Hier zie je Margriet op de foto vlak na de oorlog op de Antwerpse Meir als onderwijzeres zij aan zij met een van haar leerlingen. Zij was toen eenentwintig. Let op de mooie en warme wederzijdse blikken. Dat was Margriet.

Waarom ik ‘De Supersamenwerker’ opdraag aan mijn moeder

Mijn moeder, Margriet Heylen, is op 21 april in het bijzijn van haar drie zonen zachtjes ingeslapen. In overleg met co-auteur Johan Hoebeke wil ik ons boek De Supersamenwerker aan haar opdragen. 

donderdag 28 april 2016 09:52
Spread the love

Mijn moeder is in veel opzichten met dat boek verbonden. Ze was heel blij toen ik haar vorige week vertelde dat ik het aan haar wil opdragen en waarom. Ze vond het zeer mooi en lief dat de levenslessen die ze mij heeft bijgebracht zo konden voortleven. Ze vond het spijtig dat ze het boek niet meer zou kunnen lezen. 

 

Bokkenpootkoekjes en altruïsme

Moeke, Margriet, woonde als negentigjarige nog alleen thuis in Gierle. Dat was alleen maar mogelijk dankzij de hulp van thuisverpleging en vele fantastische mantelzorgers uit de buurt. Haar gewrichten waren zo versleten dat ze eigenlijk niet meer zelfstandig kon gaan en veel niet te stillen pijn leed. Maar haar geest bleef alert en helder.

In de nacht van maandag 4 april kreeg ze ernstige hallucinaties. Ze dacht dat haar huis vol vluchtelingen zat. Maar ze was niet bang voor die mensen, integendeel. Ze vond dat ze hen koffie en koekjes moest aanbieden. “Maar die antwoordden niet toen ik vroeg of ze een koekje moesten hebben”, vertelde ze achteraf.  Ze had zichzelf die nacht opgesloten in het waskot. 

Toen ik na het bezoek aan de spoed van het Sint-Elisabeth Ziekenhuis in Turnhout waar moeke naartoe was gebracht, die dag in het ouderlijk huis kwam, stond inderdaad een doos bokkenpootkoekjes geopend klaar op de keukentafel. Om aan haar ingebeelde vluchtelingen aan te bieden. Moeke had een perfect bloedbeeld bij de opname, niets metabools of infectieus dat die hallucinaties kon verklaren. Maar ze had wel een totale geleidingsblok in de hartspier tussen de voorkamer en kamer.

Ik sluit niet uit dat zij die nacht een korte hartstilstand heeft gehad, die tot tijdelijk zuurstoftekort van haar hersenen heeft geleid, wat mogelijk de wanen heeft getriggerd. Als dat het geval is, toont het dat een altruïstische reflex zoals het ’s nachts aanbieden van bokkenpootkoekjes aan vreemde vluchtelingen door een negentigjarige alleenstaande bejaarde, neurologisch diep in ons is verankerd. 

Het is die evolutionair jonge, supersociale kant van de mens die we in De Supersamenwerker vanuit nieuwe ontdekkingen in de evolutie- en neurowetenschappen belichten.

Een altruïstische reflex zoals het ’s nachts aanbieden van bokkenpootkoekjes aan vreemde vluchtelingen door een negentigjarige alleenstaande bejaarde moet neurologisch diep verankerd zijn.

Mijn moeke behoorde tot een van de duizenden families die in de oorlog op risico van eigen leven Joodse gezinnen hielpen onderduiken voor de Gestapo. Vava was diamantslijper in Nijlen en kende veel Joden. Moekes jongere zusje moest dagelijks “met een strik in het haar, want dan viel ze niet op voor de Duitsers” met haar fietsje eten brengen naar een ondergedoken familie in een bungalow in de Nijlense bossen. De spanning bij de familie Heylen was in die dagen te snijden. Het heeft mijn moeder een diepgeworteld antifascisme bijgebracht. De houding van haar familie en van die vele andere families is er een aanwijzing voor dat diepmenselijke solidariteit een universeel fenomeen is, en van alle tijden.

