Foto Annabell Van den Berghe
Nieuws, Koerden, Syrië -

Wanneer een stad Serekeniya heet, maar ook Ras al-Ayn

In de Koerdische stad Serekenyia straalt de zon. Na trainingskampen, militaire controles en vrouwelijke strijdsters is het tijd voor de andere kant van het verhaal, de Arabische kant. Een tiental Arabische vrijheidsstrijders zijn onze nieuwe gastheren.

maandag 20 mei 2013 10:22
Spread the love

We stappen in de glanzend witte pick-up. Voormalig eigendom van het regime. Tijdens de laatste gevechten door de Koerdische milities in beslag genomen. Vier getrouwe Koerden verspreiden zich over de auto. Wapens in de aanslag en de blik op scherp. We trekken naar de horizon, het einde van de stad, tot bij de laatste controlepost.

Amper drie minuten later zijn we op bestemming. Een controlepost met Koerdische militanten, een meter verderop de Arabische rebellen.

Een chique zwarte BMW rijdt in volle vaart onze richting uit. Stopt met piepende banden. Een man in maatpak en twee mannen met pistool stappen uit. Schudden handen. Maak kennis met onze nieuwe beschermengelen. Maar we rijden de stad niet uit. We rijden precies in de richting vanwaar we komen. Welkom in dezelfde stad, met slechts één verschil, een naam: Ras al-Ayn.

De eigenaar van het kruidenierszaakje vlakbij kijkt me vreemd aan. Net nog kocht ik van hem wat flessen water en een reep chocolade. We hadden het even over de oorlog, en hoe de slechte economie ook hem parten speelt. Nu is hij mijn vijand.

Een man die zijn wagen poetst werpt me een kwade blik toe. Hij ziet me met Arabische rebellen, daarnet nog met een Koerdische militie. Ben ik een overloper?

We komen aan in een gigantisch huis. Eigendom van de Arabische rebellen maar eerder het bezit van de overheid. Ook in Ras al-Ayn brengt een overwinning heel wat materiële voordelen met zich mee. De jongens ontvangen ons hartelijk, volgens dezelfde tradities, met dezelfde gerechten. De theepot fluit en de maaltijden worden ons rijkelijke geserveerd. Alles is hetzelfde, het heet alleen anders.

Als ’s avonds Jeff thuiskomt met een heerlijk verfrissende Pepsi en knapperige koekjes, lach ik hem toe, “hmmm, ik word verwend. Dank je!” “Je moet de winkelier bedanken” antwoordt hij somber en duidelijk verward. “Onze Arabische jongens betalen er niet, want het zijn Koerden die het winkeltje openhouden.” Een krop in mijn keel. Werkt het echt zo? Die Pepsi en dat koekje zijn niet langer lekker.

En zo gaat het elke keer. Wij betalen niet. Eén enkele keer kunnen we het lieve meisje achter de balie wat geld toesteken, op een verloren moment als niemand kijkt.

Ik probeer het vervelende gevoel uit te schakelen. Na vier dagen vind ik de jongens aan deze kant, net zo leuk als die aan de andere kant.

Dan is het tijd om te gaan.

Wanneer we de stad verlaten wil ik onze steun en toeverlaat -Yusuf*- aan de Koerdische kant nog even vaarwel zeggen. Met fikse tred komt hij mijn richting uit. Hij lacht zijn tanden bloot en we zijn allebei ongelooflijk blij elkaar weer te zien. “Ik zag je laatst lopen in de stad.” roept hij me dolenthousiast toe. “Ik was bij m’n verloofde, zij baat er een winkeltje uit. Je kent haar vast, het winkeltje waar jullie met de Arabieren vaak snoep en drank kopen, dat is van haar.” Hij is apetrots. Zijn ogen stralen -zich van geen kwaad bewust-. En het timbre van zijn stem is warm en optimistisch, té warm, té optimistisch.

Mijn adem stokt.

Het is tijd om te gaan.

* Om veiligheidsredenen gebruiken we hier een pseudoniem.

Annabell van den Berghe en Jeffry Ruigendijk reisden de afgelopen weken door Koerdisch Syrië.

take down
the paywall
steun ons nu!