Venezuela krijgt een laatste waarschuwing

Opinie - Jorge Martin
zondag 12 juni 2016 18:10

Journalist Jorge Martin ontkent de fouten en gebreken van de regering van Venezolaans president Maduro niet. Er is volgens hem echter meer aan de hand dan politieke oppositie tegen een democratisch verkozen president. In Venezuela bereidt de VS een gewelddadige omverwerping van de president voor.

De laatste weken en dagen werden de aanvallen tegen de Bolivariaanse revolutie weer feller. Kranten in Spanje en de VS hebben het over honger in Venezuela en eisen de afzetting van het “dictatoriale regime”. Schaarste aan sommige producten heeft hier en daar geleid tot plunderingen. De rechtse oppositie wil een referendum organiseren om de president af te zetten, maar dreigt ook met gewelddadige acties. Ze vraagt ook de hulp van het buitenland en in sommige gevallen zelfs militaire interventie.

Wat is er echt aan de hand in Venezuela en hoe kunnen we antwoorden op deze dreigementen?

Op vrijdag 13 mei verlengde Venezolaans president Maduro het decreet van januari dat hem speciale bevoegdheden geeft om de economische noodtoestand aan te pakken. Hij voegde er ook nog speciale bevoegdheden aan toe om te kunnen antwoorden op buitenlandse militaire bedreigingen en om problemen met de voedselproductie en -verdeling aan te pakken.

Zoals verwacht reageerden de internationale media fel. Opnieuw hadden ze het over een “dictatuur”. Een van de voornaamste oppositieleiders, Capriles Radonski, riep publiek op om het decreet niet te aanvaarden.

Deze bedreigingen zijn reëel. We geven hier enkele voorbeelden. In april 2016 werd in een artikel van de Washington Post openlijk opgeroepen tot “politieke interventie”. Die oproep was gericht aan de buurlanden van Venezuela. Voormalig Colombiaans president Alvaro Uribe deed op de “Concordia Summit”[1] een open oproep aan het Venezolaanse leger om een staatsgreep te plegen. Als dat niet zou lukken, stelde hij een buitenlandse militaire interventie tegen de “tirannie” voor.

De Venezolaanse oppositie vroeg de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) al meermaals het Democratisch Handvest van de organistaie toe te passen om in te grijpen tegen president Maduro. Ze voelt zich aangemoedigd door de staatsgreep tegen Dilma Rousseff in Brazilië en wil zo snel mogelijk hetzelfde verwezenlijken in Venezuela, op welke manier dan ook, legaal of illegaal.

De invloedrijke Venezolaanse journalist van de rechterzijde, Francisco Toro (hoofdredacteur van de nieuwssite Caracas Chronicles) heeft zopas een artikel geschreven waarin hij openlijk de voor- en nadelen van een staatsgreep beschrijft. Hij beweert dat een staatsgreep wettelijk is en “alles behalve een misdaad”. De Venezolaanse regering meldde enkele dagen voor dit artikel verscheen (op 19 mei) dat een Amerikaans militair vliegtuig het nationale luchtruim schond.

De oppositie wil misbruik maken van de ernstige economische problemen. Ze veroorzaakt chaos en geweld om hiermee een staatsgreep of een buitenlandse interventie te rechtvaardigen. Op deze manier wil ze zo snel mogelijk president Maduro verwijderen. Er zijn al gewelddadige incidenten geweest in de deelstaten Zulia en Táchira en er zijn voortdurend geruchten, meestal valse, van plunderingen en rellen.

Een zeer ernstige crisis

 Wat er nu in Venezuela aan de hand is, is niet nieuw. Sinds 1998, toen Hugo Chávez voor de eerste maal verkozen werd, en vooral sinds de wet van 2001, voert de Venezolaanse oligarchie, samen met de krachten uit het noorden, campagnes van intimidatie, geweld, destabilisatie, staatsgrepen, leugens, laster, diplomatieke druk, economische sabotage… Noem maar op, ze hebben het allemaal uitgeprobeerd.

Deze keer loopt het echter anders. Vroeger hebben de Bolivariaanse massa’s, de arbeiders, de boeren en de armen telkens de pogingen overwonnen om de revolutie ongedaan te maken. Dat was ook zo tijdens de staatsgreep van 2002 en de lock-out van de werkgevers die erop volgde. Op dat ogenblik had de revolutie de algemene levensstandaard nog niet echt kunnen verbeteren. Dat gebeurde pas later, nadat de overheid de volledige controle verwierf over de nationale oliemaatschappij PDVSA in 2003.

