De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Van Foucault tot Froyen: hoe de predator uit de hulpverlener halen?

vrijdag 28 mei 2021 07:12
Spread the love

Vanmorgen vertrok ik op vroegochtendwandeling lang voor zonsopgang. De tocht leidde ons langs enkele parken van Leuven; op de Smartphone beluisterde ik klassieke muziek en bestudeerde ik de recensie van dieptepsycholoog Stijn Van Heule van enkele werken van twee ervaringsdeskundigen in psychiatrische zorg, waaronder de baanbrekende boeken van mijn goede kennis, Brenda Froyen. Zij werd befaamd in deze kringen na een wanbehandeling in ziekenhuizen en isoleercellen toen zij na de geboorte van haar kindje een psychose doormaakte. Haar tegenwoordigheid van geest en prachtige taalbeheersing lieten Froyen toe een stem te verheffen over onredelijke, harteloze behandeling die duizenden anderen eveneens moesten ondergaan. Via lezingen en deelname aan Hoge Raden voor de Gezondheid heeft Froyen hard aan de weg getimmerd om onze gemeenschap een menselijker en dus doeltreffender Hulpverleningssector te geven. Onlangs kreeg zij van hoge omes in de zorg tijdens een vergadering zodanig fel en wreed weerwerk, dat een snaar brak en zij de handdoek in de ring gooide. De recensie van Van Heule doet beide vrouwen recht. Ze is intelligent,

doordesemd van expertise, helder. Toch heb ik de ambitie kritiek te geven die veel heilzamer kan inwerken op de sector, wanneer toegepast.

 

Let wel, strategisch bekeken, vanuit de veiligheidsdoelstellingen voor onze gemeenschap op de langere termijn, kan je als overheid en sector moeilijk een beter domein vinden om trachten vooruitgang te boeken dan dit van de zorg voor de geestelijke gezondheid. De akelig lange wachtlijsten voor therapeutische hulp en zelfs voor noodopvang zijn een algemeen bekende doorn in de zijde van onze maatschappij. Verbetering op dit stuk kan onze natie volgens ons serieus vooruit helpen. Want wat kan bijvoorbeeld het vraagstuk van de verbetering van de productiviteit in de bedrijven, zowel als de weerbaarheid naar grote opkomende nieuwe machtsblokken zoals China, wel niet gebaat zijn, wanneer je populatie niet (meer) voor een groot percentage uit mentaal kwetsbare of zelfs gebroken individuen bestaat?… De voorstellen die ik formuleer, die ik heb opgedaan tijdens deze unieke wandeling door de stille straten van Leuven, zijn dus erg relevant. Ik maak ze ook op basis van zowel jarenlange ervaring in de sector van de hulpverlening en als sociaal historicus, met doorgedreven vorming in andere wetenschappen.

Eerst geef ik de recensie van Stijn Van Heule, nadien laat ik mijn bedenkingen en suggesties volgen die moeten leiden tot een meer adequate opvang van mensen in mentale nood. De kracht en tegelijk de zwakte van de voorstellen is er allicht in gelegen, dat zij in al hun grondigheid, slechts op middellange termijn vruchten zullen dragen. Een voordeel is dat elke ouder, elke opvoeder, elke lerares mee kan bijdragen aan wat ik zal noemen, “betere mensen” die de kunst van het opvangen van de medemens verstaan.

 

———————————–

“Op amper zes maanden tijd kwamen twee boeken uit die niets minder zijn dan een klap in het gezicht van iedereen die dacht dat Vlaanderen excelleert met haar hoogstaande psychiatrische hulpverlening. De ambitie om goede kwaliteit te realiseren staat beslist hoog op de beleidsagenda. Organisaties zwaaien met zorgvisies en houden kwaliteitsindicatoren bij. Overheden op hun beurt maken zich sterk dat ze enkel geld geven aan wie degelijke zorg biedt. Goede bedoelingen vinden we overal. Deze omzetten in een betrokken dienstverlening is een ander paar mouwen.

