De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Wat is jou naam?…

Wat is jou naam?…

woensdag 14 december 2016 22:00
Spread the love

Gelijkheid is een mooi ideaal. Daar kan ik achter staan. Niemand wil terug naar de tijd van bevoogding en extreme klassenverschillen waarbij de omgang via ingewikkelde codes van uiterlijk vertoon verliep. Een samenleving waar echter vlotjes wordt aangenomen dat iedereen zonder meer je maatje is, waar eerbied, respect en beleefdheid overbodig geacht worden, die heeft toch geen kans op bieden van een goede toekomst, goed leven voor iedereen? Tot die bedenking kom ik na een recent bezoekje aan Starbucks Leuven. Waar de dienster mij in het geweer liet komen door haar al te vlotte taal en een “ik-weet-wel-wie-ik-voor-mij-heb”- blik. Wij zijn niét allemaal gelijk en niet allemaal gewoon.(2600)

“Wat is jou naam?” klinkt het uit de mond van de jonge meid die achter de toog staat, ze lijkt een krachtig karakter, maar wel wat moe en lichtjes verbeten aan het werk. De shift loopt klaarblijkelijk ten einde. Ze vragen dat bij dat bedrijf om je naam op je bekertje te kunnen zetten. De eerste keer dat ik deze nieuwe tactiek van Starbucks meemaakte, nu een jaar of twee geleden, vond ik dat wel een sympathieke vondst. Ik herinner mij echter ook dat ik meteen enige reserves had, kanttekeningen vormden zich in mijn geest. We leven in een tijd waarin meer en meer mensen het moeten stellen met beperkte persoonlijke contacten. Meer dan de helft van de “huishoudens” bestaat uit… één persoon. Het is wellicht leuk dat je bij het nemen van je lunch of koffie dan nog eens je naam hoort… Die een-zaam-heid, dat lijdt intussen zoals bekend tot fricties in de markt en de dienstverlening. Zo in de huisvesting; ons land zit met driehonderdduizend woningen die door ouders destijds groot zijn gebouwd, en nu de jongeren uitgevlogen zijn, is er eigenlijk een ombouwbeweging nodig, die voorlopig echter niet op grote schaal op gang komt. Sommige bedrijven hebben de verandering in het snuitje, en bieden kleine porties aan van dit en van dat. Hoe meer vaatwassers en mixers er kunnen verkocht worden, hoe beter. Spullen uitlenen bij de buren is vaak geen optie meer. Van sluipende nadelen van de sinds zeventig jaar gegroeide welvaartsstaat gesproken. Er is veel gelijkheid, maar nog meer eenzame geslotenheid gekomen, zo lijkt het soms. Er is tevens een soort Amerikaanse ‘vlotheid’ in onze cultuur getrokken. Na WOII stelden onze mensen met verbazing vast hoe vlot de GI’s wel waren, die hen van de Nazi terreur en het militaire geweld hadden bevrijd. Het beeld van de soldaat (of de cowboy in de films), die met de beide benen op de stoel of op tafel ging zitten, is iconisch geworden. Sinds die oorlog is er ook een krachtige democratiseringsgolf gekomen, zoals eerder al na de loopgravenoorlog van ’14-’18. Elke gesneuvelde soldaat had met lijf en leven bijgedragen aan de vrede en de vrijheid voor elkeen. Naoorlogse Bewegingen eisten meer zorg en aandacht op van de elite voor de gewone man. Dat zie ik bijvoorbeeld in de trotse raketvormige centrale toren van de sociale woonwijk Sint Maartensdal in mijn stad, Leuven. De stedelijke opdracht werd met enthousiasme gegeven aan een architect die talent had en naam, onder meer door medewerking aan de wereld Expo 58, Renaat Braem (1910-2001). Als peuter zag ik die centrale toren (20 verdiepingen) die werd bekroond met een reuzen grote antenne op een artistieke, gevleugelde stenen sokkel, elke morgen op weg naar het klasje in de verte tegen de lucht afsteken. Ontzagwekkend. Ik was de zoon van een man die bij de luchtmacht had gediend. Die zijn grote interesse in het programma Apollo, “raket naar de maan” van de Amerikanen moeiteloos op mij over droeg. Mij hoor je niet protesteren dat die huizenblokken niet afgebroken maar omgebouwd zijn volgens nieuwe huisvestingsnormen in opdracht van de Maatschappij voor Sociale Huisvesting Dijledal, in het eerste decennium.

