Yanis Varoufakis
Analyse, Nieuws, Europa, Economie, Samenleving, Politiek -

V van Varoufakis: waarom we best goed luisteren naar de Grieken

Jan Blommaert was in Athene voor de begeleiding van een studieproject aan een Griekse universiteit. Volgens hem doen we er goed aan te luisteren naar wat de Grieken ons te vertellen hebben.

dinsdag 3 maart 2015 13:05
Spread the love

Op
25 januari van dit jaar won Syriza de verkiezingen in Griekenland met een programma van radicale breuk met het verleden. Vijf jaar
“austeriteit”1
– de zogenaamde Griekse crisis brak uit in 2010 – hadden het land
naar de afgrond gebracht. Sinds 2012 gold een “Memorandum of
Understanding
”, getekend tussen de Griekse regering en de Troika
(Europese Commissie, Europese Centrale Bank en IMF) dat, in de
concrete feiten, een volledige volmacht schonk aan die Troika om in
Griekenland zowat alle beleid concreet uit te tekenen en op
te leggen aan de regering.

Het Griekse parlement, haar regering en
haar volk werden volledig onder curatele geplaatst
(zie de links onderaan voor relevante teksten in dit
verband)
. Technocraten uitgestuurd door drie onverkozen organen, schreven woordelijk de wetten die dan in het parlement, doorgaans
door middel van het Griekse equivalent van volmachten, werden
goedgekeurd. Syriza en andere oppositiepartijen hebben daartegen van
bij aanvang met de grootste klem geprotesteerd, want deze
Troika-cratie was een overtreding van de Griekse grondwettelijke
bepalingen inzake soevereiniteit. De EU liet zich aan dit detail
niets gelaten: Griekenland was lid van de EU en de Eurozone, had het
memorandum ondertekend, en moest zich verder maar van commentaren
onthouden.

De
gevolgen ervan zijn welbekend: de maatregelen van de Troika leidden
tot een crisis van nooit geziene omvang sinds de grote crash van
1928, en de Griekse politieke klasse ging eraan ten onder.
Griekenland zit opgezadeld met een crisis die de structuur van een
octopus heeft en begint bij haar publieke schuld en
begrotingsstructuur, verder loopt naar enorme werkloosheid,
dualisering met extreme armoede en emigratie tot gevolg, de afbouw
van publieke voorzieningen en uitkeringen, desinvesteringen en
“solden”-verkoop van publieke eigendommen, een fiscaliteit waarin
een minderheid van de mensen effectief belastingen betaalt, een
internationaal vertakt systeem van politieke en economische
corruptie, en een volledig verval van de democratische legitimiteit
van de overheid.

Toen
Syriza de verkiezingen won, was het, eigenaardig genoeg voor velen,
het thema democratie dat centraal stond in haar
retoriek. Griekenland moest uit de crisis komen door z’n democratie
terug te herwinnen en centraal te stellen. In wat volgt wil ik deze
voor velen eigenaardige wending toelichten, en en cours de
route de grond van de discussies tussen de Eurozone en
Griekenland uitspitten. In de internationale pers is het motief van
democratie immers grotendeels onopgemerkt voorbij gegaan, terwijl het
niet enkel cruciaal is om het Griekse standpunt te begrijpen, maar
ook als een element in een ruimere sociale
mobilisatie tegen austeriteit.

Het
theater van Brussel

We
hebben in de rest van Europa met een visadempje gekeken naar het
spektakel in de tweede en derde week van februari dit jaar, toen
de nieuwe Griekse regering haar voorstellen voor verdere samenwerking
met de Eurozone moest bespreken met de Ministers van Financiën van
die groep, geleid door de Nederlandse pvda-er Jeroen Dijsselbloem. In
die week werd meteen ook een nieuwe rockster-politicus geboren: Yanis
Varoufakis – held, schurk, sexsymbool, intello, arrogante schoft,
lifestyle en kleding goeroe, welbespraakt theoreticus, hij is het
allemaal. De EU heeft na vele jaren zonder grote publieke figuren nu
plots een charismatisch centrum, en dat centrum komt uit …
Griekenland.

Varoufakis
speelde het spel van bij aanvang niet volgens de regels van de
anderen. Zijn kledij – geen stropdas maar wel een modieus jasje met
opgezette kraag – lijkt bijzaak, maar werd door zowat alle anderen
prompt als een provocatie ervaren. En dat was nog klein bier in
vergelijking met de voorbereidende documenten die hij via zijn
Twitteraccount meteen lekte naar al wie ze bekijken wilde.

Enerzijds
vanuit het standpunt van transparantie (“hebben we dan iets te
verbergen voor het publiek?”), wat gegeven de achtergrond van
corruptie en vriendjespolitiek geen detail is, en anderzijds als een
middel om zichzelf te beveiligen tegen allerhande ver-van-de-feiten
interpretaties kregen we de werkdocumenten, eerste versies en
discussienotities te lezen die in de regel netjes in de
vergadermappen blijven. We zagen daardoor heel snel twee dingen.

