Doodseskaders in Irak
Nieuws, Politiek, Verenigde Staten, BRussells Tribunal, El Salvador, Doodseskaders, Executies, Columbia, Oorlog Irak, Folteringen -

Van El Salvador naar Irak: de architecten van de vuile oorlog eindelijk in het vizier

“Mettertijd lijkt het oordeel van degenen die op straat kwamen tegen de oorlog er alleen maar wijzer op te worden”. Zo besluit een redactioneel in The Guardian op 15/02. Benno Barnards opmerking: “Wat een krankzinnig idee om de VS de schuld te geven van elkaar uitmoordende barbaren”, is ronduit dwaas, racistisch en à la limite zelfs misdadig. De waarheid over de door de VS geleide doodseskaders is bekend. Wat volgt is een verhaal van marteling en moord.

maandag 11 maart 2013 14:30
Spread the love

In 2004, toen het verzet tegen de oorlog in Irak zeer hevig werd, brachten de Verenigde Staten James Steele naar Irak, een veteraan van de vuile oorlogen in Midden-Amerika, om te helpen bij het opzetten van een nieuwe strijdmacht om de opstand te bestrijden. Het resultaat: geheime detentiecentra, marteling en een spiraal van sektarisch bloedvergieten.

Op het hoogtepunt van de zogenaamde ‘sektarische conflicten’ werden in Bagdad alleen al tussen 50 en 180 lichamen iedere dag op straat gedumpt. De meeste vertoonden sporen van gruwelijke folteringen. 

In samenwerking met The Guardian licht de BBC thans een tip van de sluier op en komt met onthullingen die al lang bekend waren bij opiniemakers en organisaties zoals het BRussells Tribunal die over deze kwestie al sinds 2005 berichten. Er is zelfs een speciale pagina gewijd aan de ‘Salvador Option’.

Celerino Castillo, een Senior Drug Enforcement Administration special agent die naast Steele werkte in El Salvador, zegt: “Toen ik hoorde dat kolonel James Steele naar Irak ging zei ik dat ze zouden uitvoeren wat bekend staat als de ‘Salvador Option in Irak‘ en dat is precies wat er gebeurd is. En ik was er kapot van, want ik wist dat we spoedig dezelfde wreedheden zouden zien gebeuren zoals de wreedheden die hadden plaatsgevonden in El Salvador”.

Het was in El Salvador dat Steele voor het eerst in contact kwam met de man die uiteindelijk de Amerikaanse commando-activiteiten in Irak zou leiden: David Petraeus. De jonge Petraeus bezocht El Salvador in 1986 en naar verluidt verbleef hij in Steele’s huis.

Maar terwijl Petraeus op weg was naar de top, raakte Steele’s carrière onverwachts in het slop toen hij verwikkeld was in de Iran-Contra-affaire. Steele, een helikopterpiloot die ook een licentie had om jets te vliegen, had de leiding over de luchthaven van waar Amerikaanse adviseurs illegaal wapens smokkelden om rechtse Contra-guerrilla’s in Nicaragua te bevoorraden.

Terwijl het daaropvolgende onderzoek van het Amerikaanse Congres een einde maakte aan de militaire ambities van Steele, leverde het hem de steun op van – toen nog congreslid – Dick Cheney, die in de onderzoekscommissie zat. Hij bewonderde Steele vanwege diens inspanningen om de linkse krachten te bestrijden in Nicaragua en El Salvador.

In het najaar van 1989 had Cheney de leiding over de Amerikaanse invasie van Panama om hun voormalig favoriet, generaal Manuel Noriega, ten val te brengen. Cheney benoemde Steele om de leiding te nemen voor het organiseren van een nieuwe politiemacht in Panama en was de belangrijkste schakel tussen de nieuwe regering en het Amerikaanse leger.

Todd Greentree, die in de Amerikaanse ambassade werkte in El Salvador en die Steele kende, was niet verbaasd dat hij steeds opdook in andere conflictgebieden. “Het heet niet voor niets ‘vuile oorlog’, dus het is geen verrassing om personen die worden geassocieerd met dat soort van oorlog, weer te zien verschijnen in verschillende conflictgebieden.”

