De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Vlaming, gun jezelf ruimte om te bestaan *

Vlaming, gun jezelf ruimte om te bestaan *

zondag 18 februari 2018 09:50
Spread the love

Het is achttien februari, acht uur in de morgen, een van die heerlijk heldere, bewegingloze zondagen. Geen voertuig op de baan, geen geluid of gebrom, de frisse, nauw merkbare knisper van vrieskou in de buitenlucht, en kans op winterse neerslag. Ik heb zoals wel vaker dadelijk na het opstaan, mijn drie vensters en twee deuren allen opengezet. Helderheid van geest is tegenwoordig een broodnodige troef om goed te leven. Want regeltjes lijken de mens meer en meer te omspannen, als een martiale werpnet van een mysterieuze tegenstander in de strijd arena van het bestaan. Niemand mag ons het goede leven trachten onmogelijk maken.

(Acht minuten Leestijd )

 

De temperatuur is bij ons vaak onder de zestien graden, de laatste dagen. Omdat ik zozeer van frisse, verse lucht houd dat ik die graag ook binnen in huis ervaar. En belangrijk vind ik het, dat mijn ziel door ervaring weet dat het winter is, het koude seizoen. Ja, ik leef met de zintuigen open, met Aandacht, zoals Rik Torfs dat keer op keer aanbeveelt. Sinds precies tien jaar mis ik geen enkele van zijn columns. Toen ik eens aan filosoof en opiniemaker Johan Braeckman mijn enthousiasme deelde voor dat vrolijke en diepzinnige proza, kon die daar niet bij. “Het zijn toch maar columns?”. Voor een man die op zoek is naar wijsheid en waarheid, zijn ze toch wellicht een veel grotere bron van inzicht en wijsheid dan de meeste andere leesmaterialen. Torfs heeft veel snaren op zijn altviool. En hij brengt een concerto met klare boodschap. Anders dan wetenschappers, die in hun artikels, meestal enkel voor “gelijken” geschreven, eindeloos pro en contra afwegen en daardoor uiteindelijk “niets meer zeggen” zoals Marc Huis, de kenner van de antieke oudheid mij met de glimlacht toevertrouwde toen ik in het Erasmushuis een jaartje zijn persoonlijke assistent was. Marc was bijna volledig verlamd, een hoogleraar in de rolstoel, zoals Stephen Hawking, de astronoom. Maar ik ben niet verlamd. Mijn mentale fitheid tracht ik zo goed op peil te houden als de fysieke. Dat begint met een body scan bij het opstaan, zoals bij het slapengaan. En gisteren heb ik met Fellow, mijn trouwe viervoeter, wel twaalf kilometer gewandeld, grotendeels door de bossen, in de lentezon. Misschien heb ik door die levenswandel ook wel iets te zeggen over met genoegen en voldoening leven. En misschien kan ik jou daar wel wat mee besmetten.

Tegen twee uur waren we aangekomen bij de Minnebron, aan de noordrand van Meerdaalwoud, bij de bekende Mariakapel die teruggaat tot zestiende-eeuwse verering aan de Zoete Waters. In die tijd waren mensen nog content met de aanwezigheid van een aantal zoetwaterbronnen. Er bestond in Leuven nog geen “Drinkwaterstraat”, en geen leidingwater, een vandaag zelden opgemerkte weldaad. Bij die bron heb ik al menig fijn uurtje doorgebracht. Op sommige dagen is het er een echte begankenis van mensen die flessen en kruiken komen vullen met het nooit ophoudende natuurwater, dat zonder kosten beschikbaar komt uit de kleiberg erachter. De spiraalvormige bouw is uitgedacht en aangelegd door de Franciscaanse beeldhouwer Rik Van Schil, na een wedstrijd. Ik was aanwezig bij de inwijding van de nieuwe bron, rond het jaar tweeduizend. Op de bank bij het heldere, klaterende water onder de vijftig jaar oude beuken en eiken, heb ik al menige stichtende ontmoeting mogen meemaken. Een heer bracht het gesprek op de Jakobsbron, waar de jonge messias zichzelf leerde kennen in het gesprek met de Samaritaanse vrouw, die al vijf mannen had gehad. De Waalse man sprak Vlaams met mij, en diepte plots zowaar een bijbeltje uit zijn grote jaszak, die hij meteen opensloeg op de betreffende passage in het evangelie van Johannes. Wat een wondere ontmoeting! Opgeladen met perspectief kon ik daarna verder trekken. In die buurt heb ik ook geregeld de mooiste wezens van onze contreien kunnen observeren, de reeën. Er zijn er altijd meer dan honderd in Meerdaal. En op een dag, voor de Dutroux periode wellicht, kon ik zachtjes woorden wisselen terwijl het water klaterde en de moedermelk de baby blij maakte aan de borst van een vrouw die hier kwam verpozen.