Tien jaar lang was de revolutie in staat om brede hervormingen toe te passen en de levensstandaard van het volk te verbeteren. Dit ging gepaard met een proces van politieke bewustwording, waarbij Chávez en de massa’s elkaar voortstuwden. Doel van deze Bolivariaanse revolutie was het socialisme.

Er waren wijdverspreide experimenten met arbeiderscontrole, fabrieken werden bezet en onteigend, bedrijven werden opnieuw genationaliseerd. Miljoenen mensen werden actief op alle vlakken om hun toekomst in eigen handen te nemen. De motor van de revolutie waren de massa’s die in staat waren alle aanvallen van de rechterzijde te counteren. Ze waren politiek bewust en actief betrokken op alle niveaus.

Natuurlijk was de hoge prijs van een vat ruwe olie (140 dollar in 2008) een grote hulp. De regering kon een enorme hoeveelheid geld investeren in sociale programma’s die de levensstandaard van miljoenen verbeterden (in onderwijs, gezondheidszorg, voeding, huisvesting, pensioenen…). Er werd toen in de eerste plaats niet gedacht aan de overname van de productiemiddelen.

Het kapitalisme kan niet gereguleerd worden

Er werden maatregelen genomen die de normale werking van de vrijemarkteconomie beperkten ter verdediging tegen de sabotage van de oligarchie. Zo was er een controle op de deviezenmarkt om kapitaalvlucht te voorkomen en waren er prijscontroles op basisproducten om de koopkracht van de armen te beschermen.

Al snel vonden de kapitalisten echter een manier om die monetaire regels te omzeilen. Er werd gefraudeerd met de deviezencontroles waardoor de opbrengsten van de olie-industrie direct in de zakken van kapitaalkrachtigen terecht kwamen. Hoe kon dit gebeuren?

De regering installeerde een goedkope, gesubsidieerde wisselkoers die gebruikt moest worden om basisproducten en bepaalde onderdelen voor de industrie in te voeren.De private ondernemers sluisden deze goedkope dollars echter door naar de zwarte markt – die als neveneffect van de deviezencontroles ontstond – of naar buitenlandse bankrekeningen. Zo ontstond bijvoorbeeld een situatie waarbij het volume van de invoer van farmaceutische producten daalde (blauwe kolommen in Figuur 1), terwijl het aantal dollars, dat daarvoor door de staat aan de privé importeurs gegeven werd, enorm steeg (rode kolommen in Figuur 1).



Figuur 1

Tussen 2003 en 2014 daalde het volume van de import van geneesmiddelen met bijna 90 procent terwijl het bedrag dat de regering ervoor uitgaf bijna verzesvoudigde. Hetzelfde gebeurde in bijna elke andere sector van de economie waar de privéondernemers gesubsidieerde dollars ontvingen voor de import.

Met de prijscontroles gebeurde iets gelijkaardigs. De private sector, die nog steeds bijna de volledige controle heeft over de voedselproductie en de distributie van vele basisproducten, weigerde om ook maar iets te produceren dat onder de prijscontroles valt. Om de controles op rijst te omzeilen, bijvoorbeeld, begonnen ze gearomatiseerde of gekleurde rijst te produceren, die niet onderhevig was aan prijscontroles.

Door de weigering van de privébedrijven om te produceren, moest de staat instaan voor de productie en distributie van voedingsmiddelen. De regering importeerde voedsel van de wereldmarkt dat ze betaalde met oliedollars en dan doorverkocht aan sterk gesubsidieerde prijzen in de voedselketens van de staat (PDVAL, MERCAL, Bicentenario).

Dit werkte min of meer goed toen de olieprijzen nog hoog waren. Toen de olieprijzen sterk begonnen te dalen en de economie in een diepe recessie terechtkwam, stortte dit systeem echter in elkaar. In 2014 was een vat ruwe olie nog 88 dollar waard, in 2015 44 dollar en in januari 2016 werd de laagste prijs ooit genoteerd: 24 dollar.

Om de sociale projecten verder te kunnen zetten, met inbegrip van de gesubsidieerde voedingsmiddelen, begon de staat massaal geld te drukken, zonder dat daar productie tegenover stond. Tussen 1999 en 2015 steeg de maatschappelijke geldhoeveelheid (M2) met 15.000 procent (Figuur 2)!