De twee boeken waar ik naar verwijs, zijn Ben ik dan nu weer normaal?, waar Brenda Froyen eind 2020 mee naar buiten kwam, en Ik moest braaf zijn van Laura De Houwer. Dat laatste boek heeft als ondertitel Veertig dagen opname in de psychiatrie en werd in maart 2021 gepubliceerd.

 

Het werk van Brenda Froyen kennen we al langer. In 2014 trad ze op de voorgrond met haar boek Kortsluiting in mijn hoofd. Daarin brengt ze het verslag van haar kraambedpsychose uit 2012, en van de moeizame zoektocht naar een nieuw evenwicht. Episodes van gedwongen hulpverlening wisselen er zich af met een pijnlijk eenzame strijd om ondersteuning te krijgen op maat van wat ze wil en nodig heeft. Nadien volgden het boek Uitgedokterd, waarin ze voorbij haar eigen verhaal met lotgenoten en professionals in dialoog gaat, de novelle Lena waarin ze even in de rol van een verpleegkundige stapt, en Psst, een kinderboek over psychische problemen.

 

Stuk voor stuk werken die wanpraktijken aan de kaak stellen en een lans breken voor een open dialoogcultuur. Ze pleit voor hulpverleners die toegewijd luisteren, die helpen zoeken naar houvast in onzekere tijden, en die bovenal rustig en begrijpend nabij blijven, zolang iemand daar nood aan heeft.

 

Tussen het schrijven van die boeken door engageerde Brenda Froyen zich in het publieke debat. Ze gaf onder meer lezingen, toerde met Stefaan Baeten met een theaterstuk over haar eerste boek, schreef opiniestukken, zette Psychosenet België op poten, organiseerde mee een academische opleiding herstelgerichte GGZ, en participeerde in een werkgroep over psychiatrische diagnostiek binnen de Hoge Gezondheidsraad.

Tot er medio 2019 een veer knapt naar aanleiding van een debat met artsen over het adviesrapport inzake psychiatrische diagnostiek van de Hoge Gezondheidsraad. In Ben ik dan nu weer normaal? schrijft ze daarover het volgende: “Het debat confronteerde me met een kant van de geestelijke gezondheidszorg waarvan ik wist dat die bestond –

Ik had het allemaal meegemaakt in 2012: de zelfingenomenheid, de weinig kritische instelling, niet de belangen van de patiënt maar wel die van de hulpverlener die vooropstonden”.

 

Ik zat naast haar aan tafel tijdens dat debat in 2019. Hooggeschoolde collega’s mikten niet op de bal, maar schopten wild om zich heen en stelden vragen bij de legitimiteit van wat onder meer Brenda Froyen inbracht. Wellicht voelden ze zich bedreigd door wat het rapport inhoudelijk aangeeft over het voorzichtiger gebruik van psychiatrische nomenclatuur, en over het werken met het verhaal van wie hulp zoekt. Ze hadden nochtans alle kansen gekregen om mee te werken aan de adviesnota. In haar boek geeft Brenda Froyen weer dat deze ontgoochelende confrontatie haar de zin ontnam om nog verder op de barricades te staan voor goede psychiatrische zorg.

 

Vrij brutaal botste ze meermaals op een sluipend probleem die onze GGZ sinds haar begindagen kenmerkt: macht. Michel Foucault beschreef dat probleem als geen ander. Machtsdynamieken waren reeds aanwezig bij de oprichting van de eerste psychiatrische voorzieningen. Patiënten moesten zich onderdanig opstellen ten aanzien van beter wetende professionals en gedwee de vele leefregels uit de voorziening volgen. Wie weigerde, werd nog zieker verklaard of buitengezet. Emancipatie-initiatieven die hiërarchische gehoorzaamheid in vraag stelden, en zorgden voor inspraak en vermaatschappelijking, temperden die machtsuitoefening. Toch blijft machtsgebruik als een schaduw rondwaren binnen onze GGZ-voorzieningen.

Brenda Froyen ontmoette die donkere zijde eerst bij haar opname in 2012 en vervolgens nog een aantal keer opnieuw, toen ze het vanuit een veel ruimere betrokkenheid opnam voor wie hulp nodig heeft. Die macht maakt van (ex-)patiënten B-burgers; een aparte categorie mensen waar een professional zich mag boven plaatsen. Zoiets maakt iemand monddood en herleidt hem tot rondwandelende stoornis.