Kort na de invasie in maart 2003 was James Steele in Bagdad als een van de belangrijkste ‘adviseurs’ van het Witte Huis, en rapporteerde rechtstreeks aan minister van Defensie Donald Rumsfeld. Zijn memo’s waren zo gewaardeerd dat Rumsfeld ze doorspeelde aan George Bush en Cheney.

Rumsfeld sprak over hem in lovende woorden: “We hadden gesprekken met generaal Petraeus gisteren en ik had een briefing vandaag van een man genaamd Steele, die werkt als burger met de veiligheidstroepen en een prachtige taak verricht.”

In juni 2004 kwam Petraeus aan in Bagdad met de opdracht om een ??nieuwe Iraakse politiemacht op te leiden met de nadruk op counterinsurgency (militaire actie tegen rebellen/ opstandelingen/ guerilla’s, nvdr).

Steele en de Amerikaanse kolonel James Coffman kregen de opdracht van Petraeus om een ??kleine geharde groep van politiecommando’s op te richten, velen van hen overlevenden van het oude regime. Onder hen bevond zich General Adnan Thabit, ter dood veroordeeld voor een mislukt complot tegen Saddam, maar gered door de Amerikaanse invasie.

Thabit, geselecteerd door de Amerikanen om de Special Police Commandos te leiden, ontwikkelde een nauwe relatie met de nieuwe adviseurs. “Ze werden mijn vrienden. Mijn adviseurs, James Steele en kolonel Coffman, waren allemaal speciale krachten, dus ik heb geprofiteerd van hun ervaring (…) maar de belangrijkste persoon waarmee ik in contact stond was David Petraeus (…) De Amerikanen waren op de hoogte van alles wat ik deed.”

Op 2 juni 2005, bijna 8 jaar geleden, schreef Max Fuller, lid van het BRussells Tribunal, een ophefmakend artikel, dat (uiteraard) niet werd overgenomen door de grote media: ‘Voor Irak wordt de ‘Salvador-optie’ realiteit’, dat we hieronder opnieuw publiceren.

Max Fuller was enkele jaren werkzaam als lid van de Colombia Solidariteitscampagne in het Verenigd Koninkrijk en had de VS-politiek in Latijns-Amerika uitgebreid bestudeerd. Hij is de auteur van verschillende verslagen die in het Bulletin of the Colombia Solidarity Campaign verschenen.

Voor Irak wordt de ‘Salvador-optie’ realiteit

Samenvatting

Het volgende artikel is een onderzoek naar de bewijzen dat de ‘Salvador-optie’ in Irak reeds enige tijd in werking is, en een poging om de betekenis ervan te verklaren. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de rol van de Speciale Politiecommando’s, waarbij de achtergrond van hun banden met de VS en hun inschakeling in Irak in aanmerking worden genomen. Verder wordt er gekeken naar de bewijzen voor slachtingen in de stijl van doodseskaders en naar de nagenoeg volledige afwezigheid van enig onderzoek.

Als zodanig is dit artikel een aanzet om enkele van deze massamoorden op te sommen en te onderzoeken en is het bedoeld om anderen aan te sporen naar meer bewijzen op zoek te gaan. Tot slot wijkt dit artikel af van het idee dat sektarisme als verklaring voor het geweld in Irak volstaat, door het als een onderdeel van de voortdurende economische onderwerping van Irak binnen de staatsstructuur te plaatsen. Zoals eerder vermeld dateert het artikel van 2 juni 2005.

Toenemende bewijzen tonen aan dat de ‘Salvador-optie’ die voor Irak wordt overwogen reeds volop aan de gang is

Op 8 januari van dit jaar publiceerde Newsweek een artikel waarin werd beweerd dat de regering van de VS een ‘Salvador-optie’ overwoog om de opstand in Irak te bestrijden. De Salvador-optie verwijst naar het militair hulpprogramma uit de jaren 80 dat door Jimmy Carter werd ingesteld en vervolgens door de regering Reagan werd voortgezet.

