De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Verslag van een expert i.v.m. de waterproblematiek in Brugge

dinsdag 13 oktober 2020 10:34
Spread the love

De historiek van verkavelingspolitiek en waterproblematiek

De huidige verkavelingspolitiek van de Stad Brugge leidt tot het verder toeslibben van Assebroek. Dit zal niet alleen tot meer verkeersproblemen aan de Gentpoort leiden. De toename van bebouwing en van verharde oppervlakken zal het risico voor overstromingen nog vergroten. Nochtans werden de Stad en de bevoegde diensten herhaaldelijk op de overstromingsrisico’s gewezen. We illustreren dit graag met een grondig onderbouwd voorbeeld. In 1995 stuurde de (ondertussen overleden) Antoon Vander Auwera, een deskundige op het gebied van waterbeheersing, een alarmerende brief naar de kersverse burgemeester Patrick Moenaert – waarin hij een aantal problemen i.v.m. de waterhuishouding in en rond Brugge schetste, en een aantal constructieve aanbevelingen formuleerde.

Hij wees daarbij o.m. op het belang van overstroombare gebieden, het gevaar van de ophoging van laaggelegen gronden en de noodzaak van een langetermijnvisie. Antoon Vander Auwera moet echter vaststellen dat zijn voorstellen genegeerd worden. Hij vindt de verkaveling van de laaggelegen gebieden in Assebroek onverantwoord en stelt zich ernstige vragen over de besluitvorming die het bouwen op deze gronden mogelijk maakt. Antoon Vander Auwera heeft er ook herhaaldelijk op gewezen dat de waterafvoer van de Brugse regio steeds problematischer wordt. De Oostendse vaart heeft slechts een klein verval en de toenemende hoeveelheid water kan alleen bij eb in de zee geloosd worden.

In 1995 was er nog geen sprake van klimaatverandering. Indien we er rekening mee houden dat het zeeniveau in de toekomst beduidend kan stijgen, en in de winterperiodes  steeds meer langdurige regenval voorkomt, dan is het niet ondenkbaar dat de waterproblematiek in het Brugse ernstiger vormen zal aannemen.

Wie Assebroek kent weet dat de bepaalde gebieden in de deelgemeente kwetsbaar zijn voor wateroverlast. Bij verschillende informatievergaderingen van de stad Brugge werd door omwonenden op de waterproblematiek gewezen. Dit was niet alleen het geval voor het domein van de Gemene Weidebeek maar ook voor de verkaveling van de hovingen Van Hollebeke, en in het bijzonder van de laaggelegen gronden aan de Blekerijstraat en Nijverheidsstraat. We moeten echter vaststellen dat de lokale overheid de opmerkingen van de bezorgde burgers negeert en de verkavelingsplannen doordrukt. De watertoets blijkt dan ook weinig of geen betekenis te hebben.

Bij zeer zware regenval is het niet denkbeeldig dat de riolen de wateroverlast niet meer aankunnen en dat het water langs de oude loop van de Gemene Weidebeek naar het Zuidervaartje stroomt. Een deel van de St. Christoffelparochie kan dan met overstromingen te kampen hebben. Het gevaar voor wateroverlast is bijzonder groot voor de laaggelegen terreinen aan de Blekerijstraat en Nijverheidsstraat. Ook het centrum van Brugge en de Coupure zouden met wateroverlast kunnen te maken krijgen ten gevolge van al die ondoordachte beslissingen die de waterhuishouding nadelig beïnvloeden.

Wanneer we op heden zien dat er nog steeds hard gepusht wordt om nieuwe verkavelingen toe te voegen op lager gelegen overstromingsgevoelige gronden zoals de Sint-Trudostraat of de Mispelaar, dan zijn we overtuigd dat de boodschap van Antoon Vander Auwera nog steeds even relevant is. Zo relevant dat het stilaan tijd wordt om aan de alarmbel te trekken!

De brief van Antoon Vander Auwera aan burgemeester Patrick Moenaert

9.10.1995

A. Vander Auwera
Vooruitgangsstraat 1
8310 Brugge

Aan dhr. Burgemeester van de stad BRUGGE

Mijnheer de Burgemeester,

Hierbij bevestig ik mijn mondelinge tussenkomst op de recente hoorzitting te St. Kruis in verband met het ruimtelijk beleidsplan van de stad Brugge.

Als gepensioneerde met 43 jaar dienst bij de dienst “Water” (vroeger: Landelijke Waterdienst) van de Vlaamse Gemeenschap meen ik enige kennis en ervaring te hebben verworven inzake waterbeheersing. Ruimtelijke ordening staat daarmee in een nauw verband.

De stad Brugge, met de randgemeenten heeft in een ver en recent verleden herhaaldelijk te kampen gehad met overstromingen of wateroverlast. Wanneer men de moeite doet om de hoogtekaart van Brugge en omgeving te raadplegen en daarbij te letten op de peilen der afvoerende waterlopen dan wordt reeds veel duidelijk. Men dient vooreerst te beseffen dat een groot gedeelte van de stad Brugge zeer laag gelegen is. Dit geldt niet alleen voor het poldergedeelte (Zeebrugge, Lissewege, Dudzele en
St. Pieters) maar ook voor grote gedeelten van de Brugse stadskern en van de Zuidelijk rand (Assebroekse meersen, valleien van het St. Trudo-Ledeken, Leiselebeek, Kerkebeek, Boterbeek, Gemene Weidebeek, omgeving van “Rust Roest”) welke beneden het peil + 6,00 m T.A.W. en soms beneden het peil + 5,00 m T.A.W. gelegen zijn.

Die gebieden die eertijds, bij intense of langdurige regenval, geheel of gedeeltelijk overstroomden, fungeerden als natuurlijke waterbekkens ter vrijwaring van wateroverlast van iets hoger gelegen gronden. Op de oude kaarten (Ferraris en o.a. op een kaart in het stadhuis) zijn deze natuurlijke overstromingsgronden nog duidelijk terug te vinden.
Op deze gronden rustte een erfdienstbaarheid van lage ligging, zoals omschreven in de artikelen 640 en volgende van het Burgerlijk Wetboek in de zin dat de eigenaars ervan de periodieke wateroverlast als een natuurlijk fenomeen moesten gedogen. Deze gronden hadden ook een geringe waarde en uiteraard werd er niet op gebouwd.

In deze “natuurlijke situatie” is intussen een en ander veranderd en dit veelal in ongunstige zin, nl. ten nadele van hoger gelegen gronden.  Vooreerst is er de nadelige invloed op de peilen der waterafvoerende kanalen en beken. Niet alleen is er de snellere waterafvoer in de kanalen door de gravitair lozende beken zoals Rivierbeek, Jabbekebeek, e.a. , maar bovendien worden deze peilen nog verhoogd door de bemaling van de polders van St. Trudo-Ledeke en Blankenberge en door het gemaal aan de Ketsbrug. Voeg daarbij nog het feit dat in een recent verleden in Frankrijk het stoomgebied van de Leie werd uitgebreid, waardoor meer water naar de Gentse vaart werd afgevoerd, hetgeen een uitleg kan geven van de hoge peilen in de kanalen tijdens de overstromingen.

Een tweede nadelig element is het feit dat bij de totstandkoming van de gewestplans werd nagelaten de voormelde overstroombare gronden als zodanig aan te duiden op de gewestplans. Dit opende de weg naar tomeloze verkavelingen, waarbij deze minderwaardige gronden plots tot bouwgronden werden omgetoverd met de financiële voordelen voor de verkavelaars en de lasten voor de overheid (voor het oprichten van gemalen) en de miserie voor de bouwers (paniek in de vallei van de Kerkebeek bij het alsnog voorkomen van wateroverlast). Alhoewel het gemaal aan de Ketsbrug voldoende capaciteit heeft voor de drooglegging van het gebied van de Kerkebeek en Leiselebeek kan
deze capaciteit onvoldoende worden gebruikt wegens het onvoldoende afvoervermogen van de Buitenvestingsgracht. Opstuwing in deze gracht brengt immers waterbezwaar mede voor de aanpalende percelen. Ook zijn er periodisch problemen door opstuwing aan de rooster op de Kerkebeek in het Boudewijnpark. Hierdoor blijft de waterbemeestering in het gebied van de Leiselebeek en de Kerkebeek precair.

In het stroomgebied van het St. Trudo-Ledeke werd op “Ver-Assebroek” een wijk met goedkope woningen tussen Waterloopbeek en Assebroekse meersen neergezet tot aan de rand van het laag gebied. Ook daar heerste paniek wegens overstromingsgevaar. Daarbij dient opgemerkt dat in het laag gebied van de vallei van het St. Trudo-Ledeke, ten Noorden van de Rapaertstraat te Assebroek, een verkaveling werd toegestaan (thans reeds volledig bebouwd) met gevaar voor wateroverlast. Spijts het verbod tot het bouwen van constructies in de 5m-brede zones lang de beek werd dit verbod niet nageleefd, waardoor het ruimen van het St. Trudo-Ledeke op die plaats praktisch onmogelijk is geworden, met alle nadelige gevolgen voor de stroomopwaarts gelegen lage gebieden. In de vallei van de Gemene Weidebeek werden verscheidene laaggelegen gronden opgehoogd en bebouwd en dit ten nadele van de resterende laaggelegen gronden.

In dit verband kan worden verwezen naar een uitspraak van het Verbrekingshof dd. 5.2.1914 (Pasicrisie 1914 – I 92): “Een eigenaar mag de natuurlijke glooiing van de grond niet wijzigen door bvb. het terrein op te hogen zodat het water begint af te vloeien naar een erf dat daardoor lager kwam te liggen”. Ook in de vallei van de Boterbeek-Abdijbeek werden reeds verscheidene terreinen opgehoogd ten nadele van de resterende lage gronden en van de wachtbekkenfunctie.

Ook de laaggelegen zone (lager dan + 5m T.A.W.) in het Dampoortkwartier werd reeds duchtig gebouwd en opgehoogd. Opnieuw is er sprake van bebouwing op de terreinen van “Rust Roest”. Hoe zullen de aan te leggen riolen kunnen ontwateren tenzij kunstmatig, via bemaling, ten nadele van andere gebieden en door opheffing van de wachtbekkenfunctie.

  • Ook buiten Brugge worden ergerlijke ingrepen op de laaggelegen gebieden uitgevoerd: Te Loppem, ten Noorden van de Eninkstraat, werden laaggelegen gronden langs de Kerkebeek opgehoogd en ingericht als bouwgrond.
  • Langs de Rivierbeek te Waardamme, ten Oosten van de Kortrijkse baan, werden de lage gronden langs de Rivierbeek opgehoogd.

VOORSTELLEN

  • Er moet dringend een halt worden toegeroepen aan het bouwen en opvullen van de beekvalleien.
  • De resterende, niet bebouwde gedeelten van die beekvalleien moeten worden ingericht als wachtbekken.
  • Er moet een overleg komen tussen de stad Brugge (+ eventueel Oostkamp en Zedelgem) en de met de waterafvoer betrokken diensten van de Vlaamse Gemeenschap (dienst Kust – dienst Stroomgebied Schelde – dienst Water – Prov. Technische diensten – Ruimtelijke ordening) over de te nemen maatregelen op korte en lange termijn.
  • Er dient een overzicht te worden gemaakt van de gebieden en rioolstelsels die niet gravitair lozen, m.a.w. die andere hoger gelegen gebieden belasten.
  • Er dient, in voormeld overleg, bepaald welke bemaling, in noodsituaties, tijdelijk dient stilgelegd te worden ter vrijwaring van andere gebieden.
  • Iedere ophoging van laaggelegen gebieden, die de naastgelegen gebieden met extra water belast, moet worden verboden.
  • Er dient overwogen om de herziening van de gewestplans aan te vragen, ten einde de overstroombare gebieden aan te duiden.
  • Er dienen eveneens maatregelen overwogen om de versnelde waterafvoer van hoger gelegen gebieden tegen te gaan.
  • Iedere verkaveling dient onderzocht op de weerslag inzake waterbeheersing.
  • Er dient onderzocht hoe de waterafvoer via de Oostendse vaart, Zuidervaart, Vestingsgrachten, Lissewegevaart, enz. kan worden verbeterd.
  • Het is zeker een illusie te menen dat door het bouwen van een keersluis in de Gentse vaart alle waterproblemen van Brugge en omgeving zullen opgelost zijn.

(getekend)

A. Vander Auwera

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!