Figuur 2

Onvermijdelijk zorgde de combinatie van massale kapitaalvlucht, de ermee samengaande ontwikkeling van een enorme zwarte dollarmarkt en een immense uitbreiding van de maatschappelijke geldhoeveelheid ten tijde van recessie voor een hyperinflatie. Volgens de Centrale Bank van Venezuela bedroeg de inflatie op jaarbasis in 2014 68 procent en in 2015 zelfs 180 procent. De inflatie voor voeding en niet-alcoholische dranken was zelfs hoger.

De wisselkoers op de zwarte markt van de dollar steeg van 187 Bolivar in januari 2015 naar meer dan 1000 Bolivar voor een dollar op dit moment, met een piek van 1200 Bolivar in februari 2015. De prijzen van de meeste producten worden aan deze wisselkoers berekend.

Een ander gevolg van deze economische ontwrichting is de snelle uitputting van de internationale reserves. Begin 2015 bedroegen die nog 24 miljard dollar. Nu zijn ze ingestort naar 12,7 miljard dollar, volgens de Venezolaanse Centrale Bank (zie Figuur 3).



Figuur 3

Deze hachelijke situatie heeft ervoor gezorgd dat de regering veel minder voedsel en andere basisproducten importeert. De totale invoer daalde met 18,7 procent in 2015. Dit veroorzaakte een permanente schaarste aan basisproducten in de staatswinkels, waar de producten aan gecontroleerde en bijgevolg betaalbare prijzen verkocht worden.

Op zijn beurt had dit dan weer als gevolg dat er een enorme zwarte markt ontstond voor deze producten. De oorzaak van de zwarte markt is de schaarste, die op haar beurt vergroot wordt door het bestaan van de zwarte markt zelf. Het gigantische verschil tussen de prijzen van de gesubsidieerde producten en die van de zwarte markt werkt als een magneet die de goederen in de richting van de zwarte markt trekt. Tabel 1 vergelijkt de officiële, gereguleerde prijzen van enkele basisproducten met de prijzen die ‘bachaqueros’ (woekeraars op de zwarte markt) ervoor vragen in de arbeiders- en armenwijk Petare in Caracas in maart 2016. 

De regering heeft het minimumloon meermaals verhoogd de laatste twee jaar. In november 2015 bedroeg dit ongeveer 10.000 Bolivar, op dit moment 15.000 Bolivar. Hier moeten nog maaltijdcheques ter waarde van 18.000 Bolivar bijgeteld worden, maar als je de meeste producten op de zwarte markt moet kopen, is dat niet voldoende. De invoer van voedingsmiddelen door de staat is sterk gedaald, de schaarste aan gereguleerde producten wordt groter en de bevolking ziet zich verplicht meer en meer producten op de vrije, zwarte markt te kopen.

De schaarste heeft tot massale corruptie op alle niveaus geleid. Producten van de officiële bevoorradingsketen van de staat worden omgeleid naar de zwarte markt. De families schuiven uren aan in de wachtrijen en verkopen dan een deel van wat ze gekocht hebben verder op straat. De managers van de supermarkten leiden volle vrachtwagens om naar de zwarte markt en krijgen daarbij hulp van leden van de nationale garde die de supermarkt “bewaken”.

Criminele bendes huren mensen in om urenlang in de rij te gaan staan en zo veel mogelijk gesubsidieerde producten te kopen. Ze bedreigen daarbij het personeel van de supermarkt, de nationale garde, de managers en kopen hen om. Zelfs de nationale hoofdverantwoordelijke van staatsketen Bicentenario leidde gigantische vrachten om.

De privésector kent vele verschillende manieren om de prijzencontrole te ontwijken. Maisbloem is altijd schaars, maar er is nooit een tekort aan maisbroodjes. Kip is zo goed als niet voorradig aan gereguleerde prijs, maar gebraden kip is er altijd. Tarwebloem aan gereguleerde prijs is zo goed als nergens te vinden en de bakkers gebruiken dit als argument om geen gewoon brood aan officiële prijs te bakken. Maar op mysterieuze manier zijn ze wel in staat om speciaal brood, cakes en koekjes te bakken waarop geen prijscontrole bestaat, hoewel die toch ook tarwebloem als ingrediënt hebben. Wat zit er achter dit mysterie? Het feit dat groothandelaren deze bakkers wel voorzien van tarwebloem, maar niet aan de gereguleerde prijzen.