Het is fijn, mens te zijn, als het Wonder van het leven weer helder en duidelijk is…

Gisteren sprak ik een kwartiertje lang met een grote zestiger die in tussentijd zijn drie bidons vulde en zijn zes flessen. Het gesprek begon bij het mooie weer, en bij de winterkoude en de zon, de essentialia van het moment. Het was een man die doordacht te werk gaat. Ik had opgemerkt dat hij het water waarmee hij zijn vaten uitspoelde, met aandacht op de klinkertjes van de boord van de bron uitgoot, zo had dat verloren water nog zijn nut, bij het schoonspoelen van de heilige grond. Ik bracht het gesprek op ijsbloemen, die schoonheden die de meeste kinderen van tegenwoordig nog nooit gezien hebben. Wij hadden allebei in de jaren zeventig die natuurfenomenen, die zich voordoen op glas gemaakt door mensenhanden, nog bewonderd. Ik loste in die tienerjaren zelf geregeld moeder af, om het vuur, de Leuvense stoof, aan te maken, na het opstaan in de winter. En dan had je veel kans dat die winters-mooie structuren zich voor hadden gedaan op de ramen. “In ons eerste huis, na ons huwelijk, waar er nog geen centrale verwarming was, kregen wij ze ook”, glimlacht de man met zichtbaar nostalgisch plezier. We leven in feite in tijden van pampering. Veel mensen vrezen dat het klimaat snel verandert, want zij ervaren “geen echte winters meer”. Maar al sinds jaren heb ik mensen van die irrationele vrees bevrijd tijdens persoonlijke gesprekken: het zit tussen de oren, mevrouw! Vandaag de dag schakelen wij de cv in, meteen na het opstaan. In alle kamers is het warm. En buiten merken we ook zelden iets van de winter: we stappen recht de automobiel in, na het verlaten van onze inkomhal. Als het regent, zijn wij beschermd door een regenjas en een paraplu. Wij vergeten die “omstandigheden” al te vlot, en menen, vanuit een veel diepere, rauwe angst voor andere zaken allicht, dat Moeder Natuur ons in de steek laat.

“Heb je het nieuws vandaag al beluisterd?”, vraagt de gesprekspartner. Het gaat er over dat onze huizen tegenwoordig vaak àl te goed geïsoleerd zouden zijn. Beiden hebben wij nog de jaren gekend dat bouwvakkers muren bouwden met tien cm spouwmuur tussen de baksteengedeelten; maar door een of andere speling van de fysica doet de lucht op die plek haar gewone werk niet, en isoleert zij totaal niet. Sinds een jaar of vijftien kan je bij huizen in aanbouw de forse lagen isolatiemateriaal bemerken. Nu blijkt dat er twijfel rijst bij wetenschappers over de ecologische zin. Belgen zouden aan over -isolatie doen. De aanmaak van de duizenden kubieke meters materiaal, komt ook met een ecologische prijs, een ecologische voetafdruk. En de huizen die potdicht gebouwd worden, vertonen vaker een ongezond binnenklimaat. De oude, gewone huizen, met hun kieren en spleten, lieten altijd nog wat gezonde buitenlucht binnen. Vandaag de dag is de lucht in onze kamers, leslokalen en laboratoria, kantoren en bioscopen meestal nog slechter om in te ademen dan de lucht boven onze verkeerswegen! Ik wil niet beweren dat ik de meest wijze Leuvenaar ben, ik zou niet durven, maar dat probleem heb ik, ook juist door aandachtig leven en ademen in liefde voor het eigen lichaam, al vele jaren geleden bemerkt. Geregeld zet ik discreet een raam open in zalen waar lezingen doorgaan en honderd mensen staan of zitten, of op kantoor waar ik vervoer organiseer voor rolstoelgebruikers. De hedendaagse huizen zijn bijna kooien. Je moet wettelijk al snel een elektronisch aangedreven verluchtingssysteem bijbouwen. Dat op tijd en in de juiste dosis, verse lucht de gesloten doos in jaagt, met zachte elektromotor met hoog rendement. Daarbij is de controle wel van groot belang, je hoort de filters in kwestie waakzaam tijdig te reinigen, of het effect is weg. Je zou van minder naar de goede oude tijd en de natuurlijke manier van doen gaan terug verlangen. Zoals in de dagen in oktober dat wij de laatste drie jaren in Meerdaalwoud bij De Kluis met twee tot zevenhonderd adepten in tentjes hebben geslapen, tijdens het Grote Bush Craft Weekend. Waarbij honderd lesgevers allerlei skills met elkaar, kinderen en volwassenen, Belgen en buitenlanders, delen, zoals veilige omgang en onderhoud van jachtmessen, het vlechten van je eigen touwen, het bewerken van leder, de kennis van bomen en heesters, geneeskrachtige kruiden, of het genieten van verhalen over indianen en wilde dieren bij het kampvuur. Als je eenmaal van het pad van de natuur en haar millennia oude evenwichten af gaat, lijkt de reeks compensaties en aanpassingen op de compensaties niet meer te stoppen…