Eén:
de Eurozone wenste eenvoudigweg de voortzetting van het gehele plan,
incluis de uitvoeringsmechanismen ervan (concreet: de autoriteit van
de Troika), zoals afgesproken met de vorige Griekse regering. Onze
eigen Minister Van Overtveldt was daarover meteen één van de
eloquentste bronnen. Hij liet langsheen alle kanalen weten dat het
niet uitmaakte voor welke partij de Grieken hadden gekozen want de
lijnen lagen vast, en elke andere marsrichting dan degene die door de
Troika was opgelegd, was onbespreekbaar. Geen Kracht van Verandering
in Griekenland met andere woorden, zeker niet als ze van links zou
komen.

Dit
was zijn standpunt na de nu al historische persconferentie met
Dijsselbloem en Varoufakis in Athene in de laatste dagen van januari. Varoufakis reageerde toen op de vraag of Griekenland de samenwerking met de EU
zou verderzetten met een duidelijke uithaal naar de Troika:
ja, we zullen onderhandelen en samenwerken met officiële partners,
maar niet met een orgaan waarvan het Europees Parlement zegt dat het
onzorgvuldig is opgevat. Dijsselbloem trok wit weg, was hevig ontdaan
door zoveel arrogantie en mompelde tegen Varoufakis “you just
killed the Troika”. Hij voelde zich varoufucked.

Twee:
de Grieken zelf beklemtoonden het belang van nieuw beleid
dat getrokken werd door de nationale regering
en democratisch gedragen werd. Dit punt werd constant
beklemtoond: een Grieks probleem zal worden opgelost door de
Grieken, in overleg met anderen – en dat is iets anders
dan “op bevel van” anderen. De (gelekte) toespraak van Varoufakis
tijdens de vergadering van de Eurogroep van 11 februari (de eerste
kennismaking van de gehele Eurogroep met Mister V) bevat een passage
die van absoluut belang is:

ScreenHunter_157 Mar. 02 12.25

Varoufakis
zegt hier dat het verzekeren van een surplus op de begroting (om rente af te betalen en schuld af te bouwen) het afgesproken doel
blijft van de Grieken. So far so good. Maar hij voegt er onmiddellijk
aan toe dat de concrete manieren waarop dit surplus zou
worden gerealiseerd, door de Grieken zelf zouden worden ontwikkeld en
door de Griekse bevolking zouden moeten gedragen worden: “owned by
the people”.

Het
“nieuwe contract” tussen Brussel en Athene zou dus enkel nog
continuïteit vertonen inzake de algemene opdracht en doelstelling –
het verzorgen van een overschot op de begroting om aan de financiële
verplichtingen van Griekenland te voldoen. Maar wat al het andere
betrof, zou het de zaken op een heel andere, onafhankelijke manier
spelen. De tijden waarin Troikamedewerkers afgewerkte wetsontwerpen
doorgaven aan Griekse ministers, die ze dan vlug-vlug naar het
parlement brachten ter goedkeuring: die tijden waren voorbij.

Technisch
tussendoortje: soevereiniteit en subsidiariteit

We
zien de band met democratie al helder in de standpunten van
Varoufakis. Terwijl voor Dijsselbloem, Van Overtveldt en anderen het
blijkbaar geen enkel verschil meer uitmaakt welke kant verkiezingen
opgaan (en de keuze van burgers tijdens democratische verkiezingen
dus nul en generlei belang meer lijkt te hebben) beklemtoont
Varoufakis dat de nieuwe Griekse regering haar mandaat moet waarmaken
en het beleid moet voeren dat door het electoraat is aangegeven. Het is
vreemd toch dat zoiets in de EU vandaag controversieel lijkt.

Eurocraten
verklaren het controversiële karakter daarvan door te wijzen op de
subsidiariteit. Pacta sunt servanda – getekende akkoorden
zijn bindend, zo luidt het, en de Europese muntunie heeft een
byzantijns netwerk van bevoegdheden geschapen dat bijzonder complex
in elkaar zit, met delen die ten laste van de nationale regeringen
vallen en delen die het domein zijn van gemeenschappelijk overleg.
Men wijst dan ook graag op het feit dat de vraag naar soevereiniteit
“iets genuanceerder” is dan de meeste mensen denken.

“Iets
genuanceerder” is een handige term die suggereert dat enkel de
eigen interpretatie de juiste is. En wie nu even de literatuur naslaat over de ingewikkelde relatie tussen soevereiniteit en subsidiariteit
in de Unie, merkt dat het simpelweg over een schemerzone gaat:
tal van zaken worden gewoonweg niét specifiek bepaald, maar blijven
in de lucht hangen. Ze worden door de concrete gang van zaken
een fait accompli – “zo doen we het nu eenmaal” –
of door machtsspelletjes in één bepaalde richting
gedwongen.