Pogingen om deze situatie op te lossen met repressieve maatregelen tegen de woekeraars zullen falen, hoewel ze wel degelijk aangepakt moeten worden. De echte oorzaak is niet de grote of kleine woekeraar, maar het onvermogen van de regering om de bevoorrading te financieren, samen met de weigering van de privésector om producten aan de officiële prijs te produceren en te verkopen.

Een van de belangrijkste redenen van deze economische toestand is de natuurlijke rebellie van de privéproducenten tegen elke poging om de vrije markt te reguleren of in te perken. Dit is de echte oorzaak van de “economische oorlog” waar de regering het al jaren over heeft. Er is ongetwijfeld ook een element van doelbewuste economische sabotage om de bevolking te raken en hun steun aan de revolutie te ondermijnen, maar anderzijds is het ook gemakkelijk in te zien dat het vanuit kapitalistisch standpunt niet interessant is om een bescheiden winst (of soms verlies) te maken door producten aan officiële prijs te produceren en te verkopen, terwijl men een winstmarge van 100 tot 1000 procent kan halen op de zwarte markt.

In Venezuela is niet “het socialisme” mislukt, zoals de kapitalistische media benadrukken in hun propagandacampagnes. Het is juist het tegenovergestelde. De pogingen om het kapitalisme te reguleren, in het belang van de werkende mensen, ook al is het gedeeltelijk, hebben gefaald. De conclusie is dat het kapitalisme niet gereguleerd kan worden. De pogingen ertoe hebben geleid tot een economische catastrofe.

Antwoord van de regering: een oproep aan de private sector

De meeste Venezolanen beseffen min of meer dat de private bedrijven een smerige rol spelen. Ze weten bijvoorbeeld dat de warenhuisketen Polar producten verbergt in haar opslagplaatsen, dat ze meedoet aan afpersing, speculatie en de zwarte markt mee in stand houdt. Zo waren we getuigen van een discussie in een wachtrij aan een supermarkt:

  • Mevrouw A: “Kijk hier uw mooi vaderland, dit is het resultaat” (betekenis: dit is wat het chavisme u gegeven heeft, wachtrijen)
  • Mevrouw B: “Denkt u dat de overheid Harina PAN (maismeel) produceert?”

Het is de private Polar groep die een monopolie heeft over de productie en distributie van maismeel. De mensen beseffen wel degelijk dat de privésector de economie saboteert, dat is het probleem niet. Het probleem is dat ze denken dat de regering niet in staat of niet bereid is om maatregelen te nemen om het probleem op te lossen.

Naast de voedselschaarste is er ook nog de extreme droogte, veroorzaakt door het weersverschijnsel El Niño, die Venezuela teistert. Het stuwmeer van waterkrachtcentrale El Guiri heeft onvoldoende water om het land van elektriciteit te voorzien, waardoor de laatste maanden regelmatig storingen op het elektriciteitsnet optreden. In april 2016 besliste de regering per decreet dat er een werkweek van slechts twee dagen ingevoerd zou worden voor de overheidsinstellingen om het elektriciteitsverbruik te verminderen.

Het elektriciteitsnet wordt echter ook met opzet gesaboteerd. Zo zijn er al jaren regelmatig aanslagen tegen elektriciteitscentrales en verdeelstations in verschillende delen van het land. Meestal vallen deze samen met verkiezingscampagnes en met momenten van verhoogde politieke spanning. Ze hebben de bedoeling stroomstoringen te veroorzaken om een gevoel van ineenstorting, chaos en instabiliteit te genereren.

Wat was het antwoord van de regering op deze problemen? Sinds 2014 is er de erkenning dat het model van regulering van het kapitalisme en het gebruik van de olie-inkomsten om de sociale programma’s te financieren niet gewerkt heeft. Een keerpunt was het moment toen minister van Financiën Giordani zijn post moest verlaten in juli 2014.

Sinds dat moment koos de regering ervoor om op economisch vlak meer toegevingen te doen aan de private sector in de hoop dat een samenwerking met hen de situatie zou kunnen keren. Dit is merkbaar in een heleboel concrete maatregelen: de gedeeltelijke vrijmaking van de deviezenmarkt, de gedeeltelijke opheffing van de subsidies op brandstofprijs, de creatie van speciale economische zones om buitenlands kapitaal aan te trekken, de repatriëring van het kapitaal dat de Venezolaanse kapitalisten in het buitenland bezitten, de opening van een gebied met een oppervlakte van 111.000 vierkante kilometer voor mijnbouw, enzovoort.