Die “democratisering” lijkt mij soms echter bedenkelijke gradaties te krijgen. Te pas en te onpas wordt ik als burger getutoyeerd. (Jammer dat de ontwikkeling van miljoenen Vlamingen intussen wat is achtergebleven, ze kennen zelfs dat woord vaak niet. Ik hoor ze als ze eens Frans spreken, onbekende mensen met “Tu me dis…” aanspreken. Een vloek is dat natuurlijk in die taal. Zelfs de ambassadrice van Rwanda, een fijne, grote en ranke, nobele verschijning waar ik mee had een gesprek opgezet, werd op dat bewuste Moederdag evenement in het Herent van burgemeester Willy Kuypers rond 2002 op die manier beledigend en neerbuigend toegesproken door een gewone Vlaming…De waarlijk nederige dame liet dit zonder protest gebeuren, maar ik kookte inwendig van plaatsvervangende schaamte en wrevel. Ik heb die inlander daarop aangesproken, zo herinner ik mij.

Is het het gevolg van veralgemeende hogere scholing? Het gevoel “wij hebben nu allemaal cultuur”? Latijn is toch niet meer belangrijk om te kennen. We hebben nu allen een serieus inkomen, en zeg nu zelf, “de klant is koning”? Wie kan betalen, die verdient toch evenveel respect als de oude heer, de rechter, de minister, de professor, de moeder van tien kinderen, de veteraan van deze of gene oorlog, de politieman, de officier, de burgemeester?… Misschien maken we voorlopig nog een uitzondering voor de tv-presentator… Ik vrees dat ik daar niet mee akkoord kan gaan.

Tijdens de laatste week van juni reageerde Tinneke Beeckman met groot doorzicht en welsprekendheid, zoals gewoonlijk, op mijn stukje bij dewereldmorgen waarin ik streng was geweest voor haarzelf en enkele anderen lokale filosofen en BV’s m/v. Die hadden voor mij al te lauw ingestemd met bepaalde toch wel bedenkelijke standpunten over zorg voor armen en doeltreffende inzet van kapitaal om noden te lenigen van de Australische ethicus Peter Singer, te gast in mijn geboortestad. Bij mijn stukje had ik een foto gebruikt van het panel waarop twee filosofes met gesloten ogen, als het ware in slaap, te zien waren. Het verweer, het filosofische standpunt van Beeckman kwam er in een notendop op neer dat er vandaag bijna niemand meer streng optreedt. En volgens haar zou dat zijn grond vinden in het feit dat nu bijna iedereen een heel open intellectuele stijl huldigt, die hem of haar “tijdig van haar “obsessies” af helpt”. Een man die streng is voor anderen, die heeft ergens een paar obsessies te veel. Ik mag verhopen dat zij haar interessante redenering niet zo ver doortrekt dat zij elke beleefdheid afwijst.

Ik vind beleefdheid en het gebruik van “u”, de beleefdheidsvorm in de Nederlandse taal zeer betekenisvol. Zeer zinvol, tactvol en verstandig. In bepaalde talen, zoals in die van het volk op het dichtbevolkte eiland dat tegen China aanligt, voorziet de taal voor elk werkwoord in een aparte beleefdheidsvorm. Kiku is “ik/jij kan horen”. Kikoemasu is “U kan horen”. Ik zou er mij niet goed bij voelen indien ik door welke nieuwerwetse geest dan ook bezield, een buitenlandse bezoeker van niveau, bijvoorbeeld een teruggekeerde Winston Churchill, Moeder Theresa, Lawrence of Arabia, madame Curie, Robin Hood of President Kennedy met “jou” zou aanspreken. Zonder op het juiste moment “Sir” of “Madam”, “Thank you very much indeed” of “If you please” te zeggen. Ook vandaag zou ik zuster Jeanne Devos met u aanspreken, of de premier, van welke strekking hij op het moment ook is. En dat zowel in persoonlijke gesprekken, als wanneer ik in een zaal voor publiek een vraag of een bedenking maak.

Ik tel onder mijn vrienden verschillende heren, waaronder een hoogleraar die mij midden jaren tachtig als student heeft college gegeven en examens afgenomen, die mij naar eigen zeggen niet anders dan met u aanspreken, ook in mails, “Omdat ik besef wat u allemaal doorgemaakt en gerealiseerd hebt. Ik doe dit bij niemand anders”.