De wijze waarop de Troika optreedt als proxy van
de EU bijvoorbeeld, is bijzonder betwistbaar in het licht van de
bepalingen van het Europese Verdrag; evengoed als de manier waarop
sinds 2012 een soort “consensus” heerst in de Eurozone die men
pooling of sovereignty” noemt (“het bijeenbrengen van
sovereiniteit”). Deze komt erop neer dat landen zonder verder
schrijf- of stemwerk een deel van hun macht afstaan aan hogere
instanties voor de controle over begrotingen en zo meer. “Pooling
of sovereignty
” is dus in realiteit “reduction of
sovereignty
” – iets wat in zowat alle deelnemende “poolende”
landen rechtstreeks allerhande grondwettelijke problemen oproept.
Noteer, zoals gezegd, dat Syriza en andere partijen net daarom groot
grondwettelijk bezwaar aantekenden bij het Memorandum van 2012.

De
zaak wordt doorgaans eenvoudiger wanneer men de basisbeginselen van
het Europese Verdrag bekijkt (link beneden). De algemene bepalingen in deze teksten overwegen steeds op latere bepalingen. En uit
die algemene bepalingen halen we zaken zoals:

  • (i) de Unie is er een
    van gelijken; 
  • (ii) wordt bepaald door de beginselen van de rechtsstaat
    (iedereen gelijk voor de wet), 
  • (iii) besluitvorming gebeurt door
    overleg (incluis her-onderhandelingen) en consensus, niet
    door dwang of druk; 
  • (iv) via democratisch verkozen organen op
    lidstaatniveau en het niveau van het Europees Parlement, en – let
    goed op –
  • (v) met als ultieme finaliteit het scheppen van een
    ruimte waarin economische en sociale vooruitgang samen
    moeten gaan in een “sociale markteconomie” die maximale
    tewerkstelling inhoudt, rechten aan werkenden geeft en een sociaal
    vangnet in stand houdt voor de minder gelukkigen. Wanneer
    handelingen hiermee in strijd zijn, dan overtreedt de Unie haar
    basisbeginselen en moet ze worden teruggefloten.

Ik
heb een sterk vermoeden dat Tsipras, Varoufakis en anderen een
bijzonder grondige lezing hadden gedaan van deze Europese teksten
vooraleer ze hun plannen bekend maakten. Ze legden de vinger immers
consistent op die schemerzones waarin institutionele
onduidelijkheid en fait accompli heersen, maar die vanuit
een ernstige lezing van de algemene bepalingen van de Europese
verdragen onverdedigbaar zijn.

Simpel gesteld: ze eisten zaken die,
indien de EU zich er tegen had verzet, de brutale machtspolitiek en
het diepe democratische deficit van de Unie hadden blootgelegd. De
concrete werking van de Troika bijvoorbeeld – een parallel systeem
van wetgeving uitgevoerd door niet-verkozen (zelfs niet-EU-) organen
waarvoor parlementen als schaamlapje gehanteerd worden – is
onmogelijk te verdedigen in het licht van de geest van de
Unieverdragen. Ook het opleggen van maatregelen bij
afwezigheid van consensus (“pacta sunt servanda”) na een
verkiezing die een diepe koerswijziging meebracht, is delicaat, want
wie dit nu hard wenst te maken riskeert dezelfde behandeling vanwege
de EU later. En er is geen enkele partij die graag verkiezingen
ingaat met de boodschap “stem voor mij want ik voer gewoon uit wat
de EU dicteert”.

Twee
brieven

Op
de Eurozone top van 16 februari in Brussel onderstreepte Varoufakis
al deze zaken, en hij deed er nog eentje bovenop. Hij stelde dat hij
onder geen beding een voortzetting wenste van het huidige model, dat
dan maar naar een “successful conclusion” moest worden gebracht,
omdat hij zich niet wenste vast te pinnen op een belofte die hij niet
kon houden. Concreet: de doelstellingen in het bestaande plan waren
van een zodanig surrealistische aard (een surplus op de begroting van
4,5 procent) dat ze enkel te behalen zouden zijn via een nog verder gaande
aanslag op de modale Griekse bevolking en haar levensstandaard, en
daartoe was hij niet bereid.

Het
was alweer een boodschap die kon tellen, want ze kwam erop neer dat de austeriteitsrecepten van de EU en
haar Troika op geen enkele wijze de crisis oplosten, maar die crisis
integendeel nog verdiepten. De aanpak was dus failliet. De anderen
waren not amused.

Waarom
failliet? Wel, zo argumenteerde Varoufakis, omdat er een heel ander
type “structurele hervormingen” moesten worden doorgevoerd in
Griekenland dan degenen die de EU en de Troika doorgaans hanteerden.
Geen “hervormingen van de arbeidsmarkt” en radicale afbouw van de
welvaartsstaat en even radicale doorbouw van de minimale staat.