 

Ben ik dan nu weer normaal? is beslist een ironische titel, waaronder een boek schuilt waar zowat iedereen inspiratie kan uit putten én aanstoot kan aan nemen. Alles hang af van hoe je het leest. Of het nu gaat over hoe je medicatiegebruik kan afbouwen, hoe je herstel kan definiëren, wat het probleem is met isoleercellen, waarom er vraagtekens te plaatsen zijn bij euthanasie omwille van psychische lijden, of waarom het inzetten van ervaringsdeskundigen slechte therapeuten uit de wind zet: Brenda Froyen zegt ongezouten wat ze denkt. En toch is het boek geen klaagzang. Daarvoor zitten er te veel suggesties in die ons alert maken voor hoe het wél kan. Een humane psychiatrie is mogelijk, op voorwaarde dat stigmatisering wordt doorbroken en we mensen met problemen warm onthalen en aandachtig beluisteren.

Net zoals in haar eerst boek is Brenda Froyen ook deze keer heel open over eigen ervaringen. De kraambedpsychose is intussen reeds een tijd geweken en nu heeft ze het bijvoorbeeld over hoe ze omgaat met innerlijke onrust, terugblikt op vroegere waandenkbeelden of afstemt met haar man en kinderen. Meerdere keren moest ik tijdens mijn lectuur trouwens hardop lachen. Dat psychosegevoeligheid gebruikt kan worden als ‘vanavond niet schat’-excuus wist ik tot voor kort nog niet.

 

Toen ik vervolgens Ik moest braaf zijn las, verdween die lach snel van mijn gezicht. Laura De Houwer schrijft in dat boek over wat haar overkwam toen ze naar aanleiding van een suïcidepoging in het voorjaar van 2020 veertig dagen lang gedwongen werd opgenomen in de psychiatrie. Als lezer neemt ze je mee in het traumatiserende proces dat zich toen voltrok. In dagboekstijl vertelt ze wat er allemaal gebeurde en hoe ze diep werd geraakt door de harde anonieme aanpak in het ziekenhuis.

 

Alles begon met een wanhoopsdaad. Compleet radeloos probeerde Laura de Houwer een eind te maken aan haar leven. Haar man kon dat op het nippertje verhinderen en riep hulp in. Deze kwam er onder de vorm van politie en ambulances. Laura De Houwer was toen heel erg van streek. Direct de switch maken om met hen mee te gaan naar het ziekenhuis, lukte niet. De hulpdiensten besloten dan maar om haar gedwongen mee te nemen. Met knellende handboeien en vastgebonden op een brancard werd ze afgevoerd.

Toen ik dat las, werd ik meteen overvallen door ontgoocheling. Hoe kan dat toch? In de literatuur zijn duidelijke richtlijnen te vinden over hoe hulpdiensten best omgaan met iemand in een acute crisis (zie bijvoorbeeld: Langlands et al., 2008). Op zo momenten moet je rustig communiceren, je empathisch steunend opstellen, en geduldig zoeken naar een hoopvol perspectief. De-escaleren heet dat. Bij Laura De Houwer gebeurde dat allemaal niet. Er werd nauwelijks tijd gemaakt om mét haar te spreken.

 

Op dat punt zit er beslist een systeemfout in onze hulpverlening. Politie en andere hulpdiensten moeten dringend gevormd en begeleid worden om correct in te spelen op personen met een psychiatrische crisis. Een goede eerste opvang schept een vertrouwensband, wat meteen de juiste toon zet om problemen te overwinnen. Momenteel hangt alles teveel af van de bereidwilligheid van een individuele agent of hulpverlener.

