De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Waarom Antwerpen een Fearless City kán én móét worden. (Ofte: op campagne met de sossen, aflevering 1)

Waarom Antwerpen een Fearless City kán én móét worden. (Ofte: op campagne met de sossen, aflevering 1)

woensdag 23 mei 2018 18:04
Spread the love

(Deze bijdrage was oorspronkelijk bedoeld voor een boekje, waarin een nieuw verhaal voor de stad Antwerpen zou worden geschreven. Het boekje zou een campagnetool worden van de vier kandidaten van Wij Zijn Socialisten, die op de sp.a-lijst staan voor de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2018. Dat boekje is er niet gekomen. Daarom publiceer ik mijn hoofdstuk nu maar hier als een longread.)

Wat is tegenwoordig nog de reële, economische macht van een stad? In een geglobaliseerde vrijemarkteconomie kunnen bedrijven als Carrefour werknemers en vakbonden tot besparingen dwingen, om dan een tijd later zonder verpinken de boeken van een plaatselijk filiaal te sluiten. Een overheid, laat staan een stad of gemeente, heeft daar geen verhaal tegen, ook niet wanneer deze het bedrijf jaren eerder nog honderduizenden euro’s aan subsidies uitkeerde om haar winsten mee te helpen realiseren.

Een overheid moet constant op dieet, zo dicteert het vrijemarktfundamentalisme, maar hoort wel over de brug te komen als het gaat over het toekennen van subsidies of belastingvoordelen. Anderzijds zijn volgens ditzelfde neoliberale receptenboekje overheidsinvesteringen uit den boze.

De globale economie bepaalt in grote mate de beleidskeuzes die lokaal worden gemaakt. In het Antwerpse historische centrum en op en rond de Meir blijft de auto koning, om – liefst gegoede – shoppers en dagjestoeristen te lokken. Lage emissiezone of niet; als je het kan betalen, kan je tot in het hart van Antwerpen geraken. De groeiende trend van Just In Time-leveringen en online pakjesdiensten als Amazon doen de vraag naar een vlottere mobiliteit alleen maar groeien. De controversiële Oosterweelverbinding was van in het begin een absolute must om vlotte toegang tot bedrijven als Katoen Natie blijvend te garanderen.

In naam van de city marketing moet een stad – als ware het een bedrijf – kunnen ‘concurreren’ met naburige gemeenten en steden. Dat was alleszins de bedoeling van Schepen voor Ruimtelijke Ordening Rob Van De Velde om Summerfestival en Laundry Day naar Linkeroever te verhuizen, pal naast erkend natuurgebied, achter gesloten deuren bedisseld, en met het verwachte bewonersprotest tot gevolg. ‘Want anders gaat de organisator [Docking Station, nvda] ermee naar Hasselt,’ was het argument van ‘marktstrateeg’ Van De Velde. Naast haar eigen commerciële muziekfestivals wil zo’n stad kunnen uitpakken met aantrekkelijke investeringsopportuniteiten in vastgoed, met een indrukwekkende lijst aan flagship stores van ketens als H&M en HEMA, en noem maar op. Kortom, de stad is een competitief bedrijf dat de rode loper uitrolt voor commercie. In de vrijemarkteconomie is de mens immers herleid tot consument.

In zo’n stad verschuift de bewoner, de hulpbehoevende, de werkende, de oudere naar het tweede plan. Openbare goederen en diensten worden afgebouwd of afgestoten. Vandaag zijn niet de stad, maar autonome gemeentebedrijven als AG Vespa (sinds 2003) en het Havenbedrijf (sinds 1996) verantwoordelijk voor respectievelijk stadsontwikkelingsprojecten en de haven. Hun bedrijfsleiders en bestuursleden moeten uiteraard betaald worden, en tegelijkertijd verliest de stad haar democratische controle. Het ontstaan van deze AG’s heeft publiek-private samenwerkingen gestimuleerd (PPS-constructies). Vaak doet de gemeente een stuk openbare grond voor een appel en een ei van de hand, waarna de privé er iets op realiseert en de winsten op zak steekt. Zelfs in een rijke gemeente als Brasschaat werd de gemeentelijke basisschool opgeknapt, op voorwaarde dat de privé-partner óp de klaslokalen privé-appartementen mocht bouwen. De financiële return voor de gemeenschap is vaak klein.