Niets hiervan heeft echter gewerkt. De regering onderhandelt regelmatig met ondernemers, doet hen toegevingen en vraagt hen om te investeren. Bij de volgende onderhandelingen vraagt de privésector vervolgens nog meer toegevingen maar de economie blijft in diepe crisis.

De toegevingen van de regering aan de private sector gaan soms wel samen met bedreigingen van onteigening, maar deze worden nooit gevolgd door acties. Zo waarschuwde Maduro op 13 mei 2016, tijdens de verlenging van het decreet om de economische problemen op te lossen, dat de niet producerende fabrieken aan de gemeenschap overgedragen zouden worden.

24 uur later verklaarde vicepresident, Perez Abad, aan Reuters dat geen enkele fabriek die niet produceert door gebrek aan grondstoffen overgenomen zou worden. Op deze manier stelde hij de privésector gerust. In het zelfde interview zei hij dat Venezuela de buitenlandse schuld volledig en stipt zal blijven betalen. Hij voegde eraan toe dat dit betekent dat de invoer in 2016 zal blijven dalen.

Hoewel het dreigement van Maduro veel aandacht kreeg in internationale pers, besteedden de mensen in Venezuela er niet veel aandacht aan. De dreiging met onteigening, vooral aan het adres van de Polar groep, is al vaker gehoord, maar er kwam nooit iets van in huis. Toen arbeiders in de meest recente periode fabrieken overnamen die stilgelegd waren door de eigenaar, kwamen ze een hele reeks bureaucratische hindernissen tegen of kregen ze te maken met repressie van de Bolivariaanse politie.

De wetten die Chávez introduceerde verdedigen de arbeiders en laten onteigeningen en arbeiderscontrole toe, maar toch dansen de meeste arbeidsinspecteurs naar de pijpen van de bazen. In plaats van de onteigening in gang te zetten, blijven ze de eigenaars uitstel verlenen om de lonen te betalen en de productie weer op gang te brengen. Hierdoor geraken de arbeiders sterk gedemotiveerd.

Vice-president Perez Abad vertegenwoordigt het beleid van toegevingen aan de kapitalisten. Hij is zelf een zakenman en voormalig voorzitter van een van de ondernemersorganisaties van Venezuela. Hij werd Minister van Economie in februari 2016, toen hij Luis Salas verving. Salas werd door de private sector aanzien als een “radicaal”. Nog voordat Maduro de verlenging van de economische noodbevoegdheden aankondigde, had Perez Abad al laten weten dat de prijzen van gereguleerde producten zouden stijgen, na overleg met de privéproducenten.

Om de schaarste aan producten aan te pakken besliste de overheid zopas om lokale productie en distributie aan te moedigen. Het is de bedoeling dat de gemeenschappen zelf voedsel gaan produceren en verdelen voor de lokale bevolking. Dit is een stap in de goede richting en het kan de positie en de rol van de achterban en de organisaties versterken. Deze maatregelen hebben echter slechts een gedeeltelijke impact, tot nu toe. Voorlopig gaat het vooral om de distributie van voedsel, terwijl de kern van het probleem bij de productie en de verwerking ligt.

De impact op het bewustzijn

De contrarevolutie heeft al vaak geprobeerd de Bolivariaanse beweging te verslaan. Nu is de toestand anders. Er is de voortdurende stress en spanning omdat mensen uren in de rij moeten staan om aan basisproducten te geraken. Er is de onzekerheid die veroorzaakt wordt door de schaarste en de hyperinflatie. Dit is nu al meer dan een jaar aan de gang en de situatie wordt eerder slechter dan beter. Er is het besef dat, terwijl de bevolking lijdt, er zogenaamde “Bolivarianen” zijn die machtsposities bekleden, die profiteren van de situatie en corrupt zijn.

De mensen zijn het beu om steeds tegen de bureaucratie te moeten vechten met hun eigen beweging, enzovoort. Dit alles heeft een grote invloed gehad op het bewustzijn van een groot deel van de bevolking, op mensen die vroeger de revolutie steunden.