In De Supersamenwerker bekijken we dat fenomeen vanuit nieuwe ontdekkingen in de paleo-antropologie.

Slachtoffer van ‘grensoverschrijdend gedrag binnen een pastorale relatie’

Margriet, moeke, is altijd bijzonder kritisch geweest ten aanzien van de vertegenwoordigers van de katholieke kerk. Pas na het overlijden van mijn vader in 2009 is ze beginnen vertellen waarom. Toen ze wist dat haar levenseinde naderde, heeft ze dat eigenlijk willen uitschreeuwen.

Ook wanneer een brave man in het ziekenhuis haar een hostie kwam aanbieden of vroeg of ze als zieke wenste gezalfd te worden, heeft ze hem in detail haar ervaringen verteld opdat de man zou begrijpen waarom ze niet op die uitnodiging wilde ingaan. Het was haar wens dat die waarheid het licht zou zien. Daarom wil ik het hier ook vertellen. Het was haar reden waarom ze geen kerkelijke uitvaart wilde. 

Margriet is driemaal geconfronteerd geweest met ‘seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen een pastorale relatie’ zoals dat genoemd wordt. De keer die het sterkste in haar geheugen gegrift was betrof iemand die zogezegd ‘vriend aan huis’ was. Het had nu precies zeventig jaar geleden plaats gehad en in haar laatste levensdagen kwam ze steeds terug op deze traumatische gebeurtenissen.

Toen Margriet 20 jaar was en pas was afgestudeerd als onderwijzeres liet de pastoor van Nijlen haar bij zich roepen. Plots begon hij haar te betasten. Margriet krijste het uit en de pastoor duwde zijn hand voor haar mond: “Stil, wat doet gij nu zeg, mijn moederke zit hiernaast in de keuken en die mag dat toch niet horen zeker!” Van hem kreeg ze ook de boodschap daarover tegen niemand iets te vertellen “en als je het er te moeilijk mee zou hebben, dan ga je in de Jezuïetenkerk in Lier te biechten!”

De strategie van deze misdadige pastoor is in de sociale psychologie goed gekend: blaming the victim, het slachtoffer zelf de schuld geven van haar lijden, om deze in zijn macht te kunnen houden. Als dat met zo’n vanzelfsprekendheid gebeurt, door iemand die wordt geacht een rolmodel te zijn, dan gaat het slachtoffer dat ook geloven of dan blijft bij haar een tweestrijd woeden rond een vals schuldgevoel. “Hij vond dat ik moest gaan biechten, maar ik had toch niets misdaan”, zei mijn moeder zeventig jaar later nog met vertwijfeling in haar stem.

  ‘Blaming the victim’, het slachtoffer zelf de schuld geven van haar lijden, is een techniek die een machthebber gebruikt om het slachtoffer in zijn macht te kunnen blijven houden.

Mijn moeder heeft die traumatische ervaringen lang stil gedragen. Maar op het einde van haar leven voelde ze de drang ze te vertellen. Al zijn de feiten juridisch verjaard, al zijn de daders ondertussen lang overleden, in de geest van de mensen die ze hebben ondergaan blijven ze levenslang gegrift. Welke trauma’s moeten zulke feiten niet geven bij mensen die dat als kind meemaken en dan nog verkracht worden? Het voelt, zoals Peter Adriaenssens zei, “als een stomp in de maag”, toen hij het rapport uitbracht van de Commissie voor de behandeling van klachten over seksueel misbruik in de kerk.

Je mag vanuit deze drie gevallen van misbruik niet veralgemenen naar de hele kerkgemeenschap, integendeel. Naast deze drie misdadigers heeft mijn moeder in haar leven ontelbare doorgoede katholieke mensen gekend: van de parochie, van Ziekenzorg, van het katholieke verenigingsleven … Die mensen zijn haar altijd onbaatzuchtig, al dan niet geïnspireerd door hun geloof, blijven helpen. Ook van het protestantse domineekoppel dat jarenlang naast haar heeft gewoond, heeft ze veel hulp en vriendschap gekregen. Het verzachtte haar lijden en kwaadheid, maar het nam de pijn niet weg.