Volgens dit programma trainde de VS het Salvadoraanse leger en bood het materiële ondersteuning bij de antirebellencampagne tegen de door het volk gesteunde FMLN guerrilla’s.

Het artikel in Newsweek werd in de media veel geciteerd, maar de beweringen werden al gauw ontkend door minister van Defensie, Donald Rumsfeld. Hoewel in de verslagen sprake was van mensenrechtenschendingen, werd er doorgaans weinig aandacht besteed aan het feit dat de eenheden die door de Amerikaanse militaire adviseurs waren opgeleid dikwijls voor de afschuwelijkste misdaden[1] verantwoordelijk waren, en dat er een duidelijke samenhang was tussen nieuwe trainingsreeksen en erop volgende misdrijven[2].

In een eerder interview van 10 januari, nam de gepensioneerde generaal Wayne Downing, voormalig hoofd van de VS troepen voor speciale operaties, een heel andere stelling in toen hij zei dat de door de VS gesteunde speciale eenheden aanvallen tegen de leiders van de zogenaamde opstandelingen hadden uitgevoerd sinds maart 2003[3].

Hoe het ook zij, Downing verklaarde voorzichtig dat de implementering van een Salvadoraanse strategie een bijkomende soort van eenheid aan het bezettingsarsenaal zou toevoegen. Wat de pers, Donald Rumsfeld en generaal Downing niet vermeldden, was dat de Salvador-optie reeds behoorlijk in voege was, en wel veel letterlijker dan men zich zou kunnen voorstellen.

Volgens een artikel dat onlangs in New York Times Magazine verscheen, werd in september 2004 de adviseur van de VS-ambassadeur voor Iraakse veiligheidsdiensten, James Steele, aangeduid om met een nieuwe Iraakse elite-eenheid te werken. Deze zogenaamde speciale politiecommando’s werden onder controle van het Iraakse ministerie van Binnenlandse zaken gevormd en waren bedoeld om de opstand te onderdrukken[4].

Van 1984 tot 1986 had de toenmalige kolonel Steele de US Military Advisory Group in El Salvador geleid, waarbij hij tijdens het hoogtepunt van het conflict instond voor de ontwikkeling van speciale operatietroepen op het brigadeniveau. Deze troepen waren samengesteld uit de meest brutale beschikbare soldaten, en vergelijkbaar met het soort van kleine eenheidsoperaties die Steele kende uit zijn diensttijd in Vietnam.

Eerder dan zich op terreinwinning te concentreren was het hun rol om de ‘rebellen’-leiding, hun aanhangers, hun logistieke faciliteiten en hun basiskampen aan te vallen. In het geval van de vierde Brigade, lieten deze tactieken toe dat een 20-hoofdige troepenmacht in staat was om 60 procent van het totaal aantal slachtoffers van de eenheid voor hun rekening te nemen[5].

In militaire kringen was de toepassing van zulke tactieken bepalend om de guerrilla’s uiteindelijk te verslaan. Voor anderen, zoals de katholieke priester Daniel Santiago, had de aanwezigheid van mensen zoals Steele een heel andere betekenis:

“In El Salvador worden mensen niet zomaar gedood door doodseskaders. Ze worden onthoofd, waarna hun hoofden worden opgespiest en gebruikt om het landschap te vullen. Mannen werden door de Salvadoraanse politie niet enkel afgeslacht; hun afgesneden genitaliën werden in hun mond gestopt.”

“Salvadoraanse vrouwen werden niet enkel door de Nationale Garde verkracht; hun baarmoeders werden uit hun lichaam gesneden en gebruikt om hun gezicht te bedekken. Het volstond niet om hun kinderen te doden; ze werden over prikkeldraad gesleept tot het vlees van hun botten viel, terwijl de ouders gedwongen werden toe te kijken.”[6]

De politiecommando’s zijn grotendeels het geesteskind van een andere Amerikaanse antirebellenveteraan, Steven Casteel, een voormalige topfunctionaris van de DEA die als hoofdadviseur in dienst was van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Casteel was betrokken bij de jacht op de beruchte Colombiaanse cocaïnebaron, Pablo Escobar, tijdens dewelke de DEA samenwerkte met een paramilitaire organisatie gekend als Los Pepes. Deze werd later omgevormd tot de AUC, een koepelorganisatie die alle Colombiaanse paramilitaire doodseskaders omvatte[7].