Wél
een radicale “opkuis” van de Griekse samenleving door middel van
een behoorlijk heftige tax-shift waarbij ook de rijken hun deel
zouden betalen, het serieus aanpakken van fiscale fraude en corruptie
op alle niveaus, het versterken van het overheidsapparaat dat deze
zaken in de gaten zou moeten houden, het stimuleren van publieke
uitgaven in infrastructuur en tijdelijke tewerkstelling, en het
weghalen van alles wat consumptie verder afremt – geen BTW-verhoging dus – samen met het verhinderen van een verdere verarming
van de bevolking.

Om
dat alles in de stellingen te krijgen, vroeg Griekenland een minimale
cashflow oplossing die hen zes maanden verder zouden brengen. In die
zes maanden zou er een lawine aan wetgevend werk gebeuren waarmee de
fundamenten van dit nieuwe en gezonde Griekenland werden gegoten.
Immers, zo had Varoufakis al enkele keren uitgelegd, Griekenland zag
men best als een junkie die verslaafd was aan de continue “shots”
van geld van de EU en anderen, maar die door iedere nieuwe injectie
steeds zieker en zwakker werd.

Enkel “cold turkey” kon helpen:
dat zieke staatssysteem aanpakken dat door iedere nieuwe injectie
geld meer dualisering, meer corruptie en meer afbouw van het eigen
patrimonium te slikken kreeg. De EU moest dus geen nieuw geld geven,
wel een kortstondig kaskrediet, want de bedoeling was om zo snel
mogelijk de afhankelijkheid van dat externe geld af te bouwen en er met eigen middelen bovenop te komen.

Hoe? Door een versterking van
de staat en door een verhoging van de inkomsten van de
staat – niet door een verlaging van de uitgaven en het verpatsen
van de eigendommen ervan. Het ging hier – en let op de verwoording
– om “substantive, far-reaching reforms that are needed to
restore the living standards of millions of Greek citizens through
sustainable economic growth, gainful employment and social cohesion.”
De afbetaling van schulden (het doel van de EU) heeft een compagnon
gekregen: het verbeteren van de levenskwaliteit van de modale Griekse
burger.

Het
briefje waarmee Varoufakis deze voorstellen overmaakte aan de
Eurozone werd ijskoud onthaald. Er kwam geen gemeenschappelijk
communiqué, want de Griekse “njet” om gewoon verder te doen met
het bestaande werd gezien als een daad van zeer onbehoorlijk bestuur
en extreme arrogantie.

De Duitse Minister van Financiën Schäuble
bekloeg de Griekse bevolking die opgezadeld zat met een
“onverantwoordelijke” regering. Hij voegde eraan toe dat de
Griekse plannen om het minimumloon te verhogen geen zaak waren van de
Grieken alleen en dus niet zomaar door een nieuwe coalitie konden
beslist worden zonder goedkeuring van, onder andere, hemzelf. Ook Van
Overtveldt – rara – vond dat het tijd werd “dat de Grieken
begonnen te luisteren” naar wat hun opdrachtgevers hen oplegden.
Griekenland kreeg enkele dagen de tijd om een volledig voorstel uit
te schrijven en over te maken aan de Eurozone.

Dit
gebeurde op 24 februari in een zes bladzijden lange brief van
Varoufakis. Daarin lezen we dat een Tax Shift het voornaamste
instrument is waarmee Griekenland zijn financiële gezondheid wil
herwinnen. De cultuur van de uitzonderingen (er schijnen er nogal wat
te zijn) en de privileges voor grote kapitalen en buitenlandse
investeerders worden aangepakt, want de nieuwe fiscale cultuur moet
gebaseerd zijn op sociale rechtvaardigheid, koopkrachtverhoging
(bijvoorbeeld via BTW-hervormingen) en een transparante en
rechtszekere verhouding tussen overheid en belastingplichtige.
Piketty in actie, zouden we zeggen.

Ook
het deel over de controle over de uitgaven van de staat is
prettig om lezen. De Griekse overheid gaat haar uitgaven saneren door
alle mogelijke achterpoortjes te sluiten – geen royale
onkostenvergoedingen en luxewagens meer, geen “speciale toelagen”
voor deskundigen en andere adviseurs, het verlagen van de dagelijkse
uitgaven van ministeries, en zo voort. Ook hier is het middel de
grote kuis, het wegwerken van bestaande wantoestanden die vele, vele
miljoenen kosten.

Dit gaat gepaard met een behoorlijk radicale aanpak
van corruptie van hoog tot laag in de samenleving, waarbij geen
enkele actor ontzien kan worden. Dus ook geen buitenlandse
actoren. In de daaropvolgende dagen werd dit gevolgd door een besluit
van de regering waarin het aan een aantal grote bedrijven, waaronder
Siemens, verboden wordt nog mee te dingen naar Griekse
overheidsopdrachten, wegens bewezen (zij het doodgezwegen) corruptie
uit het verleden.

Over de zaken die de Troika zo belangrijk vindt –
privatiseringen en de “structurele hervormingen” van de
arbeidsmarkt – blijft de Griekse regering op de
oppervlakte. Uitgevoerde privatiseringen blijven onaangetast – iets
wat door de internationale pers werd gezien als een pijnlijke
nederlaag van Syriza, terwijl dit in de correspondentie met de EU
zelfs niet werd gesuggereerd – maar de nog lopende privatiseringen
worden herbekeken vanuit het standpunt dat de staat een behoorlijke
prijs moet krijgen voor de verkochte waar.