“En vergeet het niet, die huizen en de goed geïsoleerde wanden, die zullen jaar na jaar hun nut bewijzen, verwarming makkelijk maken zonder veel energie te stoken, vanaf heden maar meestal nog twee, drie of vier generaties na de eerste bewoners!” zo merk ik op. Dat is een inspanning, een investering die een mensenleven overschrijdt, een dienst aan de generaties die na ons gaan komen.

Voor mij is er echt-er wel een gulden middenweg, ik vertel daarom over het grote plezier dat ik beleefde aan de gezelligheid van de Leuvense stoof, terwijl Emiel verder zijn flacons vult. Levendige, aangename herinneringen heb ik nog aan uren dat de stoof goed trok, niet aan de dagen dat de rook naar binnen sloeg. Op de goede dagen, schoof ik de beide beentjes in de warmkamer, schuin gezeten op de stoel van opa, met een graphic novel in de handen, en een lekker tussendoortje bij de hand, om tot een ware synesthesie van zintuiglijke genietingen te komen. “Ja, ik heb in ons nieuwe huis met groot plezier ook een kachel toegevoegd, en die brandt bijna elke dag. Ik klief het hout daarvoor zelf”, merkt de bronbezoeker op. “Maar je weet het, daar komt nu ook verzet tegen, de houtkachels zouden de lucht al te veel vervuilen.

Wat moeten we doen? Wat mag er nu nog uiteindelijk?”

“Trouwens, zo gaat de man in grijze broek en blauw geblokt hemd door, het is toch niet mooi, hoe de bossen hier tegenwoordig beheerd worden? “Ah, je bedoelt het dode hout in het bos”? Wel, dat heeft zijn zin, ik las de toelichting die de houtvester, Bart Meuleman van het Agentschap Natuur en Bos heeft laten aanbrengen op de grote infotafels bij het Spaans Dak nog net voor ik naar hier kwam. In kringen van natuurliefhebbers is het ecologische belang van dode bomen in het bos al zeker twintig jaar evident. Ik argumenteer aan de waternemer bij de bron dat dood hout heel wat specifieke insecten, mossen en plantjes een huis en voeding biedt, en die organismen zijn op hun buurt levenskansen voor roofinsecten en voor tal van vogels, zoals de mooie Bonte Specht die net nu boven onze hoofden de lente inluidt door het geratel met zijn snavel op een dor takje; dat is de enige zang van die soort. Het is wel waar, op de tocht van anderhalve kilometer van de Waversebaan tot aan de Minnebron, heb ik wel een dozijn woudreuzen gezien die dood op de bosaarde liggen. Eentje is zo groot en indrukwekkend in zijn overgave, zijn weigeren nog te leven, dat mensen blijkbaar het zicht gehumaniseerd wilden en er een reeks stammetjes en balkjes tegenaan hebben geschikt. De dood en de ultieme passiviteit, ze wordt verteerbaar gemaakt voor het oog van de wandelende stadsmens. Emiel laat zich geleidelijk overtuigen, zo had hij het nog niet bekeken. Ik licht toe dat die kolossen die het bos verrijken door daar te liggen, de stammen zijn die omgerukt werden tijdens de beroemde ‘Pukkelpop storm” van 2012, waarbij doden vielen onder de festivalgangers.