Zoals de Colombiaanse doodseskaders cultiveren ook de Iraakse politiecommando’s opzettelijk een angstaanjagend paramilitair imago. Tijdens de razzia’s dragen ze bivakmutsen en zwarte lederen handschoenen en ze intimideren en brutaliseren de verdachten openlijk, zelfs in het bijzijn van buitenlandse journalisten (zie het verslag van Peter Maass). Het is opmerkelijk dat veel van deze commando’s, hun leider incluis, soennitische moslims zijn.

Bewijs van de slachtingen

Met de ontdekking van verscheidene massagraven in en rond Bagdad de laatste weken wordt het bewijs voor meerdere buitengerechtelijke moorden zichtbaar. Maar in feite onthult zelfs een vluchtig doornemen van archieven zoals dat van Iraq Body Count dat er de laatste zes maanden in Irak massa-executies hebben plaatsgevonden.

Hierbij valt in het bijzonder op dat veel van deze moorden gebeurden sedert de politiecommando’s operatief werden en dikwijls overeenkomen met de gebieden waar ze ingezet worden.

De duidelijkste samenhang is in Mossoel terug te vinden, waar de politiecommando’s eind oktober operatief werden[8]. Midden november werd gemeld dat opstandelingen een offensief uitvoerden en bijna alle (reguliere) politie uit de stad hadden verdreven. Daarop volgde een zogenaamd tegenoffensief door VS-troepen en politiecommando’s.

De politiecommando’s voerden vanaf 16 november razzia’s uit in het oude stadsdeel, waarbij tientallen verdachten werden opgepakt. Tijdens een van de razzia’s op een moskee en een theehuis zag men de arrestanten door de commando’s geblinddoekt en geboeid weggevoerd worden[9].

In de volgende weken en maanden doken meer dan 150 lichamen op[10], dikwijls met meerdere tegelijk en velen ervan duidelijk geëxecuteerd, gewoonlijk met een hoofdschot[11].

Men beweerde herhaaldelijk dat de meeste slachtoffers tot de veiligheidsdiensten behoorden en de ‘opstandelingen’ werden ervan beschuldigd een intimidatiecampagne te voeren. Nochtans droegen de meeste lijken burgerkleding en waren de mogelijkheden tot identificatie beperkt. Van de paar gevallen die toch geïdentificeerd werden, gebeurde dit aan de hand van onduidelijke bewijzen.

Zo is er het voorbeeld van negen slachtoffers die beschreven werden als met een hoofdschot gedode soldaten, waarbij een Amerikaanse luitenant stelde dat ‘een paar jongens van een eenheid die onlangs naar een van de VS-basissen verplaatst werd, waren vermist’[9]. Op de foto’s van de slachtoffers droegen ze burgerkleren.

Een frappant geval van desinformatie betreft een groep van 31 lijken die in maart 2005 door de politiecommando’s ‘ontdekt’ werd. Ze lagen verspreid rond een begraafplaats in westelijk Mossoel. Volgens een woordvoerder van het ministerie van Binnenlandse Zaken waren het lichamen van burgers, politiemannen en soldaten, en zouden ze het slachtoffer zijn geweest van één enkele politieman, Shoqayer Fareed Sheet.

In het door de oprichter van de politiecommando’s, Adnan Thavit, bedachte tv-programma, ‘Terrorisme in de handen van gerechtigheid’, had hij deze en talrijke andere moorden bekend[13]. Dit programma verstoot niet enkel tegen elke morele en legale norm, maar het is berucht voor de opvoering van duidelijk gemartelde gevangenen die gedwongen worden homoseksualiteit, pedofilie en moorden toe te geven[14].

Gezien het extreem gebrek aan bewijzen, het ontbreken van betrouwbare identificatie en de desinformatie door het ministerie van Binnenlandse Zaken, bestaat er op zijn minst een grote kans dat veel, of zelfs alle buitengerechtelijke moorden in Mossoel door de politiecommando’s werden begaan.

Politiecommando’s rechtstreeks beschuldigd

Een gelijkaardig, doch minder volledig patroon doet zich ook voor in andere gebieden waar de commando’s opereren. Vooral in Samarra, waar onlangs lichamen bij het Thartharmeer werden gevonden[15]. Nochtans ontwikkelt het fenomeen zich momenteel het sterkst in Bagdad, waar tijdens de laatste weken een golf van moorden resulteerde in rechtstreekse beschuldigingen aan het adres van de statelijke veiligheidsdiensten, en meer in het bijzonder de politiecommando’s.

Deze beschuldigingen situeren zich rond drie verschillende slachtpartijen. Op 5 mei werd in het industriegebied van Kasra-Wa-Atash een ondiep massagraf met 14 lichamen ontdekt. De slachtoffers, allen geblinddoekte en geboeide jonge mannen, waren met een hoofdschot geëxecuteerd. Ze vertoonden tekens van foltering zoals gebarsten schedels, brandwonden, slagen en verwijderde rechteroogbollen.

In dit geval konden de familieleden de slachtoffers identificeren; het waren soennitische boeren die bij hun verdwijning op weg naar de markt waren geweest. Volgens Phil Shiner van de in Groot-Brittannië gevestigde organisatie Public Interest Lawyers waren de mannen tijdens een razzia op de groentemarkt door de veiligheidsdiensten gearresteerd[16].

Nog geen twee weken later, op 15 mei, werden op twee plaatsen in West-Bagdad nog 15 lichamen ontdekt. Acht van hen werden in Al-Shaab gevonden en de overige zeven achter een moskee in Ore[17]. Volgens de Chicago Tribune “waren sommigen van hen geblinddoekt, hadden de meesten de handen op de rug gebonden en waren ze allen met een hoofdschot omgebracht”[18].

De Association of Moslim Scholars reageerde snel op de moorden en beschuldigde soldaten en commando’s van het ministerie van Binnenlandse Zaken ervan imams en moskeewachters te hebben gearresteerd, hen te hebben gemarteld en gedood, en vervolgens hun lichamen op een stortplaats in het district Shaab te hebben gedumpt[19]. “Dit is staatsterrorisme van de hand van het ministerie van Binnenlandse Zaken,” zei Hareth al-Dhari, de secretaris-generaal van de organisatie[20]

Toen al-Dhari ook de met de regerende sjiitische coalitie verbonden Badr-brigades beschuldigde, werden zijn aantijgingen in de officiële pers snel aangepast om enkel dit aspect van de beschuldiging en het beeld van het sektarisch vergeldingsgeweld te versterken[21].

De reactie van de Iraakse regering op de beschuldigingen was voorspelbaar arglistig. De nieuwe verdedigingsminister gaf de schuld aan terroristen in politie-uniformen[18]. Het mag hoe dan ook geen verrassing wezen dat de regering begin mei een repressieve actie tegen de opstandelingen had aangekondigd, waarbij wellicht goed getrainde commando’s op Bagdad en andere probleemgebieden zouden worden losgelaten[23].

Verdere bewijzen voor slachtingen

Gezien deze specifieke beschuldigingen tegen de door de VS getrainde antirebellentroepen is het de moeite waard om kort enkele andere bloedbaden te vermelden die de laatste maanden in Irak plaatsvonden. In oktober 2004 werden op een afgelegen weg op 50 kilometer ten zuiden van Baquba 49 lichamen ontdekt.

De slachtoffers in burgerkledij waren allemaal met een hoofdschot om het leven gebracht. Het ministerie van Binnenlandse Zaken verklaarde dat het om soldaten met verlof ging. Sommige bronnen bij de politie zeiden dat het om rebellen in Iraakse militaire uniformen ging, maar de details waren verre van duidelijk[24].

