Op 28 november kiezen miljoenen Congolezen een nieuwe president en parlement
Nieuws, Wereld, Afrika, Politiek, Congo, Verkiezingen, Kivu, Kris Berwouts, EurAc, Joseph Kabila, CENI, Grondwetsherziening, Veiligheidssituatie, Analyse, Rebellengroepen, UDPS, Vital Kamerhe, Jean-Pierre Bemba, Etienne Tshisekedi, PPRD, Derde Republiek, Cinq chantiers, Maniema, Integratie in nationaal leger, AETA -

Verkiezingen in Congo: versterking van de democratie of meer verwarring?

Maandag 28 november gaan miljoenen Congolezen naar de stembureaus om een president en parlementsleden te verkiezen. In oktober 2006, na een verkiezingsduel met voormalig vicepresident Jean-Pierre Bemba, won huidig president Joseph Kabila de eerste democratische presidentsverkiezingen sinds 1960. Hij werd op die manier het eerste staatshoofd van de Derde Republiek. Een analyse door Kris Berwouts.

maandag 28 november 2011 15:45
Spread the love

De eerste legislatuur van de Derde Republiek in Congo verliep moeilijk: sommige instellingen werden nooit opgericht en verkiezingen voor regionale en lokale raden werden nooit georganiseerd. Andere instellingen kwamen er wel, maar functioneerden met een aanzienlijk democratisch deficit. Geen enkele van de opgerichte instellingen slaagde erin waarnemers te overtuigen van de democratische kwaliteiten van hun werking.

Ondanks de retoriek rond de ‘cinq chantiers‘ (de vijf werven), het politieke ontwikkelingsprogramma dat centraal stond in Kabila’s verkiezingsprogramma in 2006, hebben weinig of geen Congolezen een merkbare verbetering van hun dagelijkse levensomstandigheden ondervonden. Kabila is er dan misschien in geslaagd de oorlog te beëindigen, de onveiligheid en straffeloosheid tieren nog steeds welig.

De grondwetsherziening van januari 2011

President Kabila zette het verkiezingsjaar 2011 in door de spelregels te veranderen. Die grondwetsherziening werd op korte tijd ingevoerd en gebeurde, misschien niet toevallig, net op het moment dat de diplomaten terugkeerden uit vakantie en de aandacht van de wereld gevestigd was op Zuid-Soedan en Ivoorkust. Vanuit een kortetermijnperspectief bekeken, was deze herziening bedoeld om alle mogelijke politieke kuiperijen uit te sluiten.

Vanuit een breder perspectief echter, kan de herziening beschouwd worden als de eerste stap in de omvorming van het semipresidentieel systeem — ingevoerd door de grondwet van 2005 — tot een sterk gecentraliseerd presidentieel systeem.

Het belang van deze grondwetsherziening mag niet worden onderschat. Het verhindert de politieke partijen om de eerste ronde als een soort van proef te gebruiken om zo steun te verzamelen voor een uiteindelijke uitdager in de tweede ronde. Ze staan meteen tegenover de president en ze weten dat de kans om Kabila te verslaan bijzonder gering is als ze zich niet verenigen rond één oppositiekandidaat. Gezien de internationale gemeenschap niet gereageerd heeft op de grondwetsherziening, is het ook voor hen bijzonder moeilijk om kritiek te geven op de wijziging in het electorale proces.

Verdeelde oppositie

Toen Etienne Tshisekedi, oppositieleider sinds de jaren zeventig, terugkeerde naar Kinshasa en ook Vital Kamerhe, voormalig voorzitter van het parlement, zijn presidentiële ambities wereldkundig maakte, leefde even de hoop op dat de Congolese verkiezingen een strijd zouden kennen tussen uiteenlopende visies, ideologieën en strategieën om de samenleving opnieuw op te bouwen.

Met de grondwetsherziening en de daaruit volgende noodzaak om zich met één oppositiekandidaat te presenteren, lijkt de hoofdactiviteit van de oppositie zich te beperken tot een spelletje stratego waarin regio’s, clans, afkomst en handelsbelangen het resultaat bepalen. Van een ideologisch debat is geen sprake meer.