 

Helaas vormde de opname op de crisisafdeling in de psychiatrie geen kantelpunt. Ook daar wachtten geen professionals die de tijd namen om haar rustig te onthalen. Niemand stond klaar om haar wanhoop, angst en kwaadheid op te vangen. Niemand klopte vervolgens aan om te zoeken naar woorden die perspectief bieden. Laat staan dat haar echtgenoot een plek kreeg om haar te helpen, of ook zelf op adem te komen. Het zette de toon voor het hele verblijf. Met uitzondering van die paar verpleegkundigen die wel écht probeerden om nabij te zijn, was er vooral veel eenzaamheid.

Over dag 4 van de opname schrijft ze: “De rest van de avond zie ik weer niemand. Niemand van de verpleging vraagt hoe het met me gaat, niemand die eens komt kijken of vragen hoe ik me voel. Er is geen ondersteuning, begeleiding, niks. Terwijl ze allemaal gezien hebben en weten dat ik overstuur ben. Dat ik diep teleurgesteld en verdrietig ben dat ik hier zes weken zal moeten blijven.”

 

Op dag 33 klinkt het als volgt: “Wat zou ik graag willen dat de psychiatrie een fijne, warme plek was, waar mensen terecht zouden kunnen voor steun, voor een gesprek, voor hulp. Wat zou ik graag willen geloven in die utopie, ondanks alles.”

Ik moest braaf zijn is pijnlijk om lezen. Nu begrijp ik waarom Brenda Froyen op de achterflap het volgende schrijft: “Dit boek is gruwelijk herkenbaar. Het had nooit geschreven mogen zijn. Maar nu het er is, moet iederéén het lezen”.

 

De afstandelijkheid, betutteling en eindeloze reeks aansporingen om toch maar braaf in de pas te lopen, zijn simpelweg vernederend. Het onderwerpt een patiënt aan machtsdynamieken die voor geen meter helpen om je leven op orde te krijgen. Ook hier zit een systeemfout. Crisisonthaal zou warm en geruststellend moeten zijn. Al te veel is dat nog niet het geval. De bestaande organisatie ervan moet daarom herbekeken worden. Zoals psychiater Ludi Van Bouwel (2020) aangeeft, kan de aanpak binnen Soteria-huizen daarbij zeker inspiratie bieden. Ook moet er een wettelijk kader komen die de rechten van de patiënt beter beschermt, dwangbehandeling inperkt en sommige praktijken simpelweg verbiedt.

Bij aankomst in de psychiatrie wordt Laura De Houwer meteen in een isoleercel geplaatst. Halfnaakt en vastgebonden ligt ze daar, met een camera als enige teken van menselijke aanwezigheid. Gedurende haar opname zal ze meermaals in afzondering belanden, waar zich beschamende taferelen voltrekken. Een keer blijft ze 26 uur aan een stuk vastgebonden. Een andere keer moet ze plassen in een waterflesje of urine wegvegen met het enige laken dat ze ter beschikking heeft. Zoiets zou toch niet mogen kunnen?

 

En ja, wat ik nog bijna vergat te vermelden. Ook Ik moest braaf zijn is een prima geschreven boek. Ik hoop van harte dat Laura De Houwer blijft schrijven. Ze kan het. Meer nog: ze heeft iets te vertellen.

 

(Deze boekbespreking wordt ook gepubliceerd in het tijdschrift ‘Psyche’ en als blog op Psychosenet.be)

 

Referenties

De Houwer, L. (2021). Ik moest braaf zijn – Veertig dagen opname in de psychiatrie. Witsand Uitgevers.

Froyen, B. (2014). Kortsluiting in mijn hoofd. Uitgeverij Manteau.

Froyen, B. (2017). Uitgedokterd. Uitgeverij Manteau.

Froyen, B. (2017). Lena. Uitgeverij Manteau.

Froyen, B. (2019). Psst!. Uitgeverij Borgerhoff& Lamberigts.

Froyen, B. (2020). Ben ik dan nu weer normaal? Uitgeverij Borgerhoff& Lamberigts.

Langlands, R.L. et al. (2008). First aid recommendations for psychosis: Using the Delphi method to gain consensus between mental health consumers, carers, and clinicians. Schizophrenia Bulletin, 34, 435-443.

Van Bouwel, L. (2020). Soteriahuis in de huidige ggz; kleinschalige milieutherapeutische benadering voor opvang bij eerste psychotische episode. Tijdschrift voor Psychiatrie, 62, 54-61.”