In maart van dit jaar werden in Rumana bij Qaim, vlakbij de Syrische grens, eveneens 26 lichamen ontdekt. Volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken waren de meeste slachtoffers leden van een interventieteam. De slachtoffers waren geblinddoekt, geboeid en met een hoofdschot gedood. Ook deze lichamen waren als burgers gekleed en ze werden gevonden in een gebied waar het VS-leger Operation River Blitz had uitgevoerd, een door de marines geleide aanval op opstandelingen in de vallei van de Eufraat[25].

Om het nog wat ingewikkelder te maken werden op 9 mei de lichamen van acht mannen uit Sadr City gevonden in Yussufiah op 40 kilometer ten zuiden van Bagdad. De gemartelde en met een nekschot geëxecuteerde slachtoffers droegen legeruniformen, maar familieleden verklaarden dat het burgers waren. Kapitein Ahmed Hussein suggereerde dat de moordenaars wilden doen geloven dat ze soldaten hadden omgebracht[26].

Er zijn nog meer gelijkaardige gevallen van massamoorden, evenals talrijke moorden waarbij het aantal slachtoffers veel lager lag. Het zijn er te veel om op te noemen. Het is hoe dan ook aangewezen te benadrukken dat er geregeld lichamen (reeds meer dan 100) uit de Tigris worden opgevist, vooral rond Suwayra ten zuiden van Bagdad.

Het vinden van zulke lijken met een ratio van één á twee per dag werd vanaf eind februari opgemerkt. In april steeg het aantal. Sommige slachtoffers, meestal mannen maar soms ook vrouwen en kinderen, waren vastgebonden, anderen doodgeschoten of onthoofd.

In april beweerde president Talibani dat de slachtoffers in het dorp Madain door opstandelingen waren ontvoerd, doch degenen die tot op heden konden geïdentificeerd worden, bleken uit de verre omtrek afkomstig te zijn en stamden ook niet uit eenzelfde reeks van ontvoeringen.

De politie in Suwayra verklaarde dat veel van de slachtoffers waarschijnlijk door gemaskerde mannen aan geïmproviseerde controleposten tegengehouden werden. Sommige soennieten zeggen echter dat enkele van de slachtoffers mogelijk door de politie waren aangehouden[27].

Wat deze lichamen in de Tigris betreft, is het belangrijk de aandacht te vestigen op een vreemd bericht op de website Jihad Unspun over VS-soldaten die ’s ochtends vroeg vanuit helikopters lijkenzakken in de Dialirivier in Oost-Irak gooiden. De auteur van het bericht redeneerde dat het om lichamen van Amerikaanse soldaten of buitenlandse huurlingen ging, die het leger voor het publiek wilde verborgen houden[28].

Deze onwaarschijnlijke theorie geeft geenszins uitsluitsel over de identiteit van de lichamen die het VS-leger wil verbergen en herinnert tevens aan een verslag dat aan het BRussells Tribunal werd voorgelegd, ‘Tarmiya: the Silent Agony’. Dit verslag bevat de directe getuigenis van een landarbeider die een executiepoging door een Amerikaans speciale eenheid overleefde.

De getuige werd samen met een collega op de boerderij waar ze werkten ontvoerd en naar een afgelegen bos meegenomen, waar hun de keel werd overgesneden. Ze werden voor dood achtergelaten, maar op miraculeuze wijze overleefde een van hen[29].

Hoewel een onafhankelijke bevestiging van het verslag ontbreekt en de betrokkenen om veiligheidsreden anoniem gehouden worden, is het een overtuigende beschrijving van het soort van langdurige ‘verkenningsmissies’ die mensen zoals James Steel in Vietnam uitvoerden.