De solden in Griekenland
zijn voorbij. En tegen die formulering kan zelfs het IMF moeilijk
protesteren, want inkomsten uit privatiseringen waren belangrijk in
de Troika-strategie. En de arbeidsmarkt? Daar zal worden gestudeerd,
nagekeken en overlegd met iedereen (zelfs – stel je voor – met de
ILO, International Labor Organization). Dus dié “structurele
hervormingen” gaan op de lange baan. Bekijk even de slimme
formuleringen in deze passage, waarin de regering aankondigt dat ze
weliswaar naar “economische realiteiten” en “competitiviteit”
zal kijken, maar het minimumloon toch zal optrekken, en de
lonen bovendien binnen een systeem van collectief overleg zal blijven
bepalen (ik hoor Van Overtveldts tanden tot hier knarsen).

ScreenHunter_158 Mar. 02 15.12

De
tekst van Varoufakis, die als formeel doel heeft een oplossing
aan te reiken voor een schuldenprobleem, eindigt uiterst merkwaardig
met een katern over de “humanitaire crisis” in Griekenland. Ook
het aanpakken van dié crisis is een onderdeel van het oplossen van
de schulden. De drugsverslaafde moet niet enkel afkicken, maar ook
weer gezond worden.

Deze
merkwaardige tekst, die op geen enkel punt fundamentele wijzigingen
aanbracht aan de eerdere tekst en perifere communicaties daarover,
werd unaniem goedgekeurd door de Eurozone, zij het met een looptijd
van vier in plaats van zes maanden (zodat de linkse Grieken rond de
periode van de Spaanse Podemos-verkiezingen weer de gang naar Canossa
moeten doen, zo denkt men). Dat gebeurde met bijzonder norse
gezichten, want de Grieken hadden een klinkende overwinning geboekt.

Hoe? Wel, ze hadden de eerder besproken schemerzones uitgebuit
waardoor de EU tot de bevinding was gekomen dat er formeel moeilijk
een verbod kon worden uitgesproken over wat de Grieken voorstelden.
En twee, het machtsspelletje werkte evenmin. De Griekse regering had
enkele dagen tevoren via een opiniepeiling een verbluffende 80 procent van
de bevolking achter zich gekregen. Volgens insiders werden tijdens
de gesprekken ook de terugbetaling van de Duitse oorlogsschuld aan
Griekenland (iets wat volgens een verdrag uit 1953 na de Duitse
eenmaking zou moeten gebeuren, maar nooit is uitgevoerd) en een aantal
fraude- en corruptiegevallen met betrokkenheid van andere lidstaten
vermeld. Wat niet plezant is, nemen we aan.

Wie
ook niet geamuseerd leek, was IMF-baas Christine Lagarde. In een
briefje aan de Eurozone liet ze weten dat ze wel wat goeie dingen zag
in de brief van Varoufakis, maar “details” miste
inzake de prioritaire actiepunten van het IMF –
arbeidsmarkthervorming en zo meer. Mevrouw Lagarde was inderdaad
gewend geraakt aan het lezen van concrete, lijvige en gedetailleerde
wetsontwerpen uit Griekenland, opgesteld door haar IMF-technici en
klaar om door te geven aan de Griekse Eerste Minister. Nu moest ze
het met veel minder doen: een beleidsplan dat de Grieken zélf zouden
uitwerken, stel je voor.

Wat
is er gerealiseerd? Het belang van herdefinitie

In
elk geval, de Eurozone heeft nu een “austeriteitsplan”
goedgekeurd dat fundamenteel afwijkt van de doctrine inzake
austeriteit die tot nu toe, en al jaren, haar waarmerk was.

1.
Het plan is gebaseerd op een geheel andere economische theorie.

De
EU-doctrine tot nu toe was eenvoudigweg wat men “supply-side
economics
” noemt, een theorie waarin bedrijven, hun winsten en de
groei daarvan het centrale gegeven zijn. Crisis wordt bestreden door
de winsten van private kapitalen te verhogen. De Griekse aanpak is
daarentegen gebaseerd op wat men “neo-Keynesianisme” of
welfare-state economics” noemt. Hierin staat de consument centraal.

In de eerste theorie is ongelijkheid een vaste waarde; in de
tweede staan het tegengaan van extreme verschillen tussen arm
en rijk en het tegengaan van verregaande verarming onder de bevolking
centraal. In het eerste model is de staat eerder een obstakel dan een
hulp, en moet de staat gereduceerd worden tot enkel dat wat de
private ondernemingen niet kunnen (of willen) doen; in het tweede
model is de staat een centrale partner en actor in het economische
spel.

