Opinie -

Vier mythes ontkracht over migranten die slecht Nederlands spreken

Al jaren werkt Sector Samenlevingsopbouw met huurdersgroepen in de sociale huisvesting. Daar ontmoeten we dagelijks mensen die een verschillende taal spreken. Samen zetten we activiteiten op om mekaar beter te leren kennen. 'Nederlands' speelt daar een belangrijke rol in.

donderdag 27 november 2014 12:06
Spread the love

Sommige activiteiten zetten specifiek in op het oefenen van de
Nederlandse taal. We volgen het traject van mensen om er achter te komen
waarom ze zoveel moeite hebben om het Nederlands onder de knie te
krijgen.

Wij van Sector Samenlevingsopbouw staan dus met onze beide voeten in de
realiteit. De beleidsvoorstellen over boetes voor (kandidaat) sociale
huurders die onvoldoende Nederlands spreken, vragen om een reactie uit
die realiteit. We ontkrachten enkele mythes:

Mythe 1: Als ze geen mondje Nederlands spreken wil dat zeggen dat ze niet willen

In Vlaanderen is Nederlands onze gemeenschappelijke taal, de taal waardoor we elkaar begrijpen. Maak kennis met Rachida (fictieve naam). Ze wil de mensen in haar omgeving graag begrijpen. Rachida komt naar de buurtwerking. Ze volgde vier jaar Nederlands in een traject voor analfabeten die traag leren. In dat traject lukte het niet om veel vooruitgang te boeken. Haar motivatie liegt er nochtans niet om. Ieder jaar volgde ze trouw de lessen. Elk jaar in een ander deel van Antwerpen. Sinds de school drie jaar geleden aangaf dat de lessen haar niet langer verder helpen bij het Nederlands leren, is ze ‘uitgeleerd’ verklaard en mag ze zich dus niet meer inschrijven. Ze bleef niet bij de pakken zitten en komt sindsdien wekelijks naar een gespreksgroep met Nederlandstaligen om met de taal in contact te blijven. Want ze zou het zo graag kunnen: de kassierster begrijpen, met de buurvrouw kunnen praten en met de kleinkinderen.

Het is een mythe dat iedereen Nederlands kan leren. Rachida is geen uitzondering. Ze behoort tot 10% van de tweedetaal-verwervers die blijven steken op minder dan een mondje Nederlands. Dit is geen Vlaams cijfer, maar een vaststelling uit internationaal wetenschappelijk onderzoek. Het is ‘niet kunnen’ en dus niet, ‘niet willen’. Naast de medische achtergrond spelen nog andere factoren een grote rol: het schoolverleden, de leeftijd van de cursist, de leervaardigheid, de kennis van andere talen, de familiale context, stress, de inkomenssituatie. Als elke euro telt en je bent bezig met overleven, blijft er nog weinig ruimte in je hoofd om een nieuwe taal te leren. Veelal gaat het niet om één van deze factoren, maar een combinatie.

Mythe 2: Met een boete gaan ze wel Nederlands leren

Boetes zorgen ervoor dat mensen trager rijden. Iedereen kan zijn/haar gaspedaal minder hard induwen. De analogie met boetes om Nederlands te leren gaat niet op. Wie het Nederlands niet goed onder de knie krijgt, kan dat niet beter of sneller door (de dreiging van) het betalen van een boete. Het is een vaardigheid die bijzonder veel tijd vraagt (en niet voor iedereen haalbaar is, zie mythe 1). In sociale huisvesting wonen bijna uitsluitend mensen met een kwetsbare sociaaleconomische achtergrond en in verhouding wonen er meer kortgeschoolden. Mensen met weinig of geen scholing doen er in theorie 2,5 jaar over om beperkt Nederlands te spreken. In praktijk duurt het vaak vijf jaar of langer omdat niet alle modules elkaar vlot opvolgen of omdat de combinatie met gezin en werk of allerhande problemen (zoals geen werk vinden, financiële problemen, stresssituaties, gezondheidsproblemen, …) niet altijd vanzelfsprekend is. 

Het beleidsvoorstel start met een verdubbeling van iemands huishuur als boete. Laten we een simulatie maken op basis van de situatie van het gezin van Jean-Désiré (fictieve naam). Hij komt naar de woonpermanentie van Samenlevingsopbouw. Hij is langdurig werkloos en gezinshoofd. Het gezin heeft een maandelijks inkomen van 1000 euro. Hun huishuur in de sociale huisvesting bedraagt 226 euro. Een verdubbeling betekent een kost van huur en boete van 452 euro. Zelfs zonder andere woonkosten (energie, water, …) is bijna de helft van het gezinsinkomen weg. Onderzoek rond minimumbudget om kwaliteitsvol te leven, wijst uit dat niet meer dan 1/3 van het inkomen aan wonen mag besteed worden. Anders dreigen schulden. Huurachterstand is reden nummer één voor uithuiszetting in sociale huisvesting. Een verdubbeling van je huishuur, een dreiging van huurachterstand en uithuiszetting creëren geen ruimte in je hoofd om makkelijker een taal te leren. Ze bereiken eerder het omgekeerde.

