Opinie - Stefaan Marteel

Wat de onderdrukking van de Parijse Commune 150 jaar geleden betekend heeft voor de Europese geschiedenis

vrijdag 28 mei 2021 14:09
Spread the love

 

Deze week is het 150 jaar geleden dat in Parijs een bloedig einde kwam aan de Commune, het revolutionaire en radicaaldemocratische Parijse stadsbestuur dat in maart 1871 werd geïnstalleerd en verregaande sociale maatregelen nam, om twee maanden later reeds hardhandig door het leger de kop te worden ingedrukt. Op 28 mei werd het laatste verzet op de begraafplaats van Père-Lachaise gebroken, en werden 150 communards voor de Mur des Fédérés gefusilleerd. In de voorafgaande ‘Semaine sanglante’ (‘Bloedweek’) waren reeds duizenden standrechtelijke executies uitgevoerd (de schattingen lopen uiteen van 6.500 tot 25.000 slachtoffers). Maar het is niet enkel omwille van het hoge aantal slachtoffers dat de Commune verdient om herdacht te worden.

Slotact van de Franse Revolutie

Wat de mislukking van de Commune en de daaropvolgende constructie van de Derde Republiek betekende in de Franse geschiedenis, komt symbolisch goed tot uitdrukking in de wederwaardigheden van de Colonne Vendôme. Dit is de triomfzuil die Napoleon in 1810 liet neerzetten op het Place Vendôme in Parijs, met daarbovenop een standbeeld van de despoot gekleed als Romeinse keizer. De zuil had in de regimes volgend op Napoleon reeds enkele malen een andere bestemming gekregen, maar was onder Napoleon III (1852-1870) in zijn oorspronkelijke vorm gerestaureerd. De ‘communards’, republikeinen die zich spiegelden aan de radicale Parijse Commune tijdens de Franse Revolutie, noemden de Colonne Vendôme ‘een affirmatie van het militarisme, een ontkenning van het internationale recht, en een eeuwige aanslag op de broederlijkheid’, en besloten haar af te breken.

Na het neerslaan van de Commune werd het monument echter (nog een keer) in zijn oorspronkelijke vorm heropgebouwd. Dit bezegelde de omarming van de napoleontische erfenis van militaire glorie en autoritair gezag door het nieuwe republikeinse regime, wat meteen het einde betekende van de traditie van revolutionair republicanisme die uit Revolutie was voortgekomen. De republikeinse staatsvorm werd ‘quelque chose allant de soi’.

Staatsgeweld

Maar het neerslaan van de Commune betekende meer dan dat finaal het doek viel over de Franse Revolutie. Zoals John Merriman het verwoordde, hielp ‘de moordlustige, systematische staatsrepressie die op de Commune volgde de demonen van de twintigste eeuw ontketenen’. Er ontstond een ‘zwarte legende’ rond de Commune, die tevens een grote weerklank kende in andere Europese landen, waarbij de communards als een soort autochtone barbaren werden afgeschilderd, en dit droeg ertoe bij dat het repressief potentieel van de staat aanzienlijk zou worden uitgebouwd. Staatsgeweld was daarenboven een erfenis van de Commune door de les die de revolutionaire socialisten (die in de Commune in navolging van Karl Marx de aankondiging van de toekomstige klassenstrijd zagen) eruit trokken, namelijk dat bij een volgende revolutie alle politieke oppositie keihard onderdrukt zou moeten worden.

In de onderdrukking van de Commune kondigde zich echter eveneens, minstens symbolisch, de opkomst aan van het virulente nationalisme van de late 19de eeuw. De opstand van de Commune kwam voort uit de nederlaag die Frankrijk had geleden in de Frans-Pruisische oorlog van 1870-1871, met de daaropvolgende uitroeping van het Duitse keizerrijk in het paleis van Versailles en de Duitse annexatie van Elzas-Lotharingen als gevolg. Parijs had maandenlang, ondanks grote ontberingen, succesvol weerstaan aan de belegering van de Pruisische leger, maar werd uiteindelijk door de naar Versailles geëvacueerde regering ‘in de steek gelaten’. De onwil om de capitulatie te aanvaarden en de vrees voor een restauratie van de monarchie zorgden, samen met sociaaleconomische factoren, voor de opstandigheid van de Parijse bevolking.

Nationalisme

Maar ondanks deze patriottische ingesteldheid, de trouw aan Frankrijk als land van de vrijheid en het republicanisme, was ideologisch nationalisme de Commune vreemd. Zoals Kristin Ross heeft betoogd, was het een belangrijk aspect van de Commune dat ze de nationale begrenzing van de samenleving in vraag stelde. Volgens de officiële krant van de Commune werd er gestreden onder ‘de vlag van de universele republiek’, en in revolutionaire strijdliederen werd de ‘eenzame opsluiting van de nationaliteit’ aangeklaagd. Daarmee knoopte de Commune aan bij de universalistische en federalistische aspiraties van het revolutionaire tijdvak op het einde van de achttiende eeuw, maar ook bij anti-nationalistische stemmen in de eigen tijd (zoals die van de radicale denker Pierre-Joseph Proudhon).

In schril contrast daarmee stond het nationalisme van de Franse regering in Versailles, wat zich uitdrukte in het afschilderen van de communards als ‘on-Frans’ en ‘kosmopolitisch’. In die context kreeg de Colonne Vendôme alsnog een nieuwe bestemming. Zo verwees maarschalk Patrice de Mac Mahon, toen hij zijn troepen toesprak voor de finale aanval tegen de Commune, naar de ‘heiligschennis’ die de communards hadden begaan door Napoleon van zijn sokkel te halen, waarmee ze niets minder hadden willen bereiken dan ‘het uitwissen van de herinnering aan Frankrijks militaire deugden’. Na de repressie ging men op die toon verder: Gustave Courbet, de schilder die als aanstoker van het neerhalen van de Colonne Vendôme werd beschouwd, werd als ‘Pruisische vandaal’ afgeschilderd – om vervolgens in een groot showproces te worden verbannen en met de kosten voor de heropbouw van het monument te worden opgezadeld. De napoleontische mythe werd zo onderdeel van een nationalistisch vertoog waarin etniciteit, sociaal conservatisme en verheerlijking van het nationale verleden met elkaar vermengd werden.

Een boodschap van republikeins universalisme

Zoals Hannah Arendt heeft beschreven, werden burgerschap en nationaliteit in heel Europa doorheen de negentiende eeuw in toenemende mate als synoniemen beschouwd, en stelde niemand uiteindelijk nog de stelling in vraag, dat ‘ware vrijheid, ware emancipatie en ware soevereiniteit enkel verkregen kunnen worden door middel van volledige nationale emancipatie’. Het was deze overtuiging die aan de basis lag van de aanslag door een Bosnisch-Servische nationalist in Sarajevo, die Frankrijk en Duitsland eindelijk in de gelegenheid stelde hun oude rekeningen te vereffenen. Wat volgde waren twee wereldoorlogen.

Met de Europese Unie bouwen we sindsdien aan een politieke wereld waarin we nationaliteit als fundament van politiek en burgerschap achter ons kunnen laten – tot dusver met gemengd succes. Tegen die achtergrond verdient de herinnering aan de Commune in leven te worden gehouden, als de laatste politieke gebeurtenis in Europa waarin, in weerwil van de nationalistische dogma’s, een boodschap van republikeins universalisme werd uitgedragen.

 

Stefaan Marteel is historicus en auteur van Natiestaat contra Republiek: de ‘verloren schat’ van het republikeinse universalisme

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!