Opinie, Nieuws, België -

Wat doen we met die andere jongeren die (willen) vertrekken?

Alle spotlichten zijn gericht op de enkele tientallen jongeren die naar het front in Syrië trekken. Nadia Fadil staat stil bij een andere groep jongeren en jongvolwassenen die België evenzeer dreigt te verliezen. Deze geschoolde elite trekt naar het buitenland door de miskenning en het verzuurde maatschappelijk debat in België.

maandag 15 april 2013 09:20
Spread the love

België maakt zich sinds een aantal weken zorgen over jonge moslims die naar Syrië trekken om de wapens op te nemen tegen het Assad-regime. Verschillende analisten werden daarom aangesproken om hun visie ter zake te bieden. De diagnose luidt unisono: het gaat om een ontredderde groep jongeren die het vertrouwen in de samenleving kwijt is, en we moeten deze zien te herstellen. Sommigen stellen zelfs voor om in België de-radicaliseringsprogramma’s in te voeren, naar het voorbeeld van Groot-Brittannië dat sinds de aanslagen van 7/7 zulke programma’s heeft lopen.

De aandacht die uitgaat naar deze jongeren en de wijze waarop deze problematiek wordt gekaderd is, hoewel volledig legitiem, echter ook merkwaardig te noemen. Zo maken weinig analyses melding van het feit dat de deelname aan de strijd in Syrië en de “heldenstatus” die de jongeren hieraan kunnen ontlenen misschien gelijk staat aan het historisch voorbeeld van de meer dan 40.000 mannen en vrouwen uit 53 verschillende landen die tussen 1936 en 1939 deelnamen aan de Spaanse burgeroorlog en meevochten in de strijd tegen ‘het Fascisme’ (waaronder de fameuze Britse schrijver George Orwell, een kleine Amerikaanse delegatie die de naam de Abraham Lincoln Brigade droeg en ook Belgen waar Albert De Coninck uitvoerig over vertelt in zijn boek España. Belgen in de Internationale Brigade uit 1972).

Maar dit even terzijde. Want in deze tekst wil ik vooral kort stilstaan bij een andere groep jongeren, jongvolwassenen, die we evenzeer dreigen te verliezen. Het gaat hier niet zozeer om “gemanipuleerde” en “geradicaliseerde” jongeren dan wel om een geschoolde elite die vaak over de middelen beschikt om naar het buitenland te gaan en dat in het slechtste/beste (aan u de keuze) geval ook doet. In deze verhalen fungeren ervaringen van miskenning wanneer nieuwe en creatieve inzichten worden aangereikt en het verzuurde maatschappelijk debat als rode draad. Om onze collectieve bezorgdheid over de moslimjongeren die naar het buitenland trekken wat bij te staan wil ik de lezer daarom een kleine greep bieden uit de andere verhalen die ik sinds een aantal jaren op toenemende basis tegenkom.[1]

Amina, begin dertig. Succesvolle manager in een internationaal bedrijf dat zich toelegt op caloriearme en ethisch verantwoorde voeding. In haar vrije uren is ze actief in twee organisaties als bestuurslid. Ze ziet eruit als iemand uit de modeblaadjes. Heeft sinds haar aankomst in het bedrijf de verkoopcijfers op een significante manier omhoog getrokken. Haar oversten, en zelfs de CEO van haar bedrijf, hebben haar tijdens de nieuwjaarsreceptie uitvoerig gecomplimenteerd voor haar “schitterende” resultaten.

Haar suggestie om een lijn te ontwikkelen die zich ook op de moslimconsument en halal voedsel zou richten wordt echter stelselmatig op een “njet” onthaald. Hoewel dat laatste volledig in de lijn van het bedrijf ligt, aangezien de producten die ze maken in de feiten reeds halal zijn (dwz. alcoholvrij en plantaardig), ligt dat laatste te delicaat en wil het bedrijf zich hier niet aan verbranden. Ook andere doorgroeimogelijkheden binnen het bedrijf blijven beperkt. Ze is aan het uitkijken naar een andere job. Liefst in het buitenland.

Hamid, eind twintig. Is net van start gegaan in een prestigieus internationaal auditbedrijf als strategische adviseur. In Montréal. Dat ligt in Québec, Canada. Het was geen bewuste keuze. Eerder een toevallige samenloop van omstandigheden die begon met een Erasmus uitwisseling vanuit Brussel die aanvankelijk 6 maanden zou duren. 6 maanden werden 4 jaar, waarvan een aantal in een hoog aangeschreven business school.