Of het nu gaat over de verzelfstandiging van de OCMW-ziekenhuizen of over de poging van het Antwerpse stadsbestuur om in 2016 de daklozenzorg te verkopen aan het veiligheidsbedrijf G4S Care: als gemeenschap verliezen we grip op onze inspraak, ons personeelsbeleid, onze prioriteiten om de stad leefbaar en gezond te houden.

Als antwoord op deze dubbele aanval op de democratische controle over onze steden ontstaan in heel wat steden binnen en buiten Europa tegenbewegingen, die afwisselend municipalisme, rebel cities of zelfs communinalisme worden genoemd. Dat dit in steden gebeurt, is geen toeval; steden – meer dan landelijke dorpen of gemeenten – hebben de logistieke, economische en menselijke slagkracht om de neoliberale wereldeconomie uit te dagen. Ze dragen het potentieel in zich om een antwoord te bieden op de ecologische crisis, op de afbraak van openbare diensten en goederen, op de precarisering van en krapte op de arbeidsmarkt, op de vervreemding door de burger van het besluitvormingsproces. Met haar haven, haar centrale ligging in het hart van Europa, haar scholen en ziekenhuizen, met haar ambitieuze jeugd en haar cultuur is Antwerpen een stad met het potentieel om een wending naar een meer ecosociale economie in te zetten.

Het ligt in de rijke traditie van de sociaaldemocratische beweging om mensen te emanciperen en de economie te democratiseren, ook op lokaal vlak, en daarom springen we mee op de kar van de (re)municipaliseringsbewegingen in steden als Hamburg, Kopenhagen en Barcelona om een nieuw verhaal te creëren voor Antwerpen!

Antwerpen en Londen: hoe de roep om inspraak en investeringen in huisvesting luider wordt

Een eerste stap die rebel cities – de term komt van de Occupy-beweging – nemen om het neoliberalisme een halt toe te roepen is bescheiden, doch cruciaal.

De sleutel van de strijd in wereldstad Londen ligt bij de onder het leiderschap van Jeremy Corbyn herboren Labour-partij. Zeker sinds de tragische brand in de Grenfell Tower in 2017 is de roep om kwaliteitsvolle sociale huisvesting er alleen maar luider op geworden. Grenfell Tower is het symbool geworden van sociale huisvesting, bedoeld voor de werkende klasse, die er geen is. De in de jaren 60 en 70 gebouwde toren is in het bezit van een organisatie die onafhankelijk instaat voor het onderhoud van het gebouw. Amper vijf jaren vóór de ramp werden grote renovatiewerken uitgevoerd aan de gevels, waarbij kostenbesparingen voorop stonden. Bewonersgroepen waarschuwden op voorhand voor de veiligheidsrisico’s bij een eventuele brand, maar zowel de landlords als de lokale bevoegdheden bleven er doofstom voor. Door recente besparingen in juridische hulp konden de bewoners moeilijker hun terechte bezorgdheden voorleggen aan een gerechtelijk orgaan. Ook een jaar na de ramp staat de stad nog steeds voor de uitdaging om de overlevenden permanent te herhuisvesten.

De huidige Labour-partij, die onder het voorzitterschap van Corbyn de derde weg van de sociaaldemocratie heeft verlaten, voert volop campagne om sleutelsectoren als gezondheidszorg, jeugdzorg, openbaar vervoer en huisvesting opnieuw stevig in handen van de overheid te nemen. For the many, not the few, zo luidt de base line. De partij slaagt er dankzij dit economische programma, en mede dankzij de grassroots-beweging Momentum, in om massaal nieuwe leden te werven, en om het kiespubliek weg te lokken van (extreem)rechts.

In de interne keuken van Labour gebeurt iets al even belangrijks. Door de partij bewust om te vormen tot een bredere beweging, kan ze activisten enthousiasmeren om plaatselijk campagne te voeren voor concrete acties. Hiermee maakt ze een belangrijk verschil met de partijinterne tactiek van de Blairisten voordien, die de partij zagen als een kleine, wendbare stemmachine. Ook zo’n organisatorische wending is nodig om opnieuw grip te krijgen op de politiek, en net daarom kijken grassroots-bewegingen in de VS gretig naar wat er in het Verenigd Koninkrijk allemaal aan het gebeuren is in en rond Labour.