Zelfs voor een Louis Tobback vindt ik het persoonlijk absoluut passend de beleefdheidsvorm boven te halen. Na zijn toespraak en zijn langdurige aanwezigheid op de elf november viering laatst, heb ik hem gezegd, nadat hij bij de afloop van de plechtigheden een artiest persoonlijk dankte: “Ook voor u, welbedankt!”, en ik schudde de man de hand. In het geval van een massieve mannelijke persoonlijkheid die geregeld zeer dominant kan spreken, wel eens een complete zaal aanwezigen weet te intimideren, zullen ook jonge mensen de opportuniteit van mijn houding wellicht begrijpen. Je kan beter geen ‘gevaarlijke honden’ beledigen of negatief gaan stemmen, denkt de jongere wellicht…

Persoonlijk vind ik de leeftijd al voldoende om respect te verdienen. In handelszaken en op personeelsdiensten van de stad mag de volwassen mens met “u” worden aangesproken. (Voor mij zou dit overigens in publicitaire drukwerken ook mogen in ere hersteld worden; ik erger mij aan Proximus of Telenet in die zin. De commerciële gladheid druipt er vaak van af…) Laatst ging ik een adresverandering melden op het Stadskantoor. De ambtenaar, een vrouw van achterin de dertig, begon meteen met een zin waarin zij “jou” had verwerkt. Ik was in goede stemming, en de dame leek me tof. Meteen heb ik dat gethematiseerd. Dat het toch vreemd was dat u mij meteen tutoyeren gaat. Dat u geen “u” zegt, maakte ik mijn boodschap meteen duidelijk. Ik ken u toch niet. Die dame werd stil, keek mij met interesse aan, knikte een paar keer met het hoofd, vooraleer wij samen in een prettig gesprek zijn gegaan rond deze en andere thematieken. Zij leerde mij dat het de politiek was bij de personeelsdienst iedereen met jou aan te spreken, suggereerde zelfs dat trainingen en vormingen dat aanraden. Zij moest na wat nadenken bevestigen dat dit niet zo evident is. Dat beleefdheid aan de balie waardevol is.

Ik werk zelf deeltijds aan de onthaalbalie van het Agentschap Integratie en Inburgering, en het Huis van het Nederlands. Ik maak er een prettige opdracht en een erezaak van de nieuwkomers zeer vriendelijk en ook zeer beleefd te ontvangen in onze provinciale hoofdstad. In het besef dat ik een van de eerste gezichten ben die zij voor zich krijgen na te ‘landen’ in ons land. In ons kleine koninkrijk. Dat voor hen vaak het verschil tussen leven in de hel en in een normale menselijke omgeving betekent. Dat hoop verbeeldt. Leven in een omgeving waar geen vuurwapens circuleren op straat. Waar de politie je niet zal intimideren, oppakken zonder grote reden, laat staan folteren. Waar je je mening over mensbeeld, wereldbeeld en politieke ideologie mag ter sprake brengen en publique of in lezersbrieven kan laten opnemen in de kranten, van de populaire tot de intellectuele bladen, zonder enig gevaar. Waar je met inzet van je moed en vorming en capaciteiten een beroep mag verhopen op te nemen, waardoor je een deftig leven kan gaan leiden, en op termijn misschien een gezin kunt stichten of bewaren. Met daarnaast kansen tot deelname aan een waaier van activiteiten die je geest voedt, en je een besef van je menselijke waardigheid zal geven of hernieuwen. Er wordt veel gepraat – en blijkbaar gevreesd – dat grote groepen mensen uit landen ver en dichtbij naar ons gaan komen omdat wij een goed opvangnet hebben voor de kwetsbaren. Ocmw, sociale huisvesting, ziekteverzekering, pensioen, degelijke medische zorgen aan normale prijzen… Vreemd dat er daarbij bijna nooit naar wetenschappelijke onderzoeken op dit vlak wordt verwezen. Want die zijn er natuurlijk wel. Mijn goede kennis Dirk Draulans van Knack heeft dat wel gedaan. In een artikel in dat blad van drie weken terug. En wat zien we? Dat dit aanzuigeffect gewoon niet speelt. De mensen die uit de zwarte hel vluchten die zich heeft ingesteld in hun geboortestad, die komen naar landen waarvan de mare gaat… dat je er werk kan vinden. Zo is dat, en niet anders.