Slachtoffers zelf de schuld geven van hun miserie is een strategie die door machthebbers ook wordt toegepast op groepen van mensen. Blaming the victim is een kernidee in de ideologie van het sociaaldarwinisme.

Ten tijde van Darwin misbruikte de bourgeoisie de ideeën van Darwin om armoede, discriminatie, racisme, ongelijkheid en uitbuiting pseudowetenschappelijk te rechtvaardigen … en noemde dat ‘sociaaldarwinisme’. Een ongelukkig woord want het is een ideologie die noch sociaal, noch darwinistisch is. We zouden beter van ‘spencerisme’ spreken, naar Herbert Spencer, de toenmalige vader van het sociaaldarwinisme.

Later is het neoliberalisme die denkbeelden weer gaan oprakelen. De armen, de langdurig zieken, de leefloontrekkers, de werklozen, de allochtonen of de vluchtelingen zelf de schuld geven van hun miserie: het is een framing die neoliberale politici dag in dag uit hanteren om hun asociale politiek te billijken. De Supersamenwerker beschrijft dat proces, historisch en actueel.

Kwaad tegen onrecht

Toen haar zonen zich in de nasleep van mei ’68 vrijvochten, soms letterlijk, van het verstikkende, hypocriete katholieke keurslijf dat in die tijd over de Kempense dorpen en scholen hing, hield Margriet hen altijd een hand boven het hoofd. Ze heeft diep respect getoond voor ons sociaal engagement, ook al kwamen rijkswacht, staatsveiligheid en inspecteurs van het katholiek onderwijs – mijn vader was dorpsonderwijzer – mijn ouders in die tijd intimideren voor het gedrag van hun zonen.

En al is ze tot op haar negentigste steevast blijven beweren: “Dat haalt toch allemaal niets uit”, of “Jullie zijn altijd al content geweest met een dode mus”, haar kwaadheid tegen de asociale neoliberale regeringen stond als een huis. Elke week knipte ze uit de Gazet van Antwerpen de artikels over dat asociale beleid. En elke week wilde ze weten hoe de politieke strijd in het Antwerpse, in het OCMW of op het Schoon Verdiep was geweest.

De Supersamenwerker maakt duidelijk dat ook de afkeer tegen onrecht en ongelijkheid, die mijn moeder hier illustreerde, deel uitmaakt van de menselijke natuur. Die afkeer is in de loop van tienduizenden jaren evolutionair ingeslepen geraakt bij de homo sapiens. De nieuwste inzichten in de neurowetenschappen geven de unieke sporen van deze evolutie aan in onze menselijke hersenarchitectuur.

De verbindende supersamenwerker

Dat mijn moeder altijd is kunnen thuisblijven, ondanks haar toenemende handicaps, had alles te maken met het brede netwerk van fantastische mantelzorgers die haar spontaan hebben geholpen: boodschappen gaan doen, met haar gaan winkelen in Turnhout, haar was mee naar huis nemen, snel en adequaat reageren wanneer haar persoonlijk alarm afging, op alle momenten van de dag. Maar moeke was ook sterk in de sociale omgang met al die mensen, ze wist zich er intensief mee te verbinden.

Die verbondenheid was ook zo hecht met haar kleinkinderen. We zagen die wederzijdse liefde nog het sterkst toen de kleinkinderen afscheid kwamen nemen van hun oma. 

In de wetenschap wordt dat fenomeen ‘de grootmoederhypothese’ genoemd. De mens kan niet leven en overleven zonder de ander. Zo komt het dat de mens evolutionair is voorbeschikt om het meest afhankelijke en daardoor ook het meest sociale dier ter wereld te zijn.

Onderzoek bij primitieve samenlevingen wijst uit dat het mensenkind, anders dan het jong bij de mensapen, veel hulpouders heeft en moet hebben om te overleven. En daar hebben de grootmoeders een bijzondere rol, overal in de wereld. Het blijft in onze tijd volop doorwegen. We beschrijven het in De Supersamenwerker.