Het
debat tussen supply-siders en neo-Keynesianen is al sinds het begin
van de crisis in 2008 volop aan de gang. Hoewel de post-Keynesianen
zelden de bovenhand halen zijn ze dank zij de uitstraling van mensen
zoals Piketty, Krugman, Stiglitz en Galbraith bijzonder populair aan
het worden.

Varoufakis, zelf een academisch econoom, is in zijn
loopbaan van het ene naar het andere kamp overgegaan, en kan zich
daardoor verzekeren van de steun van al deze coryfeeën – James
Galbraith was deel van zijn onderhandelingsploeg in Brussel (en merk
op dat Piketty het Spaanse Podemos adviseert). Het akkoord van de
Eurozone (incluis rabiate supply-siders zoals Van Overtveldt) voor
een neo-Keynesiaanse theorie is dan ook groot nieuws, want plots is
er wel een alternatief qua economisch model voor de aanpak
van de crisis. De theorie van de crisis en haar aanpak zijn dus
geherdefinieerd.

Het
is amusant om te zien dat Varoufakis er in zijn toespraak tot de Eurozone
fijntjes op wijst dat de Griekse voorstellen wel eens wat ruimere
relevantie zouden kunnen hebben, en dat andere Eurolanden misschien
goed zouden moeten kijken en luisteren naar wat de Grieken met hun crisis doen. Ik kan me de razernij bij de supply-siders
levendig inbeelden.

2.
Wat ook geherdefinieerd is, is de politieke definitie van
de crisis zelf.

Het kan een detail lijken, maar Varoufakis is erin
geslaagd datgene wat tot nu toe werd gezien als een “economische”
crisis te reduceren tot een financiële crisis. Om het belang
daarvan aan te geven moet ik even een wat ruimer plaatje schetsen.

Sinds
2008 lijkt men ervan overtuigd dat “economie” niets te maken
heeft met “democratie”. “Democratie is een universum op
zichzelf dat aan heel andere wetten beantwoordt dan die van onze
parlementen – “natuurwetten” hoort men vaak, al blijken die
natuurwetten in realiteit te worden bepaald door bookmakers zoals de
new Yorkse rating bureaus. Daardoor is “economie” ook niet langer
iets wat door verkozen regeringen via politiek beleid kan
worden beheerd; het moet via management door experten worden
geleid – de Troika is er een prima voorbeeld van.

Op
zich is dit al heel problematisch – economie was en is altijd
door-en-door “politiek”, sinds Adam Smith aangaf dat een economie
slechts zin heeft in zoverre ze de algemene welvaart en het welzijn
van de samenleving verhoogt. Het wordt echter nog problematischer
wanneer we kijken naar de praktijk van “economisch” beleid. In de
feiten blijkt immers alle beleid potentieel
“economisch” te zijn: de lonen, uitkeringen en systemen van
sociale zekerheid uiteraard, evenals de opvang(on)mogelijkheden voor
werklozen, armen en zo meer.

Maar ook het beheer door de overheid van
z’n eigen personeel (ambtenaren, leerkrachten, militairen,
politie, brandweerlui), hun lonen en de omvang van hun korps, de
prijs van consumptiegoederen, de aanslagvoeten in het fiscaal
systeem, het niveau van de BTW, de huurprijzen, de kortingen die
bedrijven hiervoor kunnen krijgen, de structuur van het onderwijs op
alle niveaus, het behoud of afbouwen van een nationale omroep en
pers, het systeem van milieuvergunningen en bouwvergunningen: Al deze
dingen worden, bijvoorbeeld door de Troika, onder de noemer van
“economisch” beleid gevat, want al deze dingen zullen wel op de
ene of andere manier een effect hebben op wat men “het
investeringsklimaat” noemt, of “het vertrouwen van de markten”
of “de investeerders”.

Het
is via die semantische trechter-structuur dat alle beleid
in Griekenland “economisch” werd genoemd en dus uit handen werd
gehaald van verkozen organen, om het aan onverkozen technocraten te geven die nu plots het recht lijken te hebben
om rond al deze dingen gedetailleerd – maar door niemand
gesteund of verdedigd – beleid uit te tekenen en te doen
goedkeuren. Het handige gebruik van de term “economisch” blijkt
het perfecte instrument voor het afschaffen van de democratie.

De
zaak herdefiniëren als “financieel” is dus helemaal geen detail.
In tegenstelling tot “economisch”, waarvan we hebben gezien hoe
rekbaar het is, is “financieel” een vrij precies begrip. Het gaat
over afrekeningen en balansen, over boekhouding. En Griekenland is
best bereid samen te werken met de EU, de Europese Centrale Bank en
het IMF (afzonderlijk) om de Griekse boekhouding te laten controleren
– dat is eerder overeengekomen en de Grieken houden zich eraan.
Maar die organen hebben niet langer de bevoegdheid om “economisch”
beleid in Griekenland te sturen; dat zullen de Grieken zelf wel doen.