In Antwerpen zien we veel kwaaltjes van een grootstad, weliswaar op kleinere schaal dan in Londen, terugkomen. Niettegenstaande de verwoede pogingen van het rechtse schepencollege is de War on Drugs alles behalve een succes. Integendeel, de recente afrekeningen in Wilrijk en Deurne zijn ongezien, en tonen beangstigende gelijkenissen met de opstoot aan dodelijke steekpartijen in de straten van Londen. Beide zijn een gevolg van de sociaal-economische toestand bij veel jongeren in de grootstad. Van de schooluitval. Van een gebrek aan participatie, zowel democratisch als op de arbeidsmarkt.

Ook Antwerpen lijdt vandaag nog steeds onder een nijpend tekort aan échte sociale huisvesting. Het aantal sociale woningen (voor zowel huren als kopen) lag in Vlaanderen in 2015 op 7%, in Antwerpen in 2017 op 10%; dit is in vergelijking met Nederland (34%), Oostenrijk (26%), Frankrijk of Groot-Brittannië (beide 18%), opvallend laag. Het armoederisico voor huurders lag in dat jaar op 36%, vijfmaal hoger dan van eigenaars, en 12% hoger dan het EU-gemiddelde! Hoewel de drie grote huisvestingsmaatschappijen hun best doen om huizen en – vooral – appartementen te bouwen en te renoveren, blijven veel van de meest betaalbare woningen van ondergeschikte kwaliteit (getuige de appartementen in de Europawijk op Linkeroever). Die mensen die aan een betaalbare woning geraken worden gedwongen om ofwel zó, ofwel op straat, te wonen.

Het antwoord van de stad is al sinds lang om private bouwondernemingen de taak op te leggen om bij de bouw van nieuwe wijken een percentage te voorzien voor ‘sociale’ woningen. Het probleem is alleen dat deze woningen nog steeds te duur zijn voor de beoogde doelgroep (jongeren, laagopgeleiden, alleenstaanden, enz.).

Diezelfde private ondernemingen investeren het liefst waar de meeste omzet op korte termijn te maken valt. Vooral voor de bouw van luxeappartementen, kantoorcomplexen en studentenkoten lopen ze dezer dagen de deur van het stadhuis plat. Bij het rechtse bestuur krijgen deze promotoren gehoor: opvallend is de sneltreinvaart waarmee omstreden bouwprojecten worden bedisseld en opgedrongen. Opvallend is ook de rode draad doorheen elk verhaal; of het nu gaat over het grootschalige project op de Slachthuissite of over Lins Tower aan de Tunnelplaats, telkens is er een voorafgaande afspraak tussen de bevoegde schepen en de bouwpromotor, gevolgd door de arrogante grootspraak van diezelfde schepen om het project verkocht te krijgen aan de omwonenden, en tot slot de fel oplopende tegenspraak die als inspraak door moet gaan! Het gaat bovendien vaak om projecten die botsen op negatieve adviezen van districtsraden, bewoners- en belangengroepen (zoals milieuverenigingen) … Al deze adviezen worden ter zijde geschoven, want er is natuurlijk inspraak, maar dat mag kennelijk alleen over de punten en de komma’s gaan. ‘De kiezer heeft gekozen, en als het je niet aanstaat, dan moet je voor een andere partij kiezen’: de dictatuur van de meerderheid is het huidige schepencollege niet vreemd.

Het gaat vaak om exuberante projecten, zoals de consequent te laat ingelichte omwonenden kunnen getuigen. Ineens krijgt men plannen onder zijn neus van een nieuwe hoogbouw die de bouwhoogte aan haar laars lapt en de omliggende tuintjes in een schaduw werpt. Als zo’n project dan eens wordt afgeblazen, dan staat het college al klaar met het volgende. Neen tegen skyscrapers is de laatste van een reeks actiegroepen die zich verzet tegen geplande hoogbouw, dit keer in de buurt van De Singel, vlakbij een woonwijk en Domein Hertoghe.

Tegenover de bouwwoede van voetbalstadions, prestigieuze kantoorgebouwen en luxeappartementen, die de leefbaarheid en het uitzicht van de stad drastisch veranderen, moet een tegenbeweging komen, die de natuur, en de gewone werkende mensen, niet verdringt, maar integendeel, opnieuw een plek geeft in het hart van de stad. Tegen de speculatie van de vastgoed op en rond de Meir, moet er een politiek antwoord komen dat mensen de kansen geeft om opnieuw betaalbaar te wonen ín het centrum. Betaalbaar wonen – voor jongeren, ouderen, nieuwkomers, enz. – is absoluut noodzakelijk om gentrificatie en sociale verdringing tegen te gaan.

