Het zweet stond op zijn voorhoofd en al zijn driften stegen
naar het centrale punt
de druk nam als maar toe, het weerspiegelde
voor zijn ogen en zag zichzelf, de vriendelijke man.
Een vriendelijke lach, synthetische in geplugde witte tanden
zijn kaken kon hij unlocken zoals bij een slang.
Klein of groot, hij kon zijn kaken uitrekken met enige spier
bewegingen perste hij alles naar binnen.
Zijn kaken klikte weer terug zoals het bij de mens behoort.
Achter zijn lach schuimde het voort, een prop stokte even bij
zijn hoge van zijde gestikte boord, doodsbang om niet te overleven
wat hij vrat, dankte hij elke keer frisse lucht en de koude nacht
die hij dagelijks veracht.
Rode randen om beide ogen pulseerde bij het zien wat hij vrat.
Twee witte pupillen waar licht uit zijn brein over de gronden scheen
kreeg hij elke keer een kick te zien waar hij was.
Koud en kil is zijn weg, geen vijandigheid, niet dulden, geen rede,
gedogen, schuld, door niets wordt hij gevuld zijn beweging is
vervuilde energie, destructie van het zijn, het zijn is het antwoord.