Aan terugkeren denkt hij niet, ook al mist hij zijn familie en vrienden. Bij een recent bezoek deze winter was hij uitgenodigd door zijn oude school om over zijn ervaringen en “succesverhaal” te vertellen aan een groep laatstejaars. Hij vertelde hen dat ze trots moesten zijn op hun afkomst, zich niet mochten laten doen en goed moesten beseffen dat racisme en discriminatie deel uit zou maken van hun traject. Na afloop was hij tevreden over het gesprek met de jongeren, maar was vooral getroffen door de blik van een aantal leerkrachten: “Ils me regardent comme un Arabe” vertelde hij. Een blik die zwaar weegt, een blik die hij niet langer kon uitstaan en niet langer wil ondergaan.

Assiya en Aziz. Begin twintig. Jong leuk stel. Zijn enkele maanden geleden vertrokken. Misschien voorgoed, misschien voor even. Eerst Chicago, nu New York. Dat ligt in de Verenigde Staten. Misschien volgt een andere eindhalte. Misschien ook niet. Assiya is nog net niet afgestudeerd in de bedrijfscommunicatie. Net niet. Ze vermoedt dat het misschien te maken heeft met haar hoofddoek. Of met haar Nederlands. Opgevoed in het Frans, school gelopen in het Nederlandstalig onderwijs. Het resultaat is een zware, doch charmante, Franse “r”. Drukt zich vlekkeloos uit. Maar niet goed genoeg volgens de docente Nederlands die haar keer op keer op haar examens buist. Heeft beroep aangetekend, verschillende docenten aangesproken. Veel sympathie, maar weinig steun. Haar eindproject heeft ze mij op haar splinternieuwe iPhone 4 deze zomer getoond. Een trendy, blits en veelkleurig filmpje, net als haarzelf.

Saida. Begin veertig. Heeft reeds meerdere levens geleid. Haar meest recente is dat van ethisch bewuste zaakvoerster en modeontwerpster die elegante kledij ontwerpt voor vrouwen, inclusief gesluierde. Is niet op haar mond gevallen en laat zich op regelmatige basis kritisch uit rond de zogeheten “gevoelige” thema’s in onze samenleving: racisme, de hoofddoek, islamofobie. Dat levert haar veel sympathie op als “nieuwe stem”, maar de modewereld blijkt voorlopig weinig geïnteresseerd te zijn in haar werk. Een investeerder, die haar werk geweldig vindt en ook andere modelijnen financiert, overwoog een tijd haar project te ondersteunen. Na meerdere gesprekken en talloze afspraken werd haar werk uiteindelijk “te riskant” bevonden. Haar “uitgesproken standpunten” zouden hem in een delicate positie kunnen brengen. Ze overweegt migratie, geeft aan dat het met de dag moeilijker wordt om het hier uit te houden, maar voorlopig houdt ze het vol.

Dit is maar een greep uit de verhalen van een groep waar men het vaak over heeft maar zelden mee praat. Wat hun representativiteit is voor de “moslims” of “Marokkanen” in Vlaanderen laat ik in het midden. Wat ik niet in het midden laat is de vaststelling dat steeds meer actoren die tot voor kort een leidende rol speelden in een aantal belangrijke organisaties nu een exit overwegen of reeds hebben genomen. Een exit uit het debat, uit het land, uit hun positie als “Marokkaan” of “Moslim”.

Bovendien hebben deze verhalen één ding met elkaar gemeen: het gaat hier niet om een ontredderde, werkloze en laag opgeleide generatie, maar om verspilde talenten. Intelligente, vaak hoogopgeleide, gedreven, creatieve wezens die een unieke bijdrage zouden kunnen leveren in het hertekenen van ons land maar hierbij voortdurend tegen een glazen – neen: betonnen – plafond moeten botsen: die van het racisme. Dat laatste vertaalt zich in de overtuiging dat “de andere” (of “de allochtoon”) weinig nieuws aan deze samenleving heeft bij te brengen en zich moet beperken tot de status van de ‘te integreren burger’.

België is niet enkel een handvol jongeren aan het verliezen die ten strijde trekken tegen het Assad regime, het is ook en vooral kostbare “human capital” (om het in droge economische termen uit te drukken) aan het verliezen waar op dit moment geen cijfer op staat. Mensen die een unieke rol in deze samenleving kunnen spelen, die de uitdaging van de globalisering waar ons land en continent mee worstelt kunnen begeleiden, die een brugfunctie kunnen maken tussen verschillende werelden, verschillende referentiekaders, verschillende talen. Voorlopig blijven we echter blind en doofstom voor deze verspilde talenten en laten we ons liever door de schreeuwerige angst- en vijandsbeelden die ‘de Islam’ omringen verlammen.

Voor hoe lang nog?

Nadia Fadil is docente en verricht onderzoek naar minderheden, multiculturalisme en religie binnen de vakgroep antropologie aan de KU Leuven.

1 De verhalen zijn echt, de namen niet – dit om de privacy van de betreffende personen te beschermen.

take down
the paywall
steun ons nu!