Dit is de belangrijkste reden voor de nederlaag tijdens de parlementsverkiezingen van 6 december 2015, die voor de eerste keer in achttien jaar gewonnen werden door de rechterzijde. De Bolivariaanse revolutie verloor toen meer dan twee miljoen stemmen, waardoor de oppositie een overweldigende meerderheid kreeg in het parlement.

Door die nederlaag ontstond er een impasse in het parlement. De oppositie heeft geprobeerd enkele reactionaire wetten door te drukken: een schandalige amnestiewet en de privatisering van de huisvesting. Deze werden echter geblokkeerd, ofwel door president Maduro, ofwel door het Hooggerechtshof. Anderzijds worden initiatieven van de president tegengewerkt door de meerderheid van het parlement.

Op dit ogenblik probeert de oppositie een terugroepreferendum te organiseren om president Maduro af te zetten. Deze mogelijkheid geeft democratische garanties en werd destijds in de wet opgenomen door de Bolivariaanse revolutie onder Hugo Chávez.

De oppositie moet een bepaald aantal handtekeningen verzamelen om het proces in gang te zetten. Later moeten ze dan de handtekeningen van 20 procent van het electoraat (dat is 3,9 miljoen handtekeningen) verzamelen om met het uiteindelijke referendum verder te kunnen gaan. Deze tweede fase van het proces wordt gemonitord door de Nationale Kiesraad.

In het uiteindelijke referendum moet de oppositie dan meer stemmen halen dan het aantal stemmen dat Maduro bij zijn verkiezing haalde om hem af te kunnen zetten. Als hij dit jaar (2016) het referendum verliest, dan neemt de voorzitter van het parlement (oppositie) zijn taak over totdat er nieuwe presidentsverkiezingen komen. Maduro zal echter met alle middelen proberen het referendum uit te stellen tot 2017.

Als hij dan afgezet wordt, dan neemt de vicepresident (regeringspartij) het van hem over voor de verdere duur van zijn ambtstermijn (tot 2019). Dit toont ook aan dat de leiding van de Bolivariaanse beweging de strijd vanuit een zuiver juridisch en institutioneel oogpunt bekijkt.

De oligarchie voelt zich ook gesterkt door het electorale verlies voor de linkerzijde in Argentinië en Bolivia en door de afzetting van Dilma Rousseff in Brazilië. De rechterzijde is aan de winnende hand en wil zo snel mogelijk “het regime” in Venezuela “omverwerpen”. Ze kan niet wachten tot het hele proces van het referendum afgehandeld is en nog minder tot het einde van Maduro’s ambtstermijn.

Ook voor de volksmassa’s heeft het nu lang genoeg geduurd. Begin mei 2016 beschreef een kameraad uit Catia, een revolutionair bolwerk in Caracas, de situatie als volgt:

“Een paar weken geleden moest je vier, zes of acht uur in de rij staan, maar je kon dan eten kopen voor twee of drie weken. Nu is er niets meer. Mijn moeder en ik stonden maandag in de wachtrij en er was enkel rijst en pasta. De rest moet je op de zwarte markt gaan kopen bij de woekeraars. We komen niet rond met ons loon. De nationale garde staat nu buiten de lokale supermarkt met automatische geweren om de orde te bewaren. Ze duwden de wachtrij een paar honderd meter terug om plunderingen te voorkomen”. Er zijn al kleine incidenten en plunderingen geweest in Aragua en Guarenas.

Onder deze omstandigheden bestaat het gevaar dat een oproep aan de bevolking om te mobiliseren tegen de dreiging van de contrarevolutie niet beantwoord wordt. De massa’s hebben steeds opnieuw getoond dat ze bereid zijn te vechten en de revolutie vooruit te stuwen, maar ze twijfelen nu sterk of hun leiders wel weten waar ze naar toe willen, en hoe ze er moeten geraken.

Een militaire staatsgreep?

De combinatie van institutionele impasse, diepe economische crisis en geweld dat de oppositie wil creëren in de straten, kan er ook voor zorgen dat een deel van het leger tussenkomt om “de orde te herstellen”. De laatste weken gaan er geruchten over een staatsgreep die in de maak is. Op 17 mei 2016 deed oppositieleider Capriles een oproep aan het leger om in opstand te komen tegen de president “om de grondwet te verdedigen”. Capriles heeft natuurlijk ervaring met staatsgrepen. Hij speelde immers een rol in de staatsgreep tegen Hugo Chávez in 2002. De legerleiding heeft regelmatig haar loyaliteit aan de Bolivariaanse beweging bevestigd. Alles heeft echter zijn grenzen.