Een
veel aangehaalde maar absurde vergelijking om de Griekse situatie uit
te leggen is die van een particulier die een hypotheek afsluit met
een bank en zich dus verbindt tot terugbetaling willens nillens, punt
uit. Enerzijds is dit feitelijke kletskoek, want de financiële
spelregels liggen geheel anders bij particulieren dan bij landen en
grote ondernemingen. Maar dit terzijde.

Het is ook larie en apenkool
als motivering voor het Troika-beleid, omdat een bank jou in de regel
niet zegt hoe je aan het geld moet raken om hen terug te betalen. Of
je dit haalt uit arbeid, erfenis, diefstal, speculatie, gokken of wat
weet ik al, is niet de zaak van de bank – hun zaak is
puur financieel, je moet gewoon terugbetalen, dat is alles.

Het
Troika beleid daarentegen zou er in deze analogie op neerkomen dat de
bankier bij het verstrekken van de hypotheek er als voorwaarden
bij geeft dat je dit krediet enkel mag terugbetalen met geld
verdiend als leerling-slager (terwijl je bediende bij de overheid
bent), dat je kinderen enkel Latijn-Moderne Talen mogen volgen op
school, dat je elk jaar twee nieuwe laptops moet kopen en dat je
vrouw alleen nog bruine schoenen mag dragen. Dat – zo begreep
Varoufakis – is het onderscheid tussen een “financieel” bepaald
probleem, en een “economisch”.

3.
De Grieken hebben ook een herdefiniëring doorgevoerd van “hun
probleem”, de “catastrofe” die er dreigde indien Griekenland
zonder geld zou vallen.

Ze beklemtoonden voortdurend dat de EU moest
ophouden met het projecteren van wat in wezen een Europees probleem
was op Griekenland. Doorheen de onderhandelingen was er dan ook
een voortdurende dissonant tussen wat bijvoorbeeld, Schäuble en
Dijsselbloem begrepen als “het probleem”, en wat Varoufakis
daaronder begreep.

Voor die laatste was het probleem van Griekenland
een binnenlands probleem: een humanitaire ramp die het
gevolg is van doodzieke staatsstructuren die dringend moeten
vernieuwd worden. De “stabiliteit van de Euro” is geen Grieks
probleem, het is een Europees probleem, zo benadrukte hij
keer op keer. Griekenland kan de stabiliteit van de Euro niet
verzekeren; wat het wel kan doen is ervoor zorgen dat de eigen impact
daarop positief is, dat Griekenland niet langer een zorgenkind is. En
het Troika-beleid heeft net het tegenovergestelde gerealiseerd: een
steeds zieker land met een bevolking die stilaan wegzinkt in de marge
van de wereldeconomie.

Door
deze herdefinitie legden de Grieken een ruimer probleem bloot: de
wijze waarop “Europese” problemen gehanteerd kunnen worden om de
eigen problemen te “exporteren” naar andere landen en daar
plaatsvervangend austeriteitsbeleid in te voeren – het
soevereiniteitsprobleem dat we eerder bespraken, met andere woorden.
Schäuble, Dijsselbloem en Van Overtveldt zijn niet verkozen in
Griekenland. Ze zijn samen met alle anderen verantwoordelijk voor het
stabiliseren van de Europese financiële en economische dynamiek; ze
zijn echter niet aansprakelijk voor hoe Griekenland dat concreet en
voor wat betreft z’n eigen aandeel erin doet.

Het voortdurend
overtreden van de grenzen van soevereiniteit schept telkens weer een
ernstig probleem van democratische legitimiteit – Schäuble kan
zeggen wat hij wil over Griekenland, want hij moet zich nooit voor
het Griekse electoraat verantwoorden. En dat is de bron van ergernis
die de Eurosceptici zo graag aanboren. Daar een kordate grens in
trekken, zoals de Grieken hebben gedaan, kan de EU enkel ten goede
komen.

Van
Euroscepsis naar Eurokritiek

Tegelijkertijd is er een nieuw soort Euroscepticisme ontstaan,
dat we Eurokritiek noemen om het te onderscheiden van het vaak
ultranationalistische, nationaalchauvinistische en xenofobe platform
van Eurosceptici zoals Wilders en Farage. De kritiek op Europa heeft
hier niet het uiteenvallen ervan als finaliteit noch de terugkeer naar
de tijd van de natie-staat-op-zichzelf. Ze heeft als finaliteit het
scheppen van dat wat de Europese verdragen, handvesten en
grondrechten zo vaak beklemtonen: een ruimte van samenwerking tussen
democratieën, op voet van gelijkheid, solidariteit en tolerantie,
met de wet als middel en de voorspoed van allen als doel.

Het
feit dat dit in deze ruige week van gevechten tussen Brussel en
Athene enkel als een conflict kan worden getoond is slecht nieuws;
het toont aan hoe ver de huidige EU-cratie is afgegleden naar een
reeks waarden, doelstellingen en methoden die op geen enkele wijze
stroken met de grote basisteksten van de Unie, laat staan met de
grondwetten van haar lidstaten. Het toont aan dat mensen zoals
Schäuble, Dijsselbloem en Van Overtveldt dringend wat heropvoeding
nodig hebben – eerder dan Tsipras en Varoufakis, die net terugkeren
naar behoorlijk orthodoxe interpretaties en herdefinities van dit
alles.