 

Op basis van deze status questionis geef ik dan graag enkele diepte-aanbevelingen met als ultiem doel de kracht van hoofd en hart in onze populatie te verhogen. Als bezinningsbegeleider, als telefonisch hulpverlener, als leraar sommige dagen, en als bezoeker van kameraden die verbleven in de institutionele psychiatrie is deze inspanning vele jaren lang de mijne geweest. Vandaag geef ik aan die helpende beweging een andere dimensie.

 

____________

 

 

Het betreft een verhelderende recensie en visie. Er is in psychiatrie veel tragiek en machtsmisbruik, inderdaad. Van Heule geeft interessante kritieken. Willen we echter een wereld, kunnen we die echt willen, waar structuren en procedures en regels het overnemen van de individuele helpende persoon? Als dit al mogelijk zou zijn, verwerd die wereld wellicht al snel in een rampscenario, toch?

Net omdat het de persoonlijke, bezielde persoon is die wat ik noem “vriendelijke nabijheid ” kan bieden, die instelling die bij uitstek helend is, en kan vergeleken worden met de brenger m/v van La Petite Bonté van Emmanuel Levinas… mag wellicht niets anders ooit, als was het een idool, centraal geplaatst worden…

 

De problematiek doet mij denken aan de pastoraaltheologe Lytta Basset. Zij kent zowel het Hebreeuws als de psychologie. In haar hoofdwerk afgeleid van de het doctoraat, “Le pardon éternel. De l’abîme du mal au pouvoir de pardonner” metkt zij op dat de grote mannelijke denkers zoals Kant en Nietzsche ten onrechte een oplossing voor het Kwade zoeken op een afstandelijke manier. Dat lukt nooit, zegt Basset. Er is een “plooi in de werkelijkheid” die dit belet.

Alleen in persoonlijke betrokkenheid (en in mede-lijden zoals prof. Piet Nijs aangeeft) kunnen we volgens mij de getraumatiseerde mens de hand reiken en met kans op slagen, trachten steunen en aansterken.

 

Persoonlijk, met jarenlange ervaring in de hulpverlening en ruime studie, zie ik niet veel heil in hulpverleners pogen bijspijkeren tot humaner gedrag. Door protocollen. De haast eigen aan de Tijd, de machtswil van ergens erg gebroken mensen bij die groep, zij zullen blijvend opduikende obstakels zijn. Van ambulanciers tot specialisten op hoog niveau. De enige doeltreffende weg lijkt mij erin te bestaan ab ovo, van in de prille jeugd, tot warmere mensen te trachten opvoeden.

 

Ik verwijs hier in dit beperkt bestek graag eerst en vooral naar het principes dat bepaalde grote figuren hebben vooropgesteld: “de toekomst wordt gemaakt in de kinderkamers”. Daarnaast lijkt mij een ankerpunt, een startblok met zeer veel potentieel dit: de onomstotelijke vaststelling van de WHO en haar overeenkomstige politiek, haar strikt advies sinds vijf jaar aan alle jonge ouders over het heilzame van het op het lichaam dragen van de babies. Ik geloof dat je warmere, betere mensen en hulpverleners kunt krijgen door iets als “samen slapen”. Zie het opiniestuk van pedagoog en vader De Beukelaer in De Standaard van 26 mei 2021. Alle goeds begint bij intimiteit en hechting, binding.

 

Dit laatste geldt wat mij betreft in elk geval in onze westerse cultuur. Waarvan ik als sociaal historicus vermoed dat er een ‘traditie’ heerst van het trachten compenseren van een ontvangen gebrek aan warmte en vriendelijke nabijheid in de baby- en kindertijd door machtstreven.

 

 

Illustraties

 

– Zonsopgang aan de Dijle langs het Jaartallenpad met Acacia en kat.

– Cartoon “Liefde” aan park Den Bruul.

– Covers boeken over faalpunten van de Hulpverlening van Froyen en De Houwer

Liefde, cartoon langs de Dijle aan Den Bruul, Leuven, 28 mei 21

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!