Begin oktober zag het er bijzonder onwaarschijnlijk uit dat de oppositie erin zal slagen zich achter één kandidaat te scharen. Dit heeft vooral te maken met de weigering van Tshisekedi om in ernstig debat te treden met de andere belangrijkste oppositiekandidaten. Na dertig jaar in de oppositie, lijkt hij een verkiezingsoverwinning als een ‘moreel recht’ te beschouwen. De presidentsverkiezingen krijgen op die manier een ‘nu of nooit’ of een ‘alles of niets’-karakter.

De gebeurtenissen van 5 en 6 september in Kinshasa (zware rellen tussen de activisten van de partij van de president (PPRD) en de aanhangers van Tshisekedi’s UDPS) toonden al het gewelddadig potentieel van het verkiezingsproces. Misschien overschat de oppositie haar mobiliserende kracht, maar het lijdt geen twijfel dat er op sociaal-economisch vlak diepe frustratie leeft: de enige vooruitgang op infrastructurele voorzieningen of op het macro-economisch front is aan de basis niet voelbaar.

Het volk is boos, hun geduld is op en dit maakt hen kwetsbaar voor politieke recuperatie. Dit verkleint de kans dat de oppositie erin slaagt ‘de straat’ te mobiliseren in het geval van een nederlaag.

Kabila’s zware uitrusting voor totale controle

Ondertussen investeert Kabila zwaar in zijn herverkiezing. Er is een scherpe tegenstelling tussen het uitgekiende, systematische en op alle aspecten aan controle onderworpen verkiezingsproces aan de ene kant en de kwetsbaarheid van de Congolese staat aan de andere kant. Die is nauwelijks in staat de problemen aan te pakken waarmee ze geconfronteerd wordt.

Eén van de oorzaken van de kwetsbaarheid van de staat, is het gebrek aan coherentie in het regime en de vele interne conflicten en de verdeeldheid in de entourage van de president. De macht van Kabila steunt op een eindeloze lijst ad hoc allianties met nationale, provinciale en lokale leiders. Als hij hun loyauteit wil behouden, zal hij rekening moeten houden met hun ambities en frustraties.

Weinigen (Congolees of emigrant) geloven dat Kabila echt de macht zou overdragen in het geval van een nederlaag. Een veelgehoorde uitspraak is: “Si Kabila perd, c’est la guerre”. Sommigen zien daarom in Kabila een factor van relatieve stabiliteit, van het minste kwaad, maar het zou fout zijn om het potentieel geweld te beperken tot die scenario’s waarin Kabila de verkiezingen verliest.

Onveiligheid in het Oosten

Sinds 2006 is de veiligheidssituatie in Oost-Congo geëvolueerd van een open oorlog naar een laagintensiteitsconflict. Zeker na de integratie van de voormalige vijand  Laurent Nkunda en zijn CNDP (nvdr: Nationaal Congres voor de Verdediging van het Volk) in het Congolese nationale leger in januari 2009.

Nkunda werd gearresteerd door het Rwandese leger en CNDP werd een leger binnen het nationale leger. Het behield zijn eigen structuren. Deze nieuwe positie liet de CNDP toe te groeien, zowel op het vlak van manschappen als op het vlak van gebieden die het onder controle heeft. Bovendien verhoogde dit zijn toegangsmogelijkheden tot strategische mijnsites.

Begin 2011 lanceerde president Kabila een aantal initiatieven. Zo startte hij een discrete dialoog op met de leider van de Rwandese Hutu-rebellenbeweging FDLR (nvdr: Forces Démocratiques de Libération du Rwanda) op basis van het scenario waarbij de rebellen hun wapens zouden neerleggen en zich met hun families zouden terugtrekken naar Maniema (nvdr: provincie in het oosten van Congo).

Er werden onderhandelingen opgestart met de belangrijkste gewapende milities om hen in het Congolese leger te integreren en er werd tegemoet gekomen aan de eisen van CNDP: ze kregen de militaire graden die ze gevraagd hadden en ze moesten niet optreden buiten de Kivu-streek.