De Bolivariaanse revolutie staat op een zeer gevaarlijk kruispunt. Een militaire tussenkomst, in welke vorm dan ook, zou de voorbode zijn voor een “overgang” naar het terug aan de macht komen van de oligarchie. Een deel van de Bolivariaanse leiders, sommige corrupte, bureaucratische en reformistische elementen aan de top, staan al klaar om het schip te verlaten. Ze zijn meer dan bereid om deel te nemen aan een soort overgangsregering van “nationale eenheid”, zolang hen immuniteit gegarandeerd wordt.

Terwijl een deel van de massa’s moegestreden en uitgeput is, bestaan er ook heel wat activisten die kwaad zijn en meer dan ooit gemotiveerd zijn door de verkiezingsnederlaag van december 2015. Er is een beweging van onderuit die de radicalisering van de revolutie eist.

Mochten de Bolivariaanse leiders vastberaden zijn om de schaarste aan te pakken, dan zou dit het revolutionaire enthousiasme weer aanwakkeren. Dat zou volgende maatregelen inhouden: staatsmonopolie op buitenlandse handel; onteigening van de voedselproductie en -distributie onder democratische controle van de arbeiders, de gemeenschappen en de kleine boeren; het niet afbetalen van buitenlandse schulden; onteigening van de banken en de grote bedrijven; een nationaal democratisch productieplan om te voorzien in de behoeften van de bevolking.

Als dit programma uitgevoerd werd, dan zou dat tot een nog grotere botsing met de Venezolaanse oligarchie en hun imperialistische bazen leiden. Het zou wel op zeer grote steun van het volk kunnen rekenen, dat eindelijk zijn problemen opgelost zou zien, op een degelijke manier.

Laat ons geen illusies koesteren. Als de rechtervleugel terug de volledige staatsmacht herwint, op welke manier dan ook, dan zal Venezuela terugkeren naar een “normale” kapitalistische democratie. Het beleid van de nieuwe leiders in een land met enorme economische en sociale problemen zal dan bestaan uit wrede aanvallen tegen de werkende mensen.

Zij zullen in het offensief gaan tegen alle sociale verworvenheden van de revolutie, maar zouden ook geconfronteerd worden met een felle tegenstand van het volk en ze zouden dat met geweld proberen te bestrijden. Onder deze omstandigheden zou het tot een nieuwe ‘Caracazo’ opstand kunnen komen, zoals op 27 februari 1989 waarbij de toenmalige rechtse regering duizenden burgerslachtoffer maakte.

Toby Valderrama en Antonio Aponte stelden het zeer scherp in een recent artikel: “De regering moet begrijpen dat economische oorlog, buitenlandse invasie, aanvallen van buitenlandse woordvoerders, of ze nu komen van Almagro (secretaris-generaal van de OAS) of van Uribe (voormalig Colombiaans president) allemaal dezelfde naam dragen: kapitalisme!

Ze kunnen enkel met één wapen bestreden worden: socialisme. Je kan ze niet bevechten met kapitalisme, want dat zal niemand overtuigen en je kan nooit winnen. Dit zijn tijden van vastberadenheid: je bent ofwel een revolutionair ofwel een kapitalist. De sociaaldemocratische manier werkt niet meer. Je kan geen vurige speeches blijven houden en daarna als brandweerman optreden om het vuur te doven.”

Dat klopt. Zoals we uitgelegd hebben, zijn de pogingen om het kapitalisme te reguleren mislukt. Er blijven nu twee mogelijkheden over: teruggaan naar het “normale” kapitalisme, waarbij de bevolking de prijs van de crisis betaalt, of vooruitgaan naar het socialisme, waarbij de kapitalisten het gelag betalen.

Het is nog niet te laat. Het zijn zeer gevaarlijke tijden. Enkel extreme maatregelen en vastberadenheid zullen het tij kunnen keren. Geen getwijfel meer. Voltooi de revolutie!

Jorge Martin, 19 mei 2016

Dit is een vertaling van het artikel Venezuela: dernier avertissement van Jorge Martin door Patrick Hens van de organisatie Handen Af Van Venezuela.

[1] De Concordia Summit is een jaarlijkse conferentie van zakenmensen en regeringsleiders in New York.



Content

take down
the paywall
steun ons nu!