Kaart van het graafschap Vlaanderen uit 1609 door Matthias Quad (kartograaf) en Johannes Bussemacher (graveur en uitgever, Keulen)

 

Opinie, Nieuws, Samenleving, België, Diversiteit, Opinie, Multiculturaliteit -

Vlaanderen en de Ander

Hoe pluralistisch en verdraagzaam is een steeds autonomer wordend Vlaanderen? Een antwoord hierop reikt tegelijk enkele elementen van antwoord aan bij de discussie die Hakim Idris in een blog op DeWereldMorgen.be enkele dagen geleden wilde openen over 'Angst voor multiculturaliteit'.

donderdag 20 mei 2010 11:40
Spread the love

Les majorités fragiles et l’éducation (Les Presses de l’Université de Montréal, 2010) van de Frans-Canadese auteur Marie McAndrew, gaat op die vraag in.

Komen aan bod: de Vlamingen in België/Vlaanderen, de Franstalige Canadezen in Québec, de Catalanen in Catalonië/Spanje en de Noord-Ierse katholieken, die zij telkens ‘majorités fragiles‘ noemt. Een meerderheid is volgens haar fragiel wanneer zij onzeker is in haar interetnische relaties, én als ze een erfenis voortsleept van vroegere ongelijke behandeling in haar nadeel door toedoen van een vroegere meerderheidsgroep (waartoe diegene behoort die zij vandaag de meerderheids-Ander noemt). De minderheids-Ander is dan meestal de immigrant.

Vraag is dus, hoe ‘fragiele meerderheden’ zich zelf gedragen tegenover hun huidige etnisch-culturele meerderheids – respectievelijk minderheids-Ander?

Hoe pluralistisch verdraagzaam gedraagt de Franstalige Québecois zich tot de Engelstalige respectievelijk de immigrant in Québec? Of nog … hoe pluralistisch verdraagzaam gedraagt de Vlaamse beleidsmaker zich tot de Franstalige inwoner respectievelijk de immigrant in Vlaanderen? Zitten daar verschillen in, en waarom?

McAndrew bekijkt het onderwijs, met zijn drie sociale doelstellingen: 1) kansengelijkheid, 2) respect voor cultuur, taal en identiteit van iedereen, en 3) sociale cohesie. We beperken ons tot drie van haar aandachtspunten.

1. Eerst bekijkt McAndrew wat er gebeurt met mensen die zich vanuit hun groep naar een andere groep bewegen. Welk is hun ratio? En hoe staan bijvoorbeeld ‘fragiele meerderheden’ tegenover de (vroegere) meerderheids-Ander die zijn kinderen vandaag in het onderwijs van de nieuwe meerderheidsgroep plaatst? In Québec gebeurt dit wanneer Engelstaligen op het niveau van kleuter- en lager onderwijs hun kinderen in het Franstalige onderwijs plaatsen.

Nadien trekken zij hun kinderen vaak terug om ze in het Engelstalige onderwijs te plaatsen. Waarom doen ze zulk heen en weer? Omdat, aldus onderzoek waarnaar de auteur verwijst, zij hun kinderen beter tweetalig willen maken én tegelijk beter willen voorbereiden op het interetnisch verkeer.

De Franstalige ouders in Québec ervaren dit meestal als positief, want hun kinderen leren zodoende gemakkelijker Engels. Wie problemen maakt, zijn de Franstalige leerkrachten. Zij ervaren de houding van die Engelstalige ouders als een misbruik van hun inzet en zien hun Engelstalige etnische loyaliteit onvoldoende veranderen naar de Franstaligheid toe. 

De auteur bekijkt dan wat er in Brussel gebeurt. Bij de Franstalige ouders die hun kinderen in Nederlandstalige scholen plaatsen, is er eenzelfde zorg voor tweetaligheid, maar zij willen vaak ook migrantenkinderen als klasgenootjes voor hun eigen kinderen vermijden (wat in Québec niet meespeelt).

De vraag naar een zich wijzigende etnische loyaliteit wordt bij ons door onderzoekers niet gesteld. Van hun kant zien veel Vlaamse ouders een toename van Franstaligen vaak als een bedreiging voor de kwaliteit van het Nederlands, en ook hier verschillen we mutatis mutandis van Québec.

De positie van de Nederlandstalige leerkrachten en directies in Brussel gelijkt dan weer heel sterk op die van hun Franstalige collega’s in Québec: er leeft bij hen nogal wat scepsis over de ware bedoelingen van de Franstaligen.

De Vlaamse administraties en kabinetten nemen de houding van de leerkrachten en directies over, terwijl dit in Québec genuanceerder ligt. (Ondertussen is er in Brussel net zoals in Québec weinig zicht op wat de kinderen zelf ervaren.) Met andere woorden: in een ‘fragiele meerderheid’ zijn overgangen tussen groepen een gevoelige en complexe materie met veel dimensies. 