“Wat is jou naam?” zegde omstreeks zeven uur in de avond dus de jonge vrouw als eerste zin na mijn bestelling. Zij had een verstandig klein gezicht met kort blond haar en moet ongeveer negentien jaar zijn geweest. Starbucks Leuven Station. Ik was verbaasd deze vraag te krijgen, want ik had net aangegeven mijn chocomelk in een porceleinen tas te willen drinken. Dat is nog zo iets. Raymond zingt er terecht al twintig jaar over: bier in plastic bekertjes… we zijn de cultuur kwijt. Geen stijl, mijnheer! Die kartonnen potjes van de betreffende koffieketen vind ik maar niks. De dranken zijn vaak delicieus, zeker in de advent, met wat kaneel en room. Dat smaakt toch niet goed in wat in het Frans “un gobelet” heet? Dat noemen Engelstaligen, zo een bekertje: “pathetic”: – zielig. Pathetisch. Gewoonlijk gaat de waan van de dag nog niet zo ver dat de stiften ook ingezet worden op echte tassen. Toch kreeg ik dus die vraag. “Hoe heet jij?”en de stift werd in aanslag gehouden. Ik heb verzet aangetekend. “Zou u dat ook met “u” kunnen zeggen? – Ik vind dat niet fijn dadelijk met “jou” aangesproken te worden”. – Het vrouwtje was stil gevallen bij mijn opmerking, keek mij aandachtig aan, licht gespannen. “Niet fijn?” vroeg zij voor alle zekerheid. Dit soort reactie had het kind echt niet zien aankomen. Ik ben leraar geweest en koester een didactische houding die gelooft in de opvoedbaarheid van de mens. Dus voegde ik toe: “Ik ben veel ouder dan u”. – “Zeg het nog eens!?” en ik keek haar met verwachting aan. “Wel, laat maar” kwam er, en de gewone procedure werd verder gezet. Vier euro en half voor de kleinste tas. Maar lekker. (Terzijde: een van de mooie voordelen in een internationale keten als Starbucks is dat mensen van vreemde origine er gemakkelijk worden opgenomen, zowel onder het personeel als tussen de klanten. In een Vlaamse stamcafé, zoals Den Ouden Tijd, waar ik mijn aperitief een uurtje geleden had genomen, ligt dat wel anders.

Ja. Ik vind dat ik van een vrouw, een jonge vrouw die mij van haar nog pluim kent, een respectvolle en dus beleefde behandeling verdien. Toen ik bij mezelf na het incident en het zien van haar verwondering eens naging waarom dit zo zou zijn…kwam ik snel uit bij een aantal zaken die ik gedaan en gepresteerd, en ook geleden heb sinds ik in het jaar van de Cubacrisis en de start van het Vaticaans Concilie ben geboren. Zo heb ik enkele jaren leerlingen geschiedenis, kunst en godsdienst bijgebracht in dagonderwijs. Enkele jaren lang heb ik de lastige taak vorm gegeven jongeren bij hun overgang naar het volwassen leven en de hogere studies een soort rite de passage te bieden. Ik was “bezinningsbegeleider”. Dat kon niet in een degelijk statuut. Het mocht ook de naam retraite niet meer dragen. De waarde van die drie dagen blijft onverminderd. Ik leerde jongeren nadenken en spreken over relaties en seks, leerde hen elkaar te masseren, gaf relaxatie met muziek, nam hen mee op boswandelingen en leerde hen genieten van het meemaken van een echte zonsopgang, na een vroege start van de dag en wandeling in het aardedonker… Heel belangrijk in stressvolle, eenzame tijden allemaal. Bovendien, en ik geef toe dat een jonge vrouw zich dat wellicht niet kan realiseren, ben ik jager geweest. Ik heb dieren van twee keer ons gewicht vakkundig opgezocht, geschoten, en met mijn jachtmes van de ingewanden ontdaan. Tevens heb ik een aantal relaties gehad. Ik ben gehuwd geweest. Ik heb geregeld genoten van praten, grappen maken en het hof maken. Ik heb acht jaar naar het grote verborgen verdriet van Vlamingen geluisterd bij Tele-Onthaal. Ik heb, zonder overdrijven, mannen en vrouwen tijdens super intense gesprekken van hun voornemen afgebracht zich die nacht zelf nog te zelfmoorden… Daarnaast heb ik gedurende periodes zwarte sneeuw gezien. En medische hulp nodig gehad.

Starbucks zal het naar ik verwacht wel begrijpen, als ik mijn klacht formuleer. Dat ik liever met “u” wordt aangesproken. Ook zonder dat ik twee meter lang ben en terwijl ik geen helm of machinegeweer draag. Met of zonder keizersbaardje in zilveren haar. Denkt u ook niet?

N. B. Toelichtingen over de toonaangevende Sociale Hoogbouwwijk Sint-Maartensdal en ontwerper Renaat Braem: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/125467

take down
the paywall
steun ons nu!