Foto: Bas Spliet
Reportage - Bas Spliet

Twee jaar later, hoogtijd om de ‘gasaanval’ in Douma uit de vergeetput te halen

dinsdag 14 april 2020 22:52
Spread the love

 

Op 7 april 2018 overspoelden gruwelijke beelden van een vermeende gasaanval in Syrië het internet. Verontwaardigd sprong de media erop en wees onverbiddelijk met de vinger naar het regime van Assad. Eén week later, gisteren exact twee jaar geleden, lanceerden de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk raketaanvallen tegen het regime, en de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) besloot in de daaropvolgende maanden dat een gasaanval inderdaad had plaatsgevonden. Ondertussen hebben reeds vier OPCW-werknemers de klok geluid om de manipulatie van het onderzoek aan te klagen en geven interne documenten gepubliceerd door WikiLeaks aan dat het onderzoeksteam in Douma, dat sterk aanleunde bij de conclusie dat de rebellen het incident fabriceerden, volledig buitenspel werd gezet.

De Vlaamse media hebben echter geen oor naar deze weerzinwekkende lekken. Het bleef nagenoeg stil, tot vorige week de VRT en de Tijd hun lezers inlichtte over de publicatie van een nieuw onderzoeksrapport van de OPCW dat voor het eerst officieel de Syrische luchtmacht beschuldigt van drie andere chemische aanvallen in 2017. De Europese Unie verwelkomde het nieuwe rapport en zegt nieuwe sancties – in tijden dat het coronavirus een bedreiging vormt voor oorlogsgeteisterde volkeren – te overwegen. Maar hoeveel geloofwaardigheid in de organisatie blijft erover na de lekken? Twee Nederlandse parlementariërs stelden in de Tweede Kamer reeds vragen aan de ministers-president en buitenlandse zaken om hun standpunten te verduidelijken. Ik was in Syrië toen de vermeende gasaanval plaatsvond. Deze reflectie over mijn reis en de verslaggeving omtrent het incident kunnen een begin vormen om het debat in België uit de vergeetput te halen.

“Wat kwam ik hier doen?”

Vrijdagavond, 6 april 2018. Ik stap uit een taxi in Bāb Tūmā, een buurt in de Oude Stad van Damascus. Verder kan de taxichauffeur me namelijk niet brengen, want we staan vast voor een militair checkpunt. Dat is niet erg, want een werknemer van mijn hotel staat me al op te wachten en voert me via prachtige, pittoreske straatjes naar mijn eerste bestemming sinds ik eerder die dag de Syrische grens overstak, het tot de verbeelding sprekende Beit al-Wālī.

Er zijn niet veel gasten in het hotel. Een verliefd Libanees-Syrisch koppel vertelt me uitbundig over hun verloving terwijl de obers me om de vijf minuten vragen of ik iets wens. Jong en avontuurlijk als ik ben, voel ik me wat ongemakkelijk in dit vijfsterrenhotel, zelfs zonder de absurditeit van de context in acht te nemen. Plots verschijnt in mijn ooghoek Vanessa Beeley, een Britse journaliste die geen kans voorbij laat gaan om de medeplichtigheid van haar regering in de oorlog aan te klagen maar in het Westen vooral wordt bestempeld als “Assad apologeet.” Ondanks dat ik niet al haar meningen deel, bewonder ik haar desalniettemin voor haar moed om de rol van NAVO-landen, Turkije en de Golfstaten in het bloedgieten bloot te leggen.

En dus beginnen we uitvoerig te praten wanneer plots het overdonderde geluid van een bominslag onze conversatie onderbreekt. Het Syrische leger had sinds februari een grootschalig offensief ingezet om Oost-Ghouta, de laatste enclave rondom de hoofdstad onder de controle van de rebellen, te herwinnen. Daar was het stukje bij beetje in geslaagd met behulp van een carrot and stick aanpak van hevige bombardementen enerzijds en het evacueren van vechters en hun families die zich overgaven naar Idlib in het noordwesten van Syrië anderzijds. Hoewel fragiel, was ik zo naïef om te geloven dat de voorlopige wapenstilstand zou houden en de finale onderhandelingen de overname vreedzaam in banen zouden leiden. Niet dus. Toch overtuigde Vanessa me om de feestelijkheden van Koptische Goede Vrijdag bij te wonen. Ondanks de wederzijdse hervattingen van de bombardementen reageerden de vele Christenen in Damascus gelaten en woonden ze massaal de vieringen bij. Na zeven jaar oorlog waren ze het gewoon, zo klonk het. Net als Ongelovige Tomas, naar wie het grotendeels Christelijke Bāb Tūmā is vernoemd, kon ik mijn ogen niet geloven.

Feestelijkheden omtrent Koptische Goede Vrijdag tijdens de bombardementen.Foto: Bas Spliet

Nerveus nam ik de volgende ochtend een taxi naar het Orwelliaans-genoemde Ministerie van Informatie, waar ik moest komen uitleggen hoe ik zowel student als journalist pretendeerde te zijn. Onderweg trachtte ik tevergeefs een luchtige conversatie in het Arabisch te ontketenen met de taxichauffeur toen we het Oemayyadenplein naderden. Rook steeg op uit het gigantische rondpunt en soldaten zwaaiden hevig met hun handen, gebarend dat we moesten stoppen. Angstig sprong ik uit de taxi en zag ik een zwaargewonde jongeman schreeuwen van de pijn terwijl hij halsstarrig met zijn gsm zijn geliefden trachtte te bereiken. Op het rondpunt stonden twee verwoeste auto’s die wel doorzeeft leken met kogels – in feite was dit het werk van de mortierbommen van de rebellen, zo besefte ik ineens. Vooraleer ik goed besefte wat er gebeurde, hadden de soldaten de man al in de taxi gehesen en voerde mijn taxichauffeur hem naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Onder het geluid van inkomende mortierbommen vervolledigde ik verward en paniekerig mijn reis te voet. Later die dag bezocht ik het al-Muwassat Universiteitsziekenhuis, waar 38 getroffen burgers, onder meer een zeventienjarig meisje, werden behandeld. Zes mensen lieten het leven. Of de jongeman bij de ongelukkigen behoorde, blijft tot vandaag voor mij een knagend raadsel.

Wat kwam ik hier doen? Ik was student Geschiedenis en Arabistiek en Islamkunde aan de Universiteit Gent en het was paasvakantie. Ik had dus rustig thuis kunnen genieten van het paasverlof en de verjaardag van mijn vader kunnen vieren. De laatste paar jaren was ik echter geobsedeerd geraakt door het conflict in Syrië. De berichtgeving van journalisten zoals Vanessa, die bijna uitsluitend een oor vonden op alternatieve mediaplatformen in het Westen, maakte me meer en meer gedegouteerd over de Westerse rol in het conflict – zo gedegouteerd dat ik het met mijn eigen ogen moest aanschouwen. Steeds overtuigender geloofde ik dat Westerse propaganda het regime van Assad, meedogenloos en brutaal als het moge zijn, valselijk beschuldigde van enkele slachtpartijen die eigenlijk werden uitgevoerd door de zogezegde “gematigde rebellen” om de publieke opinie in Europa en de Verenigde Staten te overtuigen van een meer directe interventie in het conflict, een opzet dat sinds de desastreuse oorlogen in Afghanistan, Irak en Libië steeds meer aversie opwekte.

Een gewonde man in het al-Muwassat Universiteitsziekenhuis. Foto: Bas Spliet

En dus belandde ik op die fatale 7 april in een bommