Cristina Kirchner (Argentinië) en Evo Morales (Bolivia)
Essay, Nieuws, Wereld, Politiek, Bolivia, Imf, Wereldbank, Begrotingstekort, Evo Morales, Latijns-Amerika, Milton Friedman, Neoliberalisme, UNDP, Liberalisering, Besparingsbeleid, Wateroorlog, Rood!, Washington Consensus, Nationaliseringen, CEPAL, Chicago-boys -

Washington-consensus? Voor Europa, niet voor Bolivia

Ook Bolivia zat ooit in de wurggreep van de hyperliberale denker Milton Friedman. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF), dat instond voor de uitvoering van een flink pak van zijn ideeën, botste op het verzet van nieuwe sociale bewegingen en die brachten Evo Morales aan de macht. Bolivia doet het nu anders, zonder Washington-consensus. Westers links kan inspiratie opdoen uit deze zoektocht.

vrijdag 25 mei 2012 19:05
Spread the love

De Europese Unie bestond op 9 mei 62 jaar. Veel reden om te feesten was er niet, want op deze respectabele leeftijd dreigt de oorspronkelijke Schuman-constructie te verzanden in de grootste crisis van haar bestaan. De markten (lees: aandeelhouders!) spelen baas over de politiek.

De EU houdt zich krampachtig vast aan haar neoliberale evangelie, gebaseerd op de Washington-consensus van vorige eeuw. Ook Bolivia zat ooit in de wurggreep van de hyperliberale denker Milton Friedman. 

Het Internationaal Monetair Fonds (IMF), dat instond voor de uitvoering  van een flink pak van zijn ideeën, botste op het verzet van nieuwe sociale bewegingen en die brachten Evo Morales aan de macht. Bolivia doet het nu anders, zonder Washington-consensus. Westers links kan inspiratie opdoen uit deze zoektocht naar een nieuwe grammatica voor links.

Chicago-boys

Op 9 juli 1985 stapt een jonge VS-econoom en Harvard-professor in La Paz uit het vliegtuig. De Amerikaan wilde met eigen ogen de economische crisis en de hyperinflatie in Bolivia bestuderen. Zijn naam was Jeffrey Sachs en Bolivia zou zijn eerste patiënt worden. Hij was uitgenodigd door David Blanco, een student van hem die in de jaren zeventig nog minister van Financiën in Bolivia was geweest.

De succesvolle econoom baseerde zich deels op de shocktherapie-ideeën van Nobelprijswinnaar Milton Friedman en zijn Chicago-boys, die tijdens de Chileense dictatuur van generaal Augusto Pinochet hun theorieën al ongehinderd hadden kunnen toepassen, en deels op het werk van de Britse econoom John Maynard Keynes, die aan de overheid een belangrijke rol toebedeelde in het economische leven. (1)

In zijn The end of poverty wijdt Sachs, die nu adviseur is voor de VN en een belangrijke rol speelde in het vaststellen van de VN-Millenniumdoelstellingen, een hoofdstuk aan de manier waarop hij de hyperinflatie van dat Andesland wist te bestrijden. Hij fluisterde toen de pas verkozen president Víctor Paz Estenssoro een shocktherapie in het oor en het ‘Het wonder van Bolivia’ geschiedde.

Met behulp van  planningsminister Gonzalo Sánchez de Lozada, ook een Chicago-boy die achteraf president zou worden, ramde Paz Estenssoro het draconische decreet 21060 in de strot van de Bolivianen. In de economische literatuur wordt de interventie van Sachs als het ongelooflijke succesverhaal van de vrije markt beschouwd, maar de sociale ravage was enorm.

Zich baserend op deze ‘succesvolle’ interventie – de duizenden werklozen en de vergroting van de armoede werden gemakkelijkheidshalve als collateral damage beschouwd – werd de zogenaamde Washington-consensus bekendgemaakt.

Het standaard hervormingspakket dat ‘in consensus’ werd opgesteld, bevatte tien beleidsaanbevelingen voor landen die getroffen werden en worden door een economische crisis. Op de eerste plaats van dat neoliberaal evangelie stond de heilige koe die ‘begrotingsdiscipline’ heet.

Op vijf, zes, zeven en acht kwamen volgende beleidsaanbevelingen: een concurrerende valutakoers en de liberalisering van importen met nadruk op het wegnemen van kwantitatieve restricties. Alle overblijvende protectie moest laag zijn en bestaan uit uniforme toltarieven. Verder werd er gepleit voor liberalisering van buitenlandse directe investeringen en natuurlijk – op acht – ook privatisering van bedrijven in staatseigendom.

Van Washington naar Europa

Wie was nu tot deze Washington-consensus gekomen? Het waren enkele goede multinationale buren, gehuisvest in Washington, met name het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank, die in samenspraak met het Amerikaanse ministerie van Financiën dit staaltje van marktfundamentalisme aan hun boezem drukten.

Deze neoliberale consensus drong ook in Europa door. In 1992 al werden in het verdrag van Maastricht de zogenaamde convergentienormen vastgelegd, waardoor het begrotingstekort van de lidstaten maximaal drie procent van het BBP mocht bedragen en de overheidsschuld onder de zestig procent moest geraken.

Mooie doelstellingen vooral dan als je weet dat bij de bankencrisis van 2008 de landen van de eurozone 36,5 procent van hun gezamenlijke BBP ter beschikking stelden om de banken te redden. Begrotingsdiscipline? Vergeet het maar: staatsschulden en begrotingstekorten schoten omhoog.

De Europese commissie en de Europese Centrale Bank (ECB), onder impuls van Duitsland, de beste leerling uit de neoliberale klas, zetten zware druk op de lidstaten om aan begrotingsdiscipline te doen. Voorzitter José Manuel Barroso sprak in 2010 over ‘een stille revolutie’.

“Een stille revolutie naar een sterkere economische governance, stap voor stap. De lidstaten hebben aanvaard – en ik hoop dat ze het correct begrijpen – een heel belangrijke macht aan de Europese instellingen te geven op het vlak van toezicht, en een veel striktere controle op de overheidsfinanciën.”

De meest ingrijpende pressie kwam echter van de hongerige aandeelhouders die via de geldmarkten de slechte leerlingen rode cijfers bezorgden. En de politici? Die keken verontrust toe, gewrongen als zij zaten tussen het dictaat van de (Europese) Washington-consensus en een morrende, volledig uitgewrongen bevolking.

Het VN-comité voor economische, sociale en culturele rechten heeft de centrumrechtse Spaanse regering van Mariano Rajoy al gewaarschuwd voor de gevolgen van haar zwaar besparingsplan in een land met een explosieve groei van de werkloosheid tot 24 procent – 55 procent bij de jongeren! – en toenemende armoede-indicatoren die al 22 procent van de Spaanse huishoudens treffen.

En in Griekenland zijn die indicatoren mogelijk nog slechter. Tijdens de recente verkiezingen deden de zwaar geplaagde en verbolgen Grieken dan ook het traditionele politieke kaartenhuisje in elkaar storten. Misschien wordt ook Frankrijk onder François Hollande een volgende dwarsligger en in het economisch orthodoxe Duitsland lopen nu ook al politieke ‘piraten’ rond. Who is the next?

Oorlog om water

Bolivia kreeg ook een flinke portie van de Washington-consensus over zich heen. Steenrijke Chicago-boy Sánchez de Lozada werd in de jaren negentig president en volgde het evangelie van de Washington-consensus op de voet. Bolivia bleef nog even een goede leerling in het klasje van de Chicago-boys.

Tijdens zijn eerste regeerperiode werden alle staatsbedrijven in het uitstalraam geplaatst en voor weinig geld geprivatiseerd. Sánchez de Lozada noemde het eufemistisch ‘gekapitaliseerd’. Het spectaculairste voorbeeld is de guerra del agua (de oorlog om het water) die in 2000 in de stad Cochabamba werd uitgevochten en die onder meer via de Spaanse film Tambien la lluvia ook bekend werd in Europa.

Het snel groeiende Cochabamba zat al jaren met een waterbevoorradingsprobleem. Het gemeentelijke SEMAPA (Servicio Municipal de Agua Potable y Alcantarillado) slaagde er niet in om aan de behoefte te voorzien en, mede onder druk van de Wereldbank, ging de Boliviaanse regering in 1999 over tot privatisering van het bedrijf.

Een nieuw bedrijf Aguas del Tunari, genoemd naar de bergtop die de dorstige vallei van Cochabamba beheerst, tekende dat jaar een akkoord met de toenmalige regering van Hugo Banzer. Achter de façade van die mysterieuze nieuwe onderneming ging echter een multinational schuil: het Amerikaanse Bechtel Enterprises uit San Francisco, dat zich via haar dochteronderneming International Waters Limited (IWL) in de waterbusiness had geworpen.

In dat contract stond dat Aguas del Tunari gedurende veertig jaar de nieuwe waterleverancier zou worden en dat zij voor haar diensten een jaarlijkse winst van gemiddeld 16 procent mocht verhalen op de gezinnen uit de stad. Een meer dan lucratief project dus. Zeg maar om aandeelhouders te laten watertanden. De waterfactuur van de consumenten ging ineens drastisch omhoog – soms met 300 procent! – en leidde tot een felle reactie van de Cochabambinos.

De campagne tilde de Cochabamba-case op tot hét voorbeeld van hoe er succesvol kon worden opgetreden tegen multinationals. Op Google vind je nu meer dan 127.000 webpagina’s waarin Bechtel gelinkt wordt aan de Cochabamba-revolte.

Daar kwam dan nog eens bij dat op hetzelfde ogenblik in de straten van Washington door de opkomende andersglobalistische beweging geprotesteerd werd tegen de jaarlijkse vergadering van het IMF en de Wereldbank.

Oscar Olivera, woordvoerder van de revolte, vloog naar Washington en werd daar door Ralph Nader en duizenden activisten enthousiast onthaald. Cochabamba werd in een klap het symbool voor andere gevechten om waterdistributie onder publieke controle te houden, van Atlanta tot Stockton en van Uruguay tot India. Dit was een sterk staaltje van ‘glokalisatie’.

De Boliviaanse socioloog Fernando Mayorga, ook inwoner van Cochabamba, omschreef de gebeurtenissen als volgt: “De traditionele logica van sociale mobilisatie vermengde zich met nieuwe modaliteiten van collectieve actie. Op die manier kwam een verbinding tot stand tussen globale initiatieven en lokale dynamieken.”

De wateroorlog was tevens een mooi voorbeeld van de solidariteit tussen organisaties en sociale bewegingen van het Zuiden en het Noorden. Wereldbekende figuren zoals de Indiase schrijfster Vandana Shiva en Danielle Mitterrand, weduwe van François Mitterrand, trokken naar Cochabamba en ondertekenden de ‘verklaring van Cochabamba’.

In 2001 arriveerde Ignacio Ramonet van ATTAC – en toen nog hoofdredacteur van het gerenommeerde Le Monde Diplomatique – in Santa Cruz de la Sierra, waar overgegaan werd tot de stichting van een ATTAC-Bolivia. Sindsdien kunnen de Bolivianen ook een Spaanse versie van Le Monde Diplomatique lezen. 

“In de wereld wist men Bolivia niet eens liggen, maar Cochabamaba en de wateroorlog was hun wel bekend geworden”, zei woordvoerder Oscar Olivera. “Onze strijd heeft aangetoond dat een goed georganiseerde bevolking multinationals kan verslaan.”

Volgens de activist Pablo Solón Romero, Boliviaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties (en die volgens WikiLeaks niet op een goed blaadje staat bij de VS), is de wateroorlog een belangrijk momentum in het Boliviaanse bewustwordingsproces geweest: “Wat wij tijdens de wateroorlog gerealiseerd hebben, stond in een eerste fase los van de andersglobaliseringsbeweging in de wereld. Wij hadden op dat ogenblik alleen een zeer algemeen beeld van het verband tussen internationale akkoorden en de privatiseringswetten in Bolivia. Er was bij ons meer gevoel dan wel echte kennis aanwezig. Wij waren de eerste om verbaasd te zijn over de impact die de wateroorlog internationaal heeft gehad.”

Van gringo naar inheemse Boliviaan

In 2002 kwam de slecht Spaanse sprekende Sánchez de Lozada – hij werd door de Bolivianen een gringo genoemd – opnieuw aan de macht, maar dat is hem toen zuur opgebroken, want hij had zonder de waard gerekend die toen al Evo Morales heette.

Amper een jaar later kwamen verbolgen Bolivianen op straat en dan moet je opletten, want dat volk heeft een strijdtraditie van jaren. Tijdens de zogenaamde zwarte woensdag vielen vele doden, en Sánchez de Lozada vluchtte hals over kop naar de VS waar hij zijn economische mosterd vandaan had.

Wat ging er vooraf aan die gebeurtenissen? Alweer hetzelfde refrein dat gezongen wordt door het selecte koor dat de Washington-consensus had afgesloten. Het IMF wilde aan de regering-Sánchez de Lozada alleen een lening toestaan, indien Bolivia zijn begrotingstekort wilde terugbrengen tot 5,5 procent van het BBP. Dat betekende 8 miljard euro besparen om van een tekort van 8,6 terug te vallen op 5,5 procent.

Om het IMF en belangrijke donoren als Zweden, Duitsland en Denemarken tevreden te stellen, ging Sánchez de Lozada over tot een unfaire directe belastingmaatregel die vooral op de schouders van de zwaksten drukten. Sánchez de Lozada kreeg hiervoor de bloedige rekening gepresenteerd. De centen hiervoor moesten, ook nu weer, opgehoest worden door de gewone Bolivianen. Tussen 1985 en 2005 betaalde Bolivia 5,4 miljard dollar aan zijn schuldeisers, wat neerkwam op 270 miljoen dollar per jaar. Het neoliberale fundamentalisme van Sánchez de Lozada zou hem politiek de das omdoen.

Er waren tijdens die zwarte woensdag ook IMF-mandatarissen in La Paz. Toen het straatgeweld toenam, verlieten zij gauw het vijfsterrenhotel Plaza en vluchtten het land uit. De volgende dag maakte het IMF het bericht bekend dat zij ‘de tragische gebeurtenissen in Bolivia betreurden’, maar dat de internationale instantie bereid bleef verder te onderhandelen met de Boliviaanse regering.

Hun onschuldige handen hadden alleen maar het recept aangereikt dat door anderen moest worden toegediend. Geen vuiltje aan de lucht dus … totdat WikiLeaks uitpakte met enkele geheime documenten van de Amerikaanse ambassade die in 2006, net na de overwinning van Evo Morales, naar Washington werden gestuurd.

“De neoliberale politiek heeft voeding gegeven aan de groeiende politieke afkeer van de Boliviaanse arme bevolking, die tot een sociale revolutie heeft geleid”, stond er in een bericht. De Washington-consensus heeft dus in Bolivia als een boemerang gewerkt.

Cocalero en vakbondsman Evo Morales

De cocalero en vakbondsman Evo Morales met zijn inheems uiterlijk en zijn alpacatruien was intussen ook een graag geziene figuur geworden op bijeenkomsten van het Wereld Sociaal Forum, waar de eenvoudige Aymara op een podium werd geplaatst naast figuren als Noam Chomsky, Ignacio Ramonet, Edward Said, Eduardo Galeano, Toni Negri, Regis Debray, José Saramago, José Bové en Naomi Klein.

Hij zat daar niet alleen, maar met een heel volk achter zich. Dat zou blijken op 18 december 2005 toen 53,7 procent van de Bolivianen hem tot president verkoos. Het was du jamais-vu in de Boliviaanse politieke geschiedenis: nooit kwam een presidentskandidaat in de eerste ronde boven vijftig procent uit.

Een van zijn eerste maatregelen was het terugschroeven van de presidentiële wedde tot 57 procent van het gangbare loon. Dat betekent dat Evo Morales maandelijks 1.875 dollar opstrijkt – geen vetpot voor een president, nietwaar dames en heren CEO’s?, maar dat betekende vooral dat de wedden van ministers en functionarissen die daaraan gekoppeld waren, ook drastisch verminderden.

Morales is een vroege vogel en dat heeft gevolgen voor zijn omgeving. Zo vergadert hij elke maandag om zeven uur ’s morgens met de militaire top met wie Morales een zeer goed contact heeft. Ook in de keuken van het presidentiële paleis grepen er drastische veranderingen plaats. Morales stelde dat er voortaan voor al het personeel moest worden gekookt en niet alleen voor de hoge functionarissen.

Omdat daardoor de uitgaven flink stegen, werd de internationale keuken vervangen door gewone Boliviaanse gerechten waarin de stevige soepen een hoofdbestanddeel vormen. Wie in zijn omgeving tegen een balletje kan trappen, wordt uitgenodigd om mee te voetballen met nummer tien, want dat is het truitje van Evo Morales. Waarmee niet gezegd is dat hij een Cruyf of een Messi is, maar de man kan toch behoorlijk dribbelen met zijn stevig lichaam. Ik ken niet zoveel presidenten ter wereld die geregeld in een voetbalshirt tussen het volk opduiken.

“De aanwezigheid van iemand als Evo Morales aan het hoofd van de Boliviaanse regering is zeer belangrijk. Hij vormt een paraplu waaronder de gewone mensen kunnen schuilen tegen de zure regen van het wilde kapitalisme. Via hem kunnen ook de inheemsen van dit land terug ademhalen, het hoofd oprichten en de anderen trots in de ogen kijken.”

“In die zin is de aanwezigheid van Morales op de hoogste post meer dan een symbool: het is een geweldige ruggensteun voor de inheemse beweging. Het is een belangrijk breekijzer om de interne kolonisatie van de inheemsen te doorbreken.” Dat zei de Aymara-sociologe Silvia Rivera, die Evo Morales goed kent, tegen me in La Paz.

Het nieuwe Bolivia

In de voorbije zes jaar is Bolivia erin geslaagd om de levensstandaard van de bevolking behoorlijk op te krikken. Het nationaal inkomen per persoon in Bolivia is in die periode verdubbeld: van 894 dollar in 2003 naar 1.849 dollar in 2010. Zeven jaar eerder (in 1996) was het 953 dollar en nog zeven jaar vroeger (1989) 714 dollar.

In 2003 was de schuldenlast van Bolivia 64 procent van het BNP en in 2010 nog slechts 15 procent (2). Ter vergelijking: België zit met een schuldenlast van 99 procent van het BNP opgezadeld.

Economische indicatoren wijzen op een verlaging van de werkloosheid en een vermindering van de armoede, maar ook op een verbetering van de gezondheidzorg en het onderwijs. Tussen 2005 en 2010 is de extreme armoede teruggevallen van 38 op 25 procent en de werkloosheidscijfers van 8,5 op 4 procent.

Het UNDP berekende dat Bolivia het topland in Latijns-Amerika is om middelen over te hevelen naar het armste deel van zijn bevolking, met name 2, 25 procent van het BBP. Volgens Alcia Bárcena, secretaris van de Economische Commissie voor Latijns-Amerika van de VN is “Bolivia een van de weinige landen die de kloof  tussen arm en rijk aanzienlijk versmald heeft. Een van de redenen daarvan is de herverdeling van het economisch surplus onder de bevolking”.

In tegenstelling tot vroeger krijgen de gezinnen vandaag een kinderbijslag (de zogenaamde bono Juancito Pinto voor lagere schoolleerlingen) van ongeveer 45 dollar, een pensioentje voor de ouderen (de renta dignidad). De overheid betaalt per jaar 2.400 bolivianos (ongeveer 340 dollar) aan 58-plussers die geen pensioen hebben en 1.800 bolivianos (ongeveer 257 dollar) voor hen die wel een pensioentje hebben.

Alleenstaande moeders (de zogenaamde bono Juanita Azurday) ontvangen een bedrag dat kan oplopen tot 260 dollar voor vrouwen die in het ziekenhuis bevallen en geregeld op dokterscontrole komen. Alleen al om de renta dignidad te kunnen bekostigen, moet de Boliviaanse staat jaarlijks 190 miljoen dollar uittrekken die afkomstig zijn van de hogere royalty-inkomsten.

Ook het minimumloon is sinds het aantreden van Evo Morales met 127 procent gestegen van 440 naar 815 bolivianos en wordt nu opgetrokken tot 1.000 bolivianos of ongeveer 145 dollar. 

Gedurfde en tegendraadse politiek

Op 1 mei van dit jaar heeft Evo Morales de elektriciteitssector genationaliseerd. Het is gedurfd en tegendraads om een ethische politiek te voeren in een tijd dat enkele grote aandeelhouders regering na regering op de knieën krijgen. Het was niet de eerste nationalisatie à la Morales (3).

Dat betekent dat, zoals in de nieuwe grondwet voorzien is, de staat 51 procent van de aandelen opeist. Op 1 mei 2006 begon Morales in de gas- en aardoliesector. Er werd overeengekomen dat de transnationale bedrijven voortaan tot 82 procent in plaats van 18 procent aan royalty’s aan de staat zouden betalen.

Volgens officiële berekeningen zouden de nieuw onderhandelde contracten in 2007 1,3 miljard dollar opgebracht hebben, wat drie keer meer was dan in 2004. In juni 2006 kon de Boliviaanse overheid voor de gasuitvoer naar Argentinië 48 procent meer ontvangen, wat 110 miljoen dollar inkomsten per jaar meer betekende.

De verkoop van gas aan Brazilië en Argentinië leverde in 2009 resp. 1.968 miljoen dollar op en in 2010 2.798 miljoen dollar of een vermeerdering met 42 procent volgens het Nationaal Instituut voor Statistiek INE. Medio 2011 openden de presidenten van Bolivia en Argentinië een nieuwe reusachtige gaspijplijn, die dagelijks 7,7 miljoen m³ aardgas overbrengt en gelijktijdig vloeit er ook dagelijks 30 miljoen m³ natuurlijk gas naar Brazilië.

De regering-Morales nationaliseerde intussen 14 buitenlandse maatschappijen in de sector van aardgas, mijnbouw, telecommunicatie, spoorwegen en elektriciteit. Door de toegenomen staatsinterventie is het aandeel van de publieke sector in het BBP gestegen van 12 naar 32 procent en in 2012 kan dat zelfs 35 procent woorden.

De buitenlandse handel is tussen 2006 en 2011 gegroeid naar 7.317 miljoen dollar. In 2008 groeide de Boliviaanse economie met niet minder dan zes procent en in 2011 met ongeveer vier procent.

Stoute leerling, goede cijfers

Ondanks de totaal andere aanpak van de regering-Morales krijgt Bolivia van de Wereldbank goede economische cijfers. De buitenlandse handel is tussen 2006 en 2011 gegroeid naar 7.317 miljoen dollar. Medio 2010 deelde de Wereldbank mee dat Bolivia was toegetreden tot de landen met een ‘gemiddeld inkomen’ zoals Argentinië, Brazilië, Mexico en Colombia.

Ook het IMF, zich ogenschijnlijk van geen (eigen) kwaad bewust, feliciteerde in 2010 Bolivia voor de economische groei van 6,1 procent, een van de hoogste in Latijns-Amerika. Cepal, de economische commissie voor Latijns Amerika en de Caraïben, berekende dat de Boliviaanse economie in 2011 met 5,3 procent groeide, wat boven het gemiddelde van heel Latijns-Amerika ligt.

Dat Bolivia nu een koers volgt die haaks staat op de economische recepten die het IMF vorige regeringen heeft aangepraat, is blijkbaar een onbelangrijk detail voor deze wereldorganisatie. Bolivia heeft de lijn gevolgd die Argentinië en Brazilië eerder insloegen.

Die landen betaalden hun schulden aan het IMF vervroegd terug, waardoor de instelling geen mogelijkheden meer heeft om in Buenos Aires en Brasilia een streng economisch beleid af te dwingen. Ook Ecuador onder Rafael Correa kon zich op een heel slimme manier van een groot deel van zijn schuldenlast ontdoen. Bolivia wil ook dezelfde weg volgen (4).

Pijnen van een Pachakuti

Vorig jaar ben ik opnieuw naar Bolivia gereisd om het boeiende, maar moeilijke veranderingsproces dat zich daar onder Evo Morales ontwikkelt, te kunnen volgen. Hieruit ontstond mijn nieuw boek ‘Pijnen van een Pachakuti, Bolivia onder Morales‘.

Het is zeker geen ver-van-mijn-bed-show geworden, maar een intellectuele zoektocht naar ‘het goede leven’ en naar elementen voor een nieuwe grammatica van links. Het is ook geen kritiekloos hoera-verhaal geworden, want het proceso de cambio zoals het veranderingsproces in Bolivia genoemd wordt, verloopt met heel veel vallen en moeizaam weer opstaan.

Maatschappelijke veranderingen roepen weerstanden, maar ook hooggespannen verwachtingen op die niet meteen kunnen worden ingelost. Ook niet door een Morales die de laatste jaren zijn stevige voetbalbenen moet gebruiken om zich staande te houden. Toch is er, op een ogenblik dat er een sombere crisissfeer heerst in Europa, meer dan ooit perspectief en hoop in Latijns-Amerika.

Terwijl men in landen als Bolivia een stukje welvaartsstaat probeert op te bouwen, wordt dat model in het Westen (wegens te duur voor de concurrentiepositie) almaar sneller afgebouwd. Terwijl men in Bolivia overgaat tot nationaliseren om de woekerwinsten van aandeelhouders naar een verdelende staat af te leiden, betaalt de consument in Europa zich blauw aan energiefacturen en wordt een bedrijf als Electrabel nagenoeg vrijgesteld van belastingen. In Bolivia gaat het er anders aan toe.

Nationaliseringsoperaties in Bolivia en Europa vertrekken van heel andere uitgangspunten. ‘Nationaliseren’ bij ons leidt niet tot een verkleining van de inkomensongelijkheid, eerder het tegenovergestelde, want de verliezen die door overmoedig speculerende banken als Fortis en Dexia werden gemaakt, moeten door de kleine man weggewerkt worden.

Volgens publicist Bernhard Ardaen kan de tijdbom Dexia nog 20 miljard euro kosten aan de Belgische belastingbetaler. Terwijl in Europa de gemiddelde pensioenleeftijd almaar hoger wordt, vermindert Bolivia die leeftijd van 65 naar 58 jaar en voor vrouwen met drie kinderen zelfs tot 55 jaar. Dat is een voorbeeld van ‘het goede leven’.

Het gaat in het leven niet alleen om productie of  – erger nog – geldaccumulatie. Dat weet men tot in de hoge Andes blijkbaar beter dan bij ons. Ook het pensioenstelsel is genationaliseerd en uitgebreid naar de drie miljoen mensen – 60 procent van de werkende bevolking – die werken in de informele sector, zoals straatverkopers en buschauffeurs. “We creëren een pensioensysteem dat niemand uitsluit”, zei Evo Morales. Bolivia maakt een inclusiebeweging naar zijn bevolking terwijl in het Westen uitsluiting troef is.

Het is gedurfd om een ethische politiek te voeren in een tijd dat enkele grote aandeelhouders regering na regering op de knieën krijgen en de gewone mensen ‘belonen’ met de afbouw van de welvaartsstaat waarvan mensen als Robert Schuman de mede-architecten waren.

De truc met de Chinese vaas

Het geheugen en zeker het historisch bewustzijn van veel mensen zijn slecht. Degelijk onderwijs, goede gezondheidszorgen, vastheid van betrekking en een goed pensioen. Het zijn stuk voor stuk zaken die voltooid verleden tijd zijn. Het vervelende is dat de meeste mensen zich daar amper van bewust zijn, want een hele ‘industrie’ is bezig een neoliberaal bewustzijn te creëren.

De Washington-consensus heeft zich intussen geruisloos over de wereld verspreid. De Chicago-boys zitten dieper in de hersenen van velen onder ons dan we wel zouden vermoeden. Populaire politici als Bart De Wever (N-VA) die schijnbaar een ander discours hebben, zijn er zelfs helemaal van doordrongen. De Vlaamse leeuw van vandaag ademt neoliberalisme uit met een postmodernistisch modeluchtje aan. Arm Vlaanderen, arm Antwerpen dat misschien met zo’n burgemeester zal worden opgezadeld!

Het is zoals de truc met de Chinese vaas die stilaan van de linkerkant van de schouwmantel naar rechts opschuift zonder dat de bezoeker, die nochtans dagelijks over de vloer komt bij zijn buren, het opmerkt. Een kikker die in water leeft dat stilaan opgewarmd wordt, voelt de pijn pas als een kritieke temperatuur overschreden wordt.

Ook de media – waar zijn de kwaliteitskranten van weleer? – doen mee aan die pensée unique-productie. Méér productiviteit, langer werken, maaltijdcheques om de sociale zekerheid te omzeilen en ga zo maar door, worden niet meer in vraag gesteld. Het is veeleer dé vakbond met al zijn stakingen die de zwarte piet toegeschoven krijgt.

Meer dan een eeuw sociale strijd die aan de basis ligt van de welvaartsstaat dreigt uit het collectieve geheugen te verdwijnen. Om die volksverlakkerij te keren, is niet een beetje sociaaldemocratie nodig, maar een volledig nieuwe grammatica voor links. 

Nieuwe grammatica voor links

Op wereldvlak ziet het er naar uit dat de sociale, culturele en economische geografie van een land er binnenkort een zal zijn van met elkaar verbonden stadgewesten. Steden beginnen stilaan de staat te verdringen in de politieke ruimte. Ze vormen het decor waar sociale strijd geleverd wordt.

El Alto, de ‘bovenstad’ van la Paz, is in de recente Boliviaanse geschiedenis de ‘voorhoede’ van de nieuwe sociale bewegingen geworden. Het is echter een nieuwe voorhoede, die zich niet zoals de voorhoede uit het marxisme-leninisme op een verticalistisch-militaristische manier gedraagt.

Zoals El Alto geen afgebakend centrum heeft, maar veeleer een soort van netwerkstad met verschillende kleinere centra, zo vormen ook de nieuwe sociale bewegingen plaatselijke haarden van verzet die op een horizontale manier met elkaar verbonden worden.

Op de zoektocht naar die nieuwe participatieve democratie in verscheidenheid heeft de oude grammatica van links geen antwoord. De motor van het verzet werd in El Alto gevoed door de afkeer van de traditionele politiek en het gebrek aan democratie. Dat zien we ook in de nieuwe democratische bewegingen van indignados, die de openbare ruimtes van de grote steden in Spanje en Griekenland veroverden.

Ook in Jeruzalem stroomde een rivier van mensen door de straten, die protesteerden tegen de Israëlische regering die de gezondheidszorg en het onderwijs in een vorm van luxe hebben veranderd. In Wall Street en, veel dichterbij, in Brussel, bezetten de indignados de straat en de ruimtes, die een concretisering zijn van een onmenselijk economisch systeem.

Op al die plaatsen in de wereld zijn mensen het beu te figureren als opvulling in de kranten, als statistieken, als potentiële consumenten, die alleen goed zijn om de financiële gaten te dichten van waanzinnig speculerende banken.

Alleen als het rien ne va plus! weerklinkt, wordt de modale burger mee in het schuldenbad getrokken van het casinokapitalisme. Op 15 oktober 2011 zijn in bijna 1.000 steden, meer dan 1 miljoen mensen op straat gekomen om verandering te eisen.

Als gevolg van de oproep voor wereldwijd verzet van de Spaanse indignados en Occupy Wall Street vonden er op 12 mei opnieuw in honderden steden acties plaats. In Brussel organiseerden de verontwaardigden een mars naar het Justitiepaleis: ze eisten mondiale rechtvaardigheid en een economie in dienst van de mensheid. Een wereld waarin de bevolking de controle heeft over haar eigen leven.

Walter Lotens

Walter Lotens is Borgerhoutenaar en kosmopoliet met speciale aandacht voor Latijns-Amerika. Hij komt in Antwerpen bij de gemeenteraadsverkiezingen op voor Rood! Van zijn hand verschijnt bij uitgeverij ASP ‘Pijnen van een Pachakuti, Bolivia onder Evo Morales’.

Het boek wordt op zaterdag 2 juni voorgesteld in de Antwerpse boekhandel De Groene Waterman. De auteur gaat er in gesprek met Liesbet Walckiers, Francine Mestrum en Joep Oomen.

Noten:

(1) Peter Mertens merkt in zijn ‘Hoe durven ze?’ op dat de Chicago-boys ook het driepijlersysteem van de pensioenen hebben uitgedacht om een belangrijk aspect van de sociale politiek van de welvaartsstaat die na de Tweede Wereldoorlog in Europa gecreëerd werd te ondergraven. De wettelijke pijler is een soort openbare onderstand, om te zorgen dat de ouderen niet omkomen van honger en kwel. De tweede pijler is een private pijler op het niveau van bedrijven en sectoren en de derde pijler is die van het privépensioensparen. Alle Belgen die de afgelopen jaren ijverig aan fiscaal interessant aftrekbaar pensioensparen deden, hebben dus zonder het te weten de aanbevelingen van de Chicago-boys opgevolgd.

(2) Zie Kepa Artaraz, Bolivia, refounding the nation, 2012, p. 133

(3) “Wie alvast vanaf het eerste uur kant koos, was onze minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht. Bij hem ontlokte de nationalisatie op het VRT-nieuws van 16 mei 2006 een zure oprisping”, schreef Erik De Bruyn in ‘Rooddruk voor een nieuw socialisme’. Erik De Bruyn verwijst in zijn publicaties en uitspraken geregeld naar de hoopvolle ontwikkelingen in Bolivia.

(4) In 2005 kreeg Bolivia van de G-8 een schuldenkwijtschelding van 2.915 miljoen dollar. Het Boliviaans instituut voor buitenlandse handel (IBCE) meldt dat de buitenlandse schuld op lange en middellange termijn op 10 juni 2011 iets meer dan 3.000 miljoen dollar is waarvan 2.376 miljoen dollar of 78 procent multilateraal en 659 miljoen dollar bilateraal.

take down
the paywall
steun ons nu!