Dit kan alleen wanneer de plaatselijke overheid de handen in mekaar slaat met bewoners en belangengroepen om zélf huisvestingsprojecten uit te tekenen en uit te voeren. Laat dit nu precies zijn wat Labour in Londen plant te doen: huisvesting van en voor de stad, met huurbescherming voor kwetsbare huurders. Met opkooprecht voor de stad van panden die louter gebruikt worden voor speculatie.

Voor een sociaaldemocratische partij is het effect hiervan op de tewerkstelling en op de democratisering van het beslissingsproces uitermate belangrijke. Op deze manier kan Antwerpen weer aansluiten bij Gent als een aantrekkelijke werkgever.

Antwerpen: for the many, not the few!


Antwerpen en Hamburg: remunicipalisering en de herontdekking van lokale democratie van onder uit

Hamburg is één van drie stadstaten die Duitsland rijk is; het is een stad met dezelfde bestuurlijke macht als de overige vijftien deelstaten en stadstaten. Omwille van haar haven, haar economische en culturele activiteit en haar bruisende uitgaansleven, deelt Hamburg meer dan enkele kenmerken met Antwerpen.

In 2013 beslisten de inwoners per referendum, en in navolging van andere Duitse steden, om het contract dat de stad had met de private stroomleverancier stop te zetten en de productie en distributie van elektriciteit en gas opnieuw in eigen handen te nemen. Twee jaar later plaatste het World Future Council een filmpje op YouTube waarin wordt uitgelegd waarom de stad dit heeft gedaan en wat de resultaten zijn van het in handen nemen van het stroomnet.

De website www.remunicipalisation.org toont aan hoe remuncipalisering – letterlijk: het opnieuw in handen nemen van private economische activiteit door de gemeenschap – kadert binnen een mondiale tegenaanval van plaatselijke gemeenschappen tegen 20 jaar van privatiseringen en de falende recepten van de minimal state en trickle down economics.

‘Alle publieke diensten [zoals energie en water] horen in publieke handen, zonder ge-“als” en ge-“maar”,’ getuigt een links politicus in het voornoemde filmpje, waarna een protestantse geestelijke aanvult: ‘Vanuit theologisch oogpunt is de aarde niet van ons, we hebben deze slechts in bruikleen. Het is [de taak van de mens] om deze te beschermen en te onderhouden. […] Als we onze gemeenschapsgoederen privatiseren en commercialiseren, dan geven we ze in handen van bedrijven die dit niet altijd als hun belangrijkste taak zien.’

Er is een breed draagvlak voor wat de protestantse geestelijke in het filmpje zegt, en socialisten kunnen het vandaag de dag moeilijk beter zeggen: in onze geavanceerde, 21ste-eeuwse maatschappij moet iedereen recht hebben op publieke goederen en diensten als water, een huis, werk, verwarming, onderwijs. Vermarkting maakt van de potentiële overvloed en de publieke toegankelijkheid ertoe een schaarste, weggelegd voor enkelen, leert ons de realiteit. Einde 19de, en begin 20ste eeuw was het Duitse socialiste Rosa Luxemburg die al haarfijn het verschil schetste tussen een echte democratie ‘van onder uit’, vanuit de gemeente, tegenover die van de staat, ‘van bovenaf’. Ze leefde in een belangrijke periode, waar ze niet alleen getuige was van de strijd voor stemrecht in ons land, maar ook van de groei van de sociaaldemocratische partijen in heel Europa. Vanuit haar observaties ontstaat de idee dat lokaal zelfbestuur het meest democratisch is.

De democratische tegenmacht van onderuit is er de laatste jaren alleen maar sterker op geworden, in een poging om het hoofd te bieden aan de om zich heen grijpende economische macht van de geglobaliseerde vrije markt. In de tijd van Rosa Luxemburg ging het om een strijd tussen gemeentelijke democratie en de staat, vandaag gaat het om de strijd tegen een superstaat (als de EU, of de Trojka), die volledig ten dienste staat van het internationale kapitaal. De Occupy-term voor steden die remunicipaliseren, rebel cities, klinkt trendy, maar in feite is het zo oud als in de tijd van Rosa Luxemburg. Aan de socialistische beweging om dit, zij aan zij met de vele activisten, naar beleid om te zetten!