2. De auteur wil dan nagaan hoe onderwijsoverheden zulke complexe materie via onderwijsstrategieën en eindtermen aanpakken. Ze staat stil bij de manier waarop wij in België bijvoorbeeld de leerstof geschiedenis invullen. Dit is een zaak exclusief van de twee grote gemeenschappen, de Vlaamse en de Franse.

Wat blijkt nu? Dat zowel het federale niveau als de hoofdstad afwezig zijn als te kennen onderwijsinhouden waarover een minimaal inzicht zou moeten bestaan, en ook – sterker nog – dat elke gemeenschap het bestaan van de andere gemeenschap uit zijn geschiedenisboeken weert.

“Dat zowel het federale niveau als de hoofdstad afwezig zijn als te kennen onderwijsinhouden waarover een minimaal inzicht zou moeten bestaan, en ook – sterker nog – dat elke gemeenschap het bestaan van de andere gemeenschap uit zijn geschiedenisboeken weert.”

Volgens de auteur is dit een unicum in de vier situaties die zij bestudeerd heeft. Tweede vaststelling dus: de handboeken geschiedenis voorzien nergens een debat over de meest nabije maatschappelijke en politieke context waarin de eigen gemeenschap – welke dan ook – in België functioneert.

3. Hoe denken we dan de sociale cohesie en de kijk op het internationale gebeuren te realiseren?

Enkel intern, en daarenboven héél éénzinnig: de integratie van de minderheids- zowel als de meerderheids-Ander in Vlaanderen via een éne taal.

Enkel voor de minderheids-Ander kan dit strikt geformaliseerd worden: door de inburgering, vernauwd, volgens de auteur, tot vooral Nederlandse taalverwerving en tot enige introductie in de culturele omgevingswaarden.

Zij bespreekt ook even het OKAN, de Onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers. En dan, heel onverwacht, bespreekt McAndrew de biculturele meertalige onderwijsprojecten van Foyer in Brussel, omdat die volgens haar een unieke belangstelling vertonen voor alle drie de sociale doeleinden waarover het in het onderwijs zou moeten gaan en zich niet beperken tot één of twee ervan.

“Cependant, au fur et à mesure que l’attraction du secteur néerlandophone auprès d’autres populations a augmenté, et dans un contexte d’opposition de l’extrème droite et d’une partie de l’opinion publique au multilinguisme, un moratoire non officiel a été imposé à son développement. Mais en 2008, le projet touchait encore 500 élèves dans six écoles.” Zij vermeldt haar bron niet, maar haar informatie haalt zij niet uit de Foyer.

Al dan niet op aangeven van haar informant(en) en na inzage van sommige evaluatierapporten, voegt ze eraan toe : “L’évaluation du programme trilingue du Foyer, menée dans les années 1990, leur donne partiellement raison. Elle a en effet montré que les élèves étrangers qui recevaient un enseignement trilingue avaient une meilleure maîtrise du néerlandais que leurs pairs scolarisés uniquement dans cette langue. Toutefois, les résultats des élèves allophones continuaient à être inférieurs à ceux des élèves néerlandophones, bien que le hiatus se soit atténué durant la scolarité.”

Wat zij hiermee wil aantonen, is dat het emotioneel verschrikkelijk moeilijk is binnen een ‘fragiele meerderheid’ om gemeenschapsloyaliteit samen te denken met respect voor diversiteit en meertaligheid, al ziet zij dit toch als iets minder moeilijk tegenover een minderheids- dan tegenover een meerderheids-Ander.

Aan het eind van haar onderzoek doet McAndrew twee algemene vaststellingen: 1) een ‘fragiele meerderheid’ heeft minder problemen met de diversiteit van een minderheids- dan met die van een meerderheids-Ander, maar 2) diversiteit – ook van de minderheids-Ander – wordt hoe dan ook altijd als bedreigend ervaren.

Vervolgens gaat zij na wat de acceptatie van de etnisch-culturele Ander, vooral de meerderheids-Ander, kan vergemakkelijken:

(a) de bereidheid om de ‘verhalen’ over het eigen verleden opnieuw te bekijken met het oog op hun geldigheid vandaag;

(b) het feit dat men de veranderingsprocessen zelf voldoende beheerst;

(c) het feit dat men in staat is om de diversiteit realistisch en zonder excessen te omschrijven en als zodanig bij het publiek over te brengen. Als we daar in Vlaanderen niet in slagen, dan zal ons pluralisme daaronder lijden. 

Voor een meer uitvoerige bespreking van het boek van Marie McAndrew, zie www.foyer.be “Hoe gedraagt een autonoom Vlaanderen zich tegenover de Ander? De visie van een wetenschappelijke outsider, delen 1 t/m 5.” (met opname van uittreksels uit het boek op het Franstalige deel van de website).

take down
the paywall
steun ons nu!