Mythe 3: Als ze geen Nederlands spreken, dan weten ze niet hoe ze hun vuil buiten moeten zetten

Het is niet omdat we er naar streven om Nederlands te gebruiken dat we enkel Nederlands hebben als communicatiemiddel. Alsof je een gereedschapskist hebt vol gereedschap en beslist om alleen je schroevendraaier te gebruiken. Communiceren gaat niet enkel over taal, gesproken of geschreven woorden. De stad Antwerpen slaagt er bijvoorbeeld al jaren in om ophaalkalenders voor afval te verspreiden die je begrijpt als je onvoldoende Nederlands spreekt.

Huisvuil fout sorteren of verkeerd buitenzetten is geen typisch kenmerk van mensen die onvoldoende Nederlands spreken. In elk sociaal woningbouwcomplex zijn er Nederlandstaligen die afval fout aanbieden en mensen die slecht Nederlands spreken en het afval correct aanbieden. En omgekeerd.

In de gemeenschapstuin naast een sociaal woningbouwcomplex in Antwerpen-Noord werken 15 mensen samen in een moestuin. Ze hebben geen gemeenschappelijke taal. Toch werken ze perfect samen en is de tuin in orde. Ze verbinden buren met elkaar en dragen zorg voor elkaar en de rest van de buurt. Het zou makkelijker zijn indien iedereen vlot Nederlands praat. Maar de meertalige realiteit leidt niet automatisch tot problemen.

In de activiteiten van Samenlevingsopbouw stellen we vast dat een gemeenschappelijke taal, kennis van Nederlands, misverstanden kan voorkomen. We zien ook dat er naast taal een wens moet zijn om elkaar te begrijpen: een open houding, checken of je elkaar goed begrijpt, iemand zoeken die vertaalt, het desnoods met handen en voeten uitleggen. Taal is een middel om te communiceren, maar het is geen wondermiddel. Ook tussen mensen die perfect Nederlands spreken, kunnen er moeilijkheden zijn om samen te leven.

Mythe 4: Hoe kunnen ze nu integreren als ze geen Nederlands kunnen?

In de buurtwerken van Samenlevingsopbouw hebben we tal van vrijwilligers met (een ongewenste) beperkte kennis van het Nederlands. Ze doen vrijwilligerswerk in een zorgnetwerk voor mensen die het moeilijk hebben, ze koken voor andere mensen in hun wijk, ze leren kinderen banden plakken in een buurtfietsatelier, … Ze werken er samen met mensen die vlot Nederlands praten. Het contact zorgt voor oefenmogelijkheden om Nederlands te praten en nieuwe oplossingen om elkaar te begrijpen. Toch raken ze vaak niet voorbij het vrijwillig engagement en hun integratie in de wereld van sociale projecten. Duurzaam werk zou voor hen de ideale plaats zijn om te integreren.

Solliciteren gebeurt echter online en in het Nederlands. Het gros van de arbeidsmarkt, met de overheid op kop, durft hen niet laten werken omdat hun Nederlands onvoldoende is. Ook opleidingen bij VDAB vragen een basiskennis Nederlands. Niet voor alle beroepen is een even grondige kennis van het Nederlands nodig. De koudwatervrees van werkgevers omwille van onvoldoende Nederlandse taalkennis is groot. Het principieel belang dat we aan Nederlands hechten, zorgt ervoor dat mensen niet kunnen bijleren en geen deel kunnen uitmaken van onze samenleving. Hoe gaan we als samenleving op lange termijn om met deze burgers met een beperking?

In Vlaanderen groeit er een kloof tussen het belang dat er gehecht wordt aan de kennis van het Nederlands en anderzijds de realiteit van een superdiverse en meertalige samenleving. Die realiteit verdwijnt niet door te wensen dat ze er niet is. De toekomst voorspelt meer mensen en meer diversiteit. Integratie komt er door samen een nieuwe samenleving vorm te geven. Het is een wederzijds proces waarbij het zoeken naar andere en nieuwe manieren om Nederlands te leren en de intentie om elkaar te begrijpen grote stappen zijn. De sector Samenlevingsopbouw streeft naar een inclusieve samenleving waarin mensen kunnen participeren ongeacht hun beperkingen op het vlak van Nederlands. Een inclusieve samenleving waarin we in de eerste plaats streven naar resultaten om het recht op wonen voor iedereen te garanderen.

take down
the paywall
steun ons nu!