Gelukkig hebben we in Antwerpen niet te maken met een dramatische watercrisis zoals in de Amerikaanse staat Michigan, waar de gevolgen van privatiseringen van water zich laten voelen in de leidingen en de portemonnees van gewone huishoudens. (De voornoemde website www.remunicipalisation.org geeft trouwens een mooi overzicht van de steden die water opnieuw in in publieke handen hebben genomen.) In België, en in Antwerpen in het bijzonder, zou bijvoorbeeld een tegenbeweging mogelijk kunnen zijn voor elektriciteit. Hoewel de markt in theorie ‘vrij’ is – liberalen zullen zeggen: nog niet vrij genoeg – zien mensen hun stroomfactuur alleen maar stijgen. Als ze hun factuur niet kunnen betalen, dan wordt de stroom zonder pardon afgekoppeld. Het gratis basispakket heeft de regering eerder al afgeschaft. In zijn boek Opgelicht legt Tom De Meester (PVDA) haarfijn uit hoe elektriciteit, die geproduceerd wordt in de haven, op de korte afstand naar de Antwerpse huishoudens zo duur wordt. Het is duidelijk: zoiets als de vrije markt bestaat hier niet: de producent is een transnationale oligopolist, terwijl het transport allemaal langs dezelfde kabels gebeurt. Het is Eandis die de kabels beheert, het was Eandis die pleitte voor de afschaffing van het gratis basispakket … Groepsaankopen zijn een populaire oplossing om de prijs enigszins te drukken, maar dat is niet meer dan symptoombestrijding. Een stad als Antwerpen kan en moet verder kunnen gaan.

De ervaringen uit Hamburg leren ons dat remunicipaliseren niet alleen een kwestie van economische democratie is, maar ook van sociale en ecologische vooruitziendheid.In handen van een privé-bedrijf worden belangrijke beslissingen aangaande de productie van elektriciteit in directiekamers genomen, met winst op de korte termijn als belangrijkste doelstelling. In handen van de gemeenschap bepalen inwoners – tevens consumenten – zélf hoe het bedrijf moet functioneren en waar de opbrengeten naartoe moeten. De dreigende klimaatcrisis noopt tot een dringend debat over hoe we elektriciteit moeten produceren. Wat we als gemeenschap niet in handen hebben, hebben we echter niet onder controle. In Hamburg kan de gemeenschap tijdig de gepaste investeringen doen om de klimaatuitdaging het hoofd te bieden. Bovendien stimuleert democratisering ook sensibilisering; het schept publieke bewustwording met betrekking tot energiegerelateerde problematiek. In de private markt heerst voor de consument de vervreemding en het cynisme: ‘we kunnen er toch niets aan doen’.

Een stad als Antwerpen staat voor een opportuniteit om aansluiting te zoeken bij de vele rebel cities die de uitverkoop van onze natuurlijke rijkdom en de groeiende kloof tussen enkele gelukkige bezitters tegenover het merendeel dat moet vechten om schaars goed meer dan beu is. Een socialistische aanpak moet zijn om elektriciteit op stedelijk niveau te organiseren, van productie tot en met levering.

Zoals het een socialistisch programma betaamt, zou het degelijke tewerkstelling met degelijke vaste contracten genereren. Zodat mensen opnieuw kunnen genieten van een goedbetaalde job, een zekere toekomst, een degelijk leven, in een bruisende stad. In Hamburg heeft de remunicipalisering van het elektriciteitsnet op 2 jaar tijd 1.000 jobs van de private naar de publieke sector overgebracht, jobs die veel kwalitatiever en stabieler zijn geworden. En daar is Hamburg terecht fier op!