De Iraakse oorlog in een model weergegeven

Terwijl veel van het geweld in Irak chaotisch overkomt, beginnen zich een aantal lijnen af te tekenen die het patroon en de logica van andere antirebellenoorlogen vertonen. Toen in El Salvador de oorlog eindelijk tot een einde kwam, werd duidelijk dat de meerderheid van de slachtoffers leden van progressieve sociale bewegingen waren geweest, of boeren die met de guerrilla’s sympathiseerden of hen ondersteunden.

Het doel van de oorlog was niet om een ideologisch gemotiveerde rebellie te verslaan, doch om de mogelijkheid van een progressieve sociale verandering te voorkomen en het land in zijn traditionele grondstofleverende rol binnen de economische invloedsfeer van de VS te houden.

Hetzelfde kan men vandaag over Colombia zeggen, waar de langdurige fase van interne conflicten, waarin duizenden sociale activisten werden vermoord, naadloos samenliep met ‘s lands blootstelling aan economische liberalisering. Kort gezegd, legitieme sociale eisen worden met geweld onderdrukt, teneinde buitenlands kapitaal toe te laten om uit de rijke Colombiaanse grondstoffen superwinsten te vergaren en het land uit te verkopen.

Het conflict situeert zich grotendeels binnen de zogenaamde ‘burgerlijke samenleving’, waar progressieve leiders worden uitgesloten of geëlimineerd, terwijl degenen die bereid zijn hun lot met het roofzuchtige buitenlands kapitaal te verbinden worden beloond en geprezen.

In Irak bestaat de oorlog uit twee fasen. De eerste is voleindigd: de vernietiging van de bestaande staat, die zich niet naar de belangen van het Britse en Amerikaanse kapitaal schikte. De tweede fase omvat de opbouw van een nieuwe staat die met diezelfde belangen verbonden is, en waarbij elke afwijkende sector of samenleving wordt vernietigd.

Openlijk gebruikt men hier hetzelfde soort van economische shocktherapie die ook in grote delen van de Derde Wereld en Oost-Europa zoveel schade heeft aangericht. Onder de oppervlakte betekent dit dat de oppositie wordt geïntimideerd, ontvoerd en vermoord.

De economische aanval op Irak is volop aan de gang. De zichtbare werkloosheid staat op een catastrofaal niveau van 28 procent. Grote delen van de openbare sector zijn reeds uitverkocht en de lonen gekelderd (dikwijls tot minder dan de helft van het vooroorlogse niveau), deels door de invoering van duizenden goedkope werkkrachten uit Pakistan, India en de Filipijnen.

Deze arbeiders werden dikwijls op bedrieglijke wijze aangelokt en hun paspoorten werden hun afhandig gemaakt. Ze werken als slaven om de gewone Iraakse levensstandaard te ondergraven. Reconstructieprojecten worden bijna alleen aan buitenlandse (hoofdzakelijk Amerikaanse) bedrijven toegewezen, die een vaste belasting van 15 procent betalen en hun winsten onbegrensd kunnen repatriëren, terwijl Iraakse staatsbedrijven worden uitgesloten[30].

Op het platteland worden de Iraakse boeren nu verplicht een licentie te kopen om genetisch gemanipuleerde zaden te verbouwen, en is het herzaaien van het zaad dat hun voorvaders in de wieg der beschaving ontwikkelden verboden[31].

Ook de verborgen aanval heeft een start genomen. Aanvallen op arbeiders en vakbondsmensen worden steeds gebruikelijker[32] en het feit dat de spoorwerkersbond – in een industrie die op de lijst voor privatisering staat – door plaatselijke Amerikaanse ambtenaren die met de import van Indiase arbeiders dreigen in het bijzonder wordt geviseerd, is veelzeggend[33].

Terwijl de IFTU, de dominante nieuwe staatsgesteunde vakbondskoepel, de bezetting ondersteund heeft, deed de Federatie van Arbeidersraden en Vakbonden in Irak (FWCUI) dat niet. In elk geval zullen de gewone Iraakse arbeiders toenemend in conflict komen met de marionettenregering, wanneer ze trachten hun elementairste levensstandaard te verdedigen. Acties in de bedrijven zijn reeds wijdverspreid in Irak, hoewel de officiële pers daar slechts spaarzaam over bericht.