“Het straffe is dat je tegenwoordig zelfs geen hout meer mag sprokkelen in het bos, zoals mijn familie al generaties lang gewoon was te doen” komt er een volgende klacht. Maar ik ben niet uit het veld geslagen, ik getuig meteen dat ik zelf na de winterstormpjes van november heel wat grote takken heb naar huis gehaald van in het park waar mijn woning tegenaan ligt. Je mag ervan uit gaan, geef ik als raad, dat de boswachters indien er zulke regel is uitgevaardigd, wel niet te streng zullen toekijken. In de wijde, lichtjes desolate natuur is er vaak meer begrip voor elkaar mogelijk dan in de “maddening crowd” in de drukke steden. Onder de veertig meter hoge bomen is de mens instinctief blij nog eens een soortgenoot van hoop en al twee meter lengte te ontmoeten; de paden in de natuur zijn goede plaatsen om een rustig gesprekje te voeren, om elkaar te groeten, een goede dag te wensen; iets wat voor de mensenziel die aandachtig luistert, nog altijd als een ware zegening overkomt. Onderweg naar de bron had ik nog een gesprek gevoerd met twee broers van achteraan de twintig, die spontaan opbiechtten dat zij bij hun moeder op bezoek waren, “het is al maanden geleden, straf eigenlijk”. De ene had rood haar en een bril, de andere een kastanjebruine ringbaard en lange lokken boven het voorhoofd. Misschien genetisch van verschillende aard, maar wie maalt daarom als er verstandhouding is. Ik heb de broers aangemoedigd de familiebanden niet te verwaarlozen, die blijven aders van leven en vertrouwelijkheid. Ze waren het met me eens, ook met het feit dat wij blanken op dat vlak konden leren van zwart Afrikanen en Marokkaanse families. De afscheidsgroet was hartelijk en oprecht van beide kanten. Mijn mooie hond had weer zijn duit in het zakje gedaan, hij doet ijs smelten als een volle zomerzon.

De man bij de bron merkt op dat er tegenwoordig zo veel wetten en regels bestaan, dat het goede leven wel verstikt lijkt te worden. Ik beaam dat en geef het voorbeeld van de obsessie met Veiligheid waar ik een paar keer onder te lijden heb gehad, en mijn bedenkingen bij heb uitgeschreven in bepaalde blogs. Zo mocht je geen verwelkomende deurmat meer leggen, uit vrees voor rookontwikkeling bij brand; en zo kwam de politie, die blijkbaar het onderscheid tussen echt gevaar en regelneverij ook niet meer aanvoelde in de jaren voordat onze Belgische Marokkaanse desperado’s de grote dingen weer op hun plaats lieten vallen (door hun acties vol van, het moet gewoon gezegd, agressie en waan – zin), mij wilden beboeten voor het gebruik van de vuurpot en de barbecue op Sint Jan, drie jaar geleden. Ik kan mij niet voorstellen dat de verwarring in de geesten vandaag nog zo groot is. Aan tragedies zitten nu eenmaal ook goede kantjes. Ze zetten de mens met de voeten terug op de aarde. “Die vlucht naar een krampachtig willen “goed maken” van de samenleving, ze was al langer een plaag”, zo roep ik naar de heer die op negen meter staat te putten. “Al onder premier Guy Verhofstadt (en de groenen in de regering) kleurde de klacht over regelneverij het Maatschappelijk Debat”. Minister Aelvoet kwam met een wetsvoorstel om het smullen van snoep dat leek op sigaretjes, voor kinderen te verbieden. En minister Dua kwam met het idee open vuren in de stad maar ook op de buiten, bijna volledig te verbieden.

Ik deel aan mijn kompaan mee hoe dezelfde Rik Torfs ons al een vuistregel heeft meegegeven om te leven met regels. Hij wees in een column in 2012 op het verschil waarmee Vlamingen omgaan met een wet, en Latijnse mensen, zoals inwoners van het Vaticaanse Rome. In Rome bewijst men de regel, bijvoorbeeld uitgevaardigd door een paus, eer. Je moet dat goed verstaan. En voor de rest gaat men in het dagelijkse leven gewoon door te doen wat menselijk is. In onze lage landen, steekt na het uitvaardigen van een ambetante regel door de overheden, een kleine storm op. Volksprotest, betogingen, een ruit sneuvelt. En daarna gaan de brave mensen die regel stipt toepassen…

 

Je mag jezelf wat meer ruimte toestaan, zo houd ik de waterman voor. Je mag niet de slaaf willen zijn van regeltjes. Die zijn er om Het Leven te regelen, niet om het… de strot toe te knijpen.

