische motieven. Er ontbreekt ‘esprit’ in de partij en zolang dat het geval is zal de corruptie voortwoekeren. [Xie; 204; Shambaugh; 167] Met repressie alleen los je dat niet op. Het verregaand gebrek aan ideologische overtuiging is misschien wel de zwakste schakel van de communistische partij van China.

Ten tweede, als de partijleden meer in overeenstemming moeten handelen met de wet, dan veronderstelt dit een goedwerkend rechtsapparaat. Op dat vlak is de laatste jaren wel verbetering vast te stellen, maar is er nog een hele weg te gaan, zoals de affaire van de blinde advocaat Chen Guangcheng heeft duidelijk gemaakt. 

5. Milieu

In het rapport wordt hoge prioriteit gegeven aan de “ecologische vooruitgang”. Nieuw is dat niet, maar deze prioriteit wordt wel voor het eerst geïntegreerd in het globale ontwikkelingsplan van de communistische partij. 

China is weliswaar de grootste vervuiler van de wereld (in absolute termen maar zeker niet per hoofd van de bevolking), maar het levert op dit moment ook de meeste inspanningen op het vlak van milieubescherming. China investeert ongeveer evenveel in groene technologie als de rest van de wereld samen. Het land heeft een van de meest progressieve wetgevingen op milieuvlak, maar het probleem is de toepassing ervan. [Joseph; 282] Heel de kwestie is ook wie moet opdraaien voor de historische ecologische schuld. Het Noorden is verantwoordelijk voor het overgrote deel van de geaccumuleerde CO2 uitstoot. Samen met de andere opkomende landen vindt China dat de landen van het Noorden dan ook het meest moeten bijdragen aan de vermindering van de CO2 emissie.    

6. Buitenlandse politiek

Het rapport kiest resoluut voor “vreedzame ontwikkeling” en voor een “onafhankelijk buitenlands beleid”. China is niet uit op hegemonie of expansie en internationale disputen moeten vreedzaam geregeld worden. Er is verder de aansporing om de strijdkrachten sneller te moderniseren en China uit te bouwen tot een zeemacht, zodat het in staat is de “maritieme rechten en belangen te vrijwaren”. 

De versnelde modernisering van het leger en de uitbouw van de zeemacht lijken op het eerste zicht strijdig met het streven naar vreedzame ontwikkeling. Maar dat moet gezien worden in de toenemende Koude Oorlogsdreiging vanuit de VS. In de Zuid-Chinese Zee zitten belangrijke olie- en gasvoorraden. Zowat de helft van alle intercontinentaal vrachtvervoer moet door deze zee. Voor Washington is de blijvende dominantie van deze zee [7] de sleutel voor zijn leiderschap in deze regio en dus voor de wereldhegemonie. Zestig procent van de VS-vloot bevindt zich in dit gebied en rondom China hebben de VS troepen, militaire bases, steunpunten of trainingscentra in maar liefst 16 landen of zeegebieden. Vorige week nog hielden de VS gezamenlijke militaire oefeningen met Japan in de Zuid-Chinese Zee.

Tegenover die overmacht van de VS is China uiterst kwetsbaar. Op dit moment is de zeemacht van China veel te zwak om een vuist te kunnen maken tegen het Pentagon. Ze hebben amper één (afgedankt) vliegdekschip, dat niet eens operationeel is. Indien Washington dat zou willen, kunnen ze de oliekraan naar China zeer gemakkelijk dichtdraaien. China heeft daar momenteel geen enkel verweer tegen. De VS geven minstens vijfmaal zoveel uit aan bewapening als China, per inwoner is dat zelfs 29 maal zoveel. De Chinese militaire uitgaven zullen dit jaar met iets meer dan 11 procent groeien, maar blijven daarmee in de buurt van de groei van de landen van Zuid-Oost Azië. Dat was vorig jaar 13,5 procent. Eén ding is zeker, als Washington zijn militair activisme in de regio verder blijft opdrijven, dan stevenen we hier onvermijdelijk af op een heuse nieuwe Koude Oorlog.

Tot slot

Het rapport van Hu bevat geen schokkend nieuws. Er zijn geen grootscheepse hervormingen of koerswendingen aangekondigd. De Chinese leiding kiest duidelijk voor continuïteit en voorzichtige, graduele hervormingen. De uiterste gemediatiseerde presidentsverkiezingen in de VS waren dagenlang voorpaginanieuws. Het partijcongres van China is daar zowat het tegenbeeld van. Maar media-aandacht zegt niets over het belang van een evenement. De keuze van de nieuwe Chinese leiding geldt voor tien jaar, die van Obama voor vier jaar. Binnen tien jaar zal China de VS op economisch vlak hebben ingehaald. In China heeft de politieke elite de controle over de economie, in de VS is dat precies omgekeerd. Omwille van al die redenen kan men stellen dat de verkiezing van de nieuwe Chinese leiding en de uitgestippelde koers van het land veel belangrijker zijn dan de toeters-en-bellen-verkiezingen van de VS.

Papieren bronnen

Dickson B., ‘Red Capitalists in China. The Party, Pivate Entrepreneurs, and Prospects for Political Change’, Cambridge 2003. Joseph W., (ed.), ‘Politics in China. An Introduction’, Oxford 2010.
Kuhn L., ‘How China’s Leaders Think. The Inside Story of China’s Reform and What This Means for the Future’, Singapore 2010.
Leonard M., ‘What does China think?’, New York 2008.
McGregor R., ‘The Party. The Secret World of China’s Communist Rulers’, New York 2010.
Porter R., ‘From Mao to Market. China Reconfigured’, Londen 2011.
Shambaugh D., ‘China’s Communist Party’, Berkeley 2009.
Wright T., ‘Accepting Authoritarianism. State-Society Relations in China’s Reform Era’, Stanford 2010.
Xie Chuntao, (ed.), ‘Why and how the CPC works in China’, Beijing 2011.
Zhang Weiwei, The China Wave. Rise of a Civilization State, Singapore 2012.
Zheng Yongnian, ‘The Chinese Communist Party as Organizational Emperor’, Londen 2010.

take down
the paywall
steun ons nu!