De mens kan niet leven en overleven zonder de ander. Zo komt het dat de mens evolutionair is voorbeschikt om het meest afhankelijke en daardoor ook het meest sociale dier ter wereld te zijn.

Kwam het door die verbondenheid dat haar kleinkinderen aan hun oma veel meer vertelden en meer open waren dan tegenover eender wie in hun nabije omgeving? Ze voelden zich bij haar geborgen, maar waardeerden ook haar mindfulness-achtige wijze raad. Nooit veroordelend, mild, met liefde, toewijding en socratische bevraging (wat soms eerder iets weg had van uitvragen en vissen naar informatie) bracht zij haar eigen wijsheid over.

We vroegen moeke in haar laatste dagen welke de mooiste momenten waren uit haar leven. Ze antwoordde: “Toen ik mijn kinderen kreeg.” Tegelijk vertelde ze wat haar het sterkst had getroffen: “De dood van Vik’, haar zoon, mijn broer, die op 5 november 2013 stierf na een lange strijd tegen een hersentumor. Dat heeft een diepe knak in haar veroorzaakt. “Het grootste cadeau” in haar laatste levensdagen noemde ze het bezoek van haar twee achterkleindochtertjes, acht en drie maanden oud.

De Supersamenwerker beschrijft hoe bij alle zoogdieren, maar in het bijzonder bij de mens, de band tussen moeder en kind het sjabloon is waarop de andere relaties zijn geënt, inclusief de band tussen partners.

Het boek licht toe hoe empathie, altruïsme, solidariteit en samenwerking zorgen voor het welbevinden van de mens en – via het mechanisme van sociaal leren – de mens bovendien slim en wijs maken. Want dankzij die verbondenheid met anderen kan de mens kennis cumuleren. Die cumulatieve culturele evolutie is de basis van de unieke menselijke intelligentie.

De Supersamenwerker beschrijft welke neurologische mechanismen de mens bij samenwerking en solidariteit dat goed gevoel geven. De Homo sapiens – Latijn voor ‘wijze man’ – heeft het vermogen een Homo super sapiens te worden wanneer de Homo socialis in hem bloeit. Dat is de hoofdstelling van De Supersamenwerker.

 De band tussen moeder en kind is het sjabloon  waarop de andere relaties zijn geënt, inclusief de band tussen partners. 

Fietsen, podcasts en kenniscumulatie

Er is ten slotte nog een andere reden waarom mijn moeder zo sterk verbonden is met dat boek. Sinds het overlijden van mijn vader in 2009 en omdat ik een young stroke patiënt was geworden – ik had een kleine beroerte en hartinfarctje opgedaan – reed ik iedere week met de fiets van Deurne naar mijn moeder in Gierle. Een prachtig parcours langs fietsknooppunten, zo’n 43 km heen en nog eens 43 km terug.

Op de fiets heb ik podcasts beluisterd over wetenschappen, van de London School of Economics, de brainsciencepodcast, de podcasts van Science en Nature of van vooraanstaande wetenschappers in de economie, antropologie, neurowetenschappen, kinderpsychologie en evolutionaire wetenschappen.

Die honderden uren fiets- en luistertijd zijn voor mij een bron geweest van wat we in De Supersamenwerker hebben bijeengebracht. De samenwerking en discussies met co-auteur Johan Hoebeke, die veertig jaar lang mee aan de top van het onderzoek in de moleculaire immunologie heeft gestaan, onder meer als onderzoeksdirecteur van het Franse Centre National de Recherche Sientifique, en die met mij de passie deelt voor evolutie, wetenschap en maatschappijkritiek, hebben tot een mooi werkstuk geleid.

Het boek is nu bijna af, maar ik ga die fietstochten naar mijn moeder fel missen. Ik ga de wekelijkse gesprekjes vol levenswijsheid missen en ook haar liefde voor de kleinkinderen en achterkleinkinderen. Dankjewel moeke, je hebt dat heel goed gedaan.

Het boek verschijnt in september bij EPO.

take down
the paywall
steun ons nu!