Andere, kleinere initiatieven gebeuren nu al, zelfs in het naburige Zwijndrecht, dat er onlangs voor koos om haar eigen bussen in te richten. Als De Lijn het niet doet, dan richten we ons eigen openbaar vervoer tussen het centrum van Zwijndrecht en het centrum van Burcht in, moet het gemeentebestuur gedacht hebben. De bussen waar de gemeente een beroep op doet, zijn weliswaar privé-bussen, maar het is alvast een eerste stap om als gemeente een eigen nood in te vullen. De volgende stap is voor socialisten natuurlijk onontbeerlijk, namelijk om dat vervoer zelf te organiseren. Niet in logge, bureaucratische structuren, maar onder controle van de gemeenschap zelf. Dat is een socialistische economie voor de 21ste eeuw.

Mensen die in de Antwerpse haven werken zijn al jaren vragende partij voor een betere ontsluiting van het openbaar vervoer van en naar de haven. Waarom zou de stad hier niet van de gelegenheid gebruik kunnen maken om haar eigen stedelijk tram- en/of treinvervoer in te richten?

Of het nu om water gaat, om elektriciteit of gas, of om openbaar vervoer, de stad kan, in navolging van de vele rebel cities over de hele wereld, economische activiteiten opnieuw in handen nemen. De bedoeling is om publieke goederen en diensten opnieuw betaalbaar en publiekelijk toegankelijk te maken, en om de economie te democratiseren, bijvoorbeeld in tijden van klimaatcrisis. Het ligt bovendien ook in de lijn van de socialistische traditie om als gemeenschap opnieuw omzet te maken, om de kas te spijzen, en om een wending te forceren in de vervreemdende, en steeds meer precair en flexibeler wordende arbeidsmarkt. In het Antwerpen van morgen staat de economie ten dienste van de mensen.

Antwerpen en Barcelona: radicaal municipalisme, communalisme en een toekomst van Fearless Cities

In 2015 werd Ada Colau burgemeester van de Spaanse wereldstad Barcelona. Ze werd vanaf 2009 bekend als activiste in een bredere beweging die zich verzette tegen de huisuitzettingen in de stad van mensen die hun hypotheekleningen niet meer konden betalen. Het actiecomité kloeg de schrijnende armoede aan in een stad die tegelijkertijd wagenwijd de deuren openzette voor wat de ‘toerisme-industrie’ wordt genoemd. De overeenkomsten met wat eerder al de ondernemende (lees: neoliberale) stad wordt beschreven, zijn treffend: de stad als bedrijf, gericht op het aantrekken van toeristen en consumenten, en de bewoners verdwijnen naar het achterplan.

De financiële crisis van 2008 heeft een aantal humanitaire problemen in het rijke West-Europa op een pijnlijke manier blootgelegd. De migratie van economische, politieke en klimaatvluchtelingen doet de Europese Unie op haar grondvesten daveren. Spaanse arbeiders worden voor een hongerloon ingezet in de verdeelcentra van het oppermachtige Amazon in Duitsland, of ze werken voor onderdak, in plaats van voor een loon. Het aantal zelfmoorden van Grieken en Spanjaarden die geen toekomst voor zichzelf en hun familie zien is immoreel en stuitend.

Het antwoord van rechts op deze mondiale crisis is: meer nationalisme. De verkiezingsslogan van Donald Trump, Make America Great Again, is het rechtspopulistische antwoord op het geglobaliseerde kapitalisme. Cynisch genoeg komt het op niet veel meer neer dan terug te kruipen in een nationaal kapitalisme, waar de dezelfde recepten onverminderd worden toegepast: van het terugdringen van de staat, over het afbouwen van sociale verworvenheden, tot het verder drukken van vennootschapsbelastingen voor multinationals. Dit idee van ‘take back control’ houdt geen rekening met – en kan dus geen antwoord bieden op – het simpele feit dat onze wereld grotendeels deïndustrialiseert, en dat veel van ‘onze’ productie offshore gebeurt. Ze kan bovendien geen, of wil geen, antwoord bieden op de klimaatcrisis. Ze doet op een immorele manier aan symptoombestrijding, maar biedt geen oplossing voor de perverse kloof tussen rijk en arm en de migratiestromen van economische, politieke en klimaatvluchtelingen. De muur van Trump, maar ook die in Ceuta aan de zuidelijke grens van Europa, staan symbool voor deze immoraliteit.