Een nog schrikwekkender beeld duikt op in de sector van het hoger onderwijs, waar sinds het begin van de bezetting een 200-tal academici werden vermoord, terwijl controle en intimidatie een systematische vorm hebben aangenomen. Veel van de slachtoffers werkten in de sector van de sociale wetenschappen, waar overlapping met progressieve sociale bewegingen onvermijdelijk is[34].

Ongelukkig genoeg is het in Irak bijna onmogelijk om met zekerheid uit te maken aan wie de moorden en standrechterlijke executies kunnen worden toegeschreven, terwijl de Amerikaans-Britse propagandacampagne velen laat geloven in spookbeelden zoals Al-Zarqawi[35].

We weten echter wel dat honderden Irakezen worden vermoord, en dat de paramilitaire eskaders van de gevolmachtigde regering, die door instructeurs uit de VS met een smakeloze voorgeschiedenis van staatsterrorisme worden georganiseerd, in toenemende mate daarmee geassocieerd worden.

In een land waar goede informatie uitermate schaars is, desinformatie en verdoken propaganda ingebakken zijn en onafhankelijke journalisten en observatoren doelgericht worden geëlimineerd is het van vitaal belang om de situatie als model weer te geven, zodat ze kan worden begrepen en, hopelijk, indruk maakt. Zo een model bestaat uit twee principiële dimensies.

Ten eerste wordt Irak regelmatig met Vietnam vergeleken. De gelijkenis bestaat erin dat de VS aanzienlijk meer dan 100.000 soldaten op de grond heeft. Deze analogie is evenwel misleidend, daar in Irak het conflict met een grote vijandelijke staat, zoals ook in Noord-Vietnam het geval was, snel eindigde. El Salvador is als model evenmin volledig accuraat.

In El Salvador bevonden zich slechts weinig VS-‘adviseurs’ en ze mochten bovendien niet aan de gevechten deelnemen. Toch tracht de VS naar dit model te evolueren, in de hoop de vuile bezettingshandel aan Iraakse bondgenoten te verpachten.

Op vele vlakken biedt echter het hedendaagse Colombia de meest treffende analogie. Dat is niet zo vanwege de opstelling van het leger, maar omdat hier hetzelfde proces van onteigening, verarming en plundering, die aan de conquistadores herinnert, diep en blijvend ingebed is.

Hier vindt men dat allerduidelijkste patroon terug van aanslagen op academici, onafhankelijke vakbondslui en boerenorganisaties, die ook Irak in toenemende mate karakteriseren voor hen die bereid zijn achter de schermen te kijken. Dit is de tweede dimensie die in elk model aanwezig moet zijn.

Maar in essentie wordt dit patroon telkens weer bij elke imperialistische oorlog om zogezegd een opstand te onderdrukken herhaald, want achter elke van deze oorlogen schuilt de realiteit van uitbuiting en klassenstrijd.

Zoals elke opeenvolgende imperialistische macht heeft aangetoond, bestaat de basislijn van de strijd tegen de hoop en dromen van het gewone volk in de verspreiding van terreur door extreem geweld te gebruiken. In Irak kan de Salvador-optie betekenen dat men thuiskomt en zijn volledige familie rond de tafel vind met hun hoofden voor zich geserveerd, en een kom bloed als aperitief.

Dirk Adriaensens

Dirk Adriaensens is de coördinator van SOS Iraq en lid van het BRussells Tribunal. Tussen 1992 en 2003 leidde hij verschillende delegaties naar Irak om er de effecten van de sancties te observeren. Hij is ook coördinator van de Global Campaign Against the Assassination of Iraqi Academics. Hij is mede-auteur van het boek ‘Het Midden-Oosten. The Times They are a-changin’ dat u op onze webshop kan bestellen. In dit boek schreef hij het hoofdstuk over de Arabische Lente in Irak en geeft hij een overzicht van de oorlog tegen Irak sinds 2003.

Voetnoten

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!