 

 

Ik zie dat mijn bericht de man stil maakt, het dringt door. Het bronwater zoemt in stilte, de Staartmeesjes zingen luid en enthousiast in de hoge twijgen.

 

Emiel lijkt seconde na seconde beseft te winnen van wat ik wil overbrengen. Dat hij, dat ik, dat wij ook een wondere brok leven vormen, een incarnatie zijn van een heilig, nooit te vatten of te verwoorden machtig, heilig beginsel.

 

De grond waar wij met onze voeten staan, is altijd een beetje heilig.

 

Als je  schoonheid van ziel en menselijke Noblesse  nastreeft, en zeker als je die nu en dan daadwerkelijk waarmaakt, dan heb je meer dan naakt bestaansrecht.

Dan hoef je niet bewust iemands slaaf te willen zijn.

 

In de woorden van de grote heilige deugniet Augustinus klonk het vijftien eeuwen geleden zo:

 

Ama, et fac quod vis.

 

Emiel is klaar met zijn lading helder water. Hij zegt, het doet deugd zo praten in open lucht, en dan nog met iemand met gezond verstand. Fijne dag nog, wensen wij elkaar. En verder stap ik met Fellow, we gaan ons geluk beproeven, en de uitnodiging honoreren die de beeldhouwer ons gaf in oktober tijdens een studiedag van TAU, de Fransicaanse beweging, in het La Foresta klooster. Ik kijk nog even naar boven, voor ik het vlonderpad tussen de moeras cipressen op draai, waar zijn glimlachende, vitale, sensuele maria-met-babytje prijkt in de gevel van de kapel, Als ik de teksten even bekijk die de gebedsgemeenschap in de valven heeft aangebracht, dringt het besef door dat er vele vormen zijn van liefde voor het leven, en van devotie. Zelfs naïviteit schijnt een waardevolle bron van leven te kunnen zijn.

Ter informatie en ter inspiratie: deze reportage die ik vond bij hedendaagse Amerikaanse Indianen in de VSA, die ze zelf heel verwonderd met elkaar delen via sociale media. De Dukka zijn mensen die in de volle, afgelegen natuur leven. Die van kindsbeen af heel gewoon en vriendelijk omgaan met rendieren, erop rijden, ze verzorgen. Die mensen, er zijn nog maar een veertigtal families van over… zijn zozeer (spiritueel en lichamelijk) verbonden met de ‘wilde’ dieren, dat de besten onder hen er zelfs in slagen Wolven en Steenarenden tam te maken en als gezinslid op te nemen. En taken te laten uitvoeren voor de familie.

 

Voor mij is dit goud waard. Natuurlijk kan ik zelf tijdens dit leven die mate van  harmonie en tevreden geluk in natuurzuivere, zenuwachtigheid eliminerende omstandigheden niet meer bereiken. Maar ik ben wel bereid mijn kompas op deze poolster te richten.

 

Link

 

https://shareably.net/dukha-mongolian-reindeer-tribe/?utm_source=homer_fb_share&utm_medium=facebook&utm_campaign=dogs

 

Nota Bene

Wie mij leest op dit forum heeft overschot van gelijk. U leest een opiniemaker met invloed, ook al geniet hij geen grote naambekendheid in de main stream media. De column van 27/2 van Rik Torfs in Het Laatste Nieuws, wél een naam in het Maatschappelijk Debat, werkt het thema dat ik hier aankaart in de blog verder uit. Met zijn bekende flair om de grote vraagstukken van de tijd te illustreren vanuit heel concrete observaties. De eerste regels luiden:

“Wij zijn minder vrij dan vroeger. Er is steeds meer dat niet mag. Maar geldt dat voor iedereen? Soms lijkt het of alleen de doornsneeburger op het land zijn levensstijl dient te veranderen, terwijl de ‘hoogopgeleide culturele elite uit de stedelijke lofts en penthouses gewoon haar gang mag blijven gaan. Ongelijkheid dus. (…)”

 

Creative Commons zijn van toepassing. Delen enkel met bronvermelding.

 

take down
the paywall
steun ons nu!