De tegenbeweging die in meerdere Europese steden ontstaat, is er een die nieuw of radicaal municipalisme wordt genoemd, en die Amerikaanse anarchist en ecologist Murray Bookchin communalisme noemt. In Barcelona is deze al het meest concreet vertaald, via politieke bewegingen als Barcelona en Comú, via de linkse regenboogcoalitie Podemos, via verkiezingen en tot slot dankzij de burgemeesterssjerp van Ada Colau. Maar veel bronnen wijzen op een groeiende beweging op Europees vlak. Een beweging die meerdere organisaties en politieke partijen in veel Europese steden met elkaar verbindt, in een netwerk van Fearless Cities.

‘Het is zowel de praktijk van zelfbestuur door steden, als elk politiek streven dat deze bestuursvorm bepleit,’ zo luidt de definitie van municipalisme op de website van Plan C (www.weareplanc.org). Bookchin beschrijft communalisme als een manier ‘om de hiërarchische en kapitalistische maatschappij in haar geheel [uit te dagen,] en om zowel het politieke als economische functioneren van een maatschappij te veranderen.’

Colau’s beleid richt zich op het ontwikkelen van nieuwe vormen van bestuur. De bedoeling is om het medezeggenschap in de wijken van de stad over wat er moet gebeuren te versterken. Het woord empowerment staat centraal. In eerste instantie ging het over wijkacties om de armoede en de huisuitzettingen tegen te gaan. Daarnaast begon men op stedelijk vlak aan een verbeten strijd tegen de corruptie bij de politieke elites. Colau snoeide in haar eigen loon en dat van de overige verkozenen. Burgerassemblees, die toegankelijk zijn voor iedereen, werden opgericht om de verkozenen ter verantwoording te roepen.

Deze herboren democratie, die in de buurten zelf begint, heeft in Barcelona het startschot gegeven voor investeringen in onderwijs en onderzoek, en het scheppen van jobs. Tot 2014 faalde deze mooie grootstad jaar na jaar om de minimumdoelstellingen voor de uitstoot van vuile lucht te halen, wat jaarlijks leidde tot 3.500 vroegtijdige sterftes. Sindsdien is men begonnen met het weren van autoverkeer uit diverse wijken verspreid doorheen de stad (dus niet alleen de dure winkelwijken, zoals in New York of veel Europese steden), met als doel om 60% van de straten terug te geven aan wandelaars. Niet alleen heeft dit een positief effect op de luchtkwaliteit, maar ook op de plaatselijke economie.

We kunnen het ons in Antwerpen amper voorstellen, met een rechts bestuur, dat de idee van de ‘ondernemende stad’ zo hoog in het vaandel draagt: een stad als Barcelona, dat effectief in de wijken de extreemste armoede bestrijdt, een stad die de draaideur tussen politici en bouwpromotoren effectief sluit en de verkozenen ter verantwoording roept, een stad die méér probeert te doen om de auto uit de binnenstad en de volkswijken te weren.

In Antwerpen bestaan wijkoverleggen, wijkbudgetten en inspraakmomenten, die zeker verdienstelijk zijn, maar ze liggen mijlenver af van het emancipatoire, voortschrijdende karakter van het politieke project in Fearless Cities als Barcelona en Madrid. Onze stad kan er veel inspiratie uit putten. Ons stedelijk onderwijs kunnen we in handen geven van de omliggende wijken, die zelf kunnen bepalen waar te investeren en hoe het onderwijs te organiseren. Onderwijs naar het Fins model? Waarom proberen we dit niet uit in onze stedelijke scholen? Het uittekenen van huisvesting en mobiliteit in specifieke wijken in de stad in de buurt van de Ring? Waarom geven we de hefbomen niet in handen van bewonersgroepen en actiegroepen als Ringland en StRaten-Generaal? De stad kan lokaal veel doen om het onderliggende stadsnet in te richten met mens en natuur in het achterhoofd, in plaats van megalomane projecten, commercie en doorgaand verkeer.

Wat het communalisme ons leert, is dat er een concrete weg voorwaarts is om het tij te keren. Die concrete weg ligt bij de stad en haar wijken. Bij het lokale beleid en haar inwoners. Het moet een beleid zijn van empowerment. In een groeiend netwerk van Rebel Cities kan Antwerpen concreet werk maken van meer gelijkheid tussen haar bewoners, aan ruimte voor de natuur, aan degelijke huisvesting, aan degelijk werk.

En de politici op rechts? ‘No nos representan!’