Dat
ze daarin
slagen, is bepaald hoopgevend, en wie na de Syriza-overwinning
Griekenland bezoekt kan er niet omheen dat dit land al een enorme
ommezwaai heeft meegemaakt in atmosfeer. Men is hoopvol zij het
waakzaam, trots op de herwonnen waardigheid dankzij de strijd van
Varoufakis en de zijnen, zeker van het morele gelijk en zelfs
vergevingsgezind tegenover de Duitsers en de Troika, in weerwil van
de enorme menselijke schade die men hen toeschrijft en die men op
elke straathoek in Athene kan zien.

Men heeft minder begrip voor en
geduld met de corrupte politici uit het verleden, met zakenlui
en financiers die er met overheidsgeld hebben op los geleefd en die
geen duit belastingen betalen, met buitenlandse investeerders die aan
een spotprijs een stuk nationaal patrimonium verkrijgen om er
vervolgens een laag-lonenparadijsje van te maken.

Er is al een soort
publieke ethiek geïnstalleerd die komaf maakt met de vorige, die
hevig wordt aangewakkerd door de nieuwe regering, en die nu door
middel van alledaagse handelingen stilaan de regel wordt
– het vragen van een BTW-bonnetje na de maaltijd, bijvoorbeeld.
Tsipras en Varoufakis maken duidelijk dat het opnieuw democratiseren
van hun land dit soort cultuurwijziging nodig heeft. En ze durven
denken dat dit ook voor de rest van Europa van belang is.

Het is de
onmacht om zich een alternatief in te beelden dat in Europa
enorme schade heeft toegebracht. Bij beleidsmensen leek dit het
gevolg van eenrichtingsdenken binnen een kleine kring van
deskundigen, adviseurs en belangengroepen – de insititutionele
tunnelvisie. Bij de bevolking was het een gevolg van een ervaren
machteloosheid tegenover de moloch van het pragmatisme van de macht
en de media – het zal toch nooit veranderen. De Grieken tonen ons
dat het wél kan, dat verkiezingen wel degelijk een kracht van
verandering kunnen vrijmaken, maar dat dit niet zonder slag of stoot
gaat.

En wat die slag of
stoot betreft, de overwinning van de Grieken speelt zich af in het
veld van de ideeën: een andere economische theorie, een precies
beeld van democratie, soevereiniteit en subsidiariteit, het
herdefiniëren “outside of the box” van dingen waarop onze
gedachten vastgeroest waren.

Boven alles hebben ze ons op een
ouderwetse wijze getoond hoe een politiek van de grote woorden –
rechtvaardigheid, respect, waardigheid, solidariteit, democratie –
kan werken als een echte politieke motor voor verandering. Dat die
grote woorden de kern zijn van wat we democratisch burgerschap
noemen, en dat die woorden op elk moment een heldere en realistische
betekenis moeten hebben. Die woorden en ideeën zijn stevige wapens,
want de tegenstrever blijkt er geen antwoord op te hebben.

De Grieken hebben
in zeer vele opzichten iets teruggewonnen wat ze al een aantal jaren
kwijt waren: hun democratie, hun macht om binnen het systeem van de
eigen samenleving beslissingen te maken over aangelegenheden die hen
aanbelangen, zelfs tegenover een heel groot beest zoals de EU (en,
nog groter, de “markten”). Het ligt voor de hand dat de EU
hierover zo min mogelijk ruchtbaarheid wil geven, en liever de vinger
legt op de betalingsbalans, het overschot op de begroting, de timing
van de BTW-hervorming en wat nog al.

Ook de berichtgeving na de top
van 24 februari was in die zin: een overdaad aan details, vaak
gekaderd in een verhaal waarin Athene “een nederlaag” had
opgelopen en “grote toegevingen” had gedaan (ik vraag me nog
altijd af dewelke?).

Maar nauwelijks een woord over de enorme
verschuiving die in deze week was opgetreden in de machtsverhoudingen
binnen de EU en de Eurozone, waarin een land dat arm en machteloos
leek plots z’n autonomie terugwon. Niet omdat het de materiële
balans in een andere richting duwde, maar omdat het op een slimme
wijze waarden, principes en betekenissen uitspeelde die sterker
bleken dan het dominante cynisme en affairisme waarin men zo graag
politiek lijkt te bedrijven.

Het weze ons allen
een wijze les.

Links:

1 De
Engelse term ‘austerity’ en de Franse term ‘austerité’ hebben in de
huidige context geen goed Nederlands equivalent. Letterlijk betekent
het ‘gestrengheid’, maar dat dekt de lading niet, de omschrijving
‘strenge besparingen’ al evenmin. Het neologisme ‘austeriteit’
begint meer en meer gebruikt te worden.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!