De bedoeling van deze initiatieven was om een sfeer van stabiliteit te creëren en het probleem van de beperkte populariteit van de president in de oostelijke provincies, die hem in 2006 nog de overwinning bezorgden, te keren. Het werd echter al snel duidelijk dat deze initiatieven niet tot duurzame oplossingen zouden leiden. De regering ziet zich geconfronteerd met de schier onmogelijke taak om twee dozen van Pandora tegelijkertijd aan te pakken.

Om de effectieve integratie van CNDP in het leger te stimuleren, was er bijna geen andere keuze dan hen de militaire promotie toe te staan waarvoor ze reeds twee jaar vragende partij waren. Maar als de overheid dit toestaat, verhoogt de druk van de andere Congolese gewapende groepen en bestaat het risico dat ze onrealistische verwachtingen gaan koesteren. Hoe groter de inspanningen om tegemoet te komen aan de eisen van de groepen in het oosten, hoe groter het gevoel van uitsluiting dat al enige tijd aan het sluimeren is in het Congolese leger en bij Kabila’s eigen Republikeinse Garde.

De president is er niet in geslaagd al deze problemen tegelijkertijd op te lossen, met desintegratie en groeiende onveiligheid tot gevolg. De desintegratie is deels het gevolg van de desertie van recente en slechts oppervlakkig geïntegreerde officieren, die kleine gewapende groepen vormen met twintig of dertig van hun manschappen. Ze hebben geen specifieke doelstellingen noch een politieke agenda. Ze leggen geen verklaringen af, ze hebben zelfs geen eigen naam. Ze zijn bekend onder de naam van hun aanvoerder.

Alle grote vraagstukken in Congo hangen samen en dit toont zich des te sterker op dit moment met de verkiezingen. Dit ten gevolge van de grijze zone tussen de gewapende milities en de politieke scène, op provinciaal zowel als op nationaal niveau, vaak met etniciteit als een verbindende factor.

De internationale gemeenschap lijkt ondertussen de grenzen van haar invloed bereikt te hebben. Er is veel gebeurd, bijvoorbeeld op het vlak van hervormingen in de veiligheidssector, maar de output blijft toch vooral technisch van aard. En technische verbeteringen zullen geen duurzaam resultaat opleveren zolang ze niet geïntegreerd zijn in een coherente Congolese visie en strategie met betrekking tot de veiligheidstroepen en zolang de Congolese autoriteiten geen duidelijke wil vertonen om deze ook effectief te implementeren.

Het gebrek aan duurzame resultaten is deels te wijten aan het feit dat de internationale gemeenschap Congo tracht te ondersteunen met de klassieke recepten en standaard postconflictschema’s, terwijl de pagina van het conflict zelf nog steeds niet is omgedraaid.

Heel ongerust …

De belangrijkste vragen op dit moment zijn dus: zullen de verkiezingen bijdragen tot de versterking van de embryonale democratie, die het gevolg was van de verkiezingen in 2006 en zal de Congolese overheid in staat zijn om het potentiële geweld en instabiliteit het hoofd te bieden? Het minste dat je kunt zeggen, is dat wij, als middenveldpartners van het Congolese volk, bijzonder ongerust zijn.

Daarom hebben we ons, binnen het Europese NGO netwerk voor Centraal-Afrika (EurAc), aangesloten bij de oproep van AETA (nvdr: ‘Agir pour des élections transparantes et apaisées’, een platform van NGO’s in Congo dat ijvert voor transparante en eerlijke verkiezingen) aan de politieke actoren om geweld tijdens het verkiezingsproces te vermijden en een interactieve dialoog in stand te houden.

We voegen dit toe aan onze aanbevelingen aan de EU om sterker aanwezig te zijn in het electorale proces om zo te verzekeren dat het Congolese volk een vrije keuze kan maken in een open en transparant proces.

Kris Berwouts

Kris Berwouts (1963) studeerde Afrikaanse talen en culturen aan de Universiteit Gent. De laatste 25 jaar werkte hij voor diverse Belgische en internationale NGO’s rond vrede en verzoening, veiligheid en democratische processen. Sinds 2007 is hij directeur van EurAc, het Europese NGO-netwerk voor Centraal-Afrika.

(Uit het Engels vertaald door Ann Dejaeghere)

take down
the paywall
steun ons nu!