Antwerpen is niet Baltimore. Naar een nieuw verhaal, naar een nieuw paradigma

Ongeveer een tiental jaren geleden werd het vierde en laatste seizoen van The Wire op de Amerikaanse televisie uitgezonden. De misdaadserie is gebaseerd op een verslag van journalist David Simon, die een jaar lang voor de krant Baltimore Sun de straat op was gegaan om te beschrijven wat er zich afspeelde in het postindustriële Baltimore. Na het vertrek van veel van de zware industrie die de stad rijk had gemaakt, was ze, net als zoveel andere Amerikaanse industriesteden uit de Rust Belt, verworden tot een kerkhof van armoede, werkloosheid, corruptie en geweld. Baltimore heeft vanaf de jaren 70 volop de nadelen ondervonden van de globalisering, waardoor productie naar andere landen kon verhuizen. De gevolgen waren een bevolkingskrimp, torenhoge werkloosheid, een verlies aan belastinginkomsten.

Niet toevallig kwam in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2016 in deze zelfde Rust Belt de polarisering tussen links en recht heel duidelijk tot uiting. De ‘boze, blanke midlifers’, die hun job kwijt waren en de stad kapot hadden zien gaan, vonden ter linkerzijde een valabele optie in de figuur van Bernie Sanders, en aan de reactionaire kant in de rechtse populist Donald Trump. Voor deze ‘vergeten groep’ is Hillary Clinton, dé establishment-kandidate, en tevens het uithangbord voor de globalisering en de status quo, nooit een optie geweest.

Een uitgebreide geschiedenis van Amerikaanse grootsteden als Baltimore is hier verder niet van tel; wél belangrijk is de vraag wat voor een soort Antwerpen we willen. 

Een lokale overheid die openbare goederen en diensten volop in de uitverkoop zet is niet bestand tegen economische shocks, zoals het vertrek van arbeidsplaatsen. Een stad die zich overlevert aan de markt, die bespaart, die diensten en goederen afstoot, zet niet alleen haar bewoners op het tweede plan, maar is machteloos om zwakkeren, jongeren, werklozen, nieuwkomers, werkenden, en noem maar op, te ondersteunen. Er ontstaat institutionele dysfunctie.

Door de recent besliste federale taxshift gaan Vlaamse steden en gemeenten vanaf 2020 nóg meer de broeksriem moeten aantrekken.

Een stad waar private projectontwikkelaars en megalomane bouw- en infrastructuurprojecten een vrijgeleide krijgen, zorgt voor sociale verdringing, toenemende ongelijkheid, verdringing van de natuur.

Een eng nationalistische versie van het kapitalisme op nationaal, regionaal of lokaal vlak lost deze rat race niet op, integendeel. In een wereld waar de wet van de grootsten en de sterksten geldt, isoleren we ons in de vernieling.

Het antwoord is municipalisering: we nemen de economische hefbomen (opnieuw) in handen in nieuwe vormen van gemeentelijke democratie. We stappen af van de idee dat de race to the bottom alleen vermeden kan worden door harder naar die bodem te racen – met dien verstande dat niet iedereen meeracet, alleen de gewone man. We ondernemen actie in de wijken tegen de reële noden op vlak van huisvesting, werk, onderwijs, zorg en mobiliteit. We geven reële macht aan de wijken en doen iets tegen de privileges van de verkozenen.

Zoals andere Europese steden, kan ook een stad als Antwerpen alleen maar voordeel halen uit zulke wending. Wanneer haar inwoners aan het werk zijn, school kunnen lopen, hun kinderen in zekerheid en gezondheid kunnen zien groeien, ontstaat net een méér bruisende, lokale economie. Een stad waar jongeren in incubators hun talenten in start-ups kunnen ontwikkelen. Een stad die door investeringen een echte smart city kan worden.

De rol van een sociaaldemocratische partij is hierin onontbeerlijk. Een partij die zélf radicaal democratisch is, en waarin emancipatie en debat centraal staat, móet een leidende rol durven opnemen in de evolutie naar een gemeentelijke democratie.

In Vlaanderen moet de sp.a (opnieuw) de catch-all partij ter linkerzijde worden, net zoals de Labour-partij in het Verenigd Koninkrijk. Met zo’n partij kunnen ecologisten, socialisten, syndicalisten, mensen uit de vredesbeweging, en noem maar op, beginnen timmeren aan Antwerpen als een échte fearless city!

take down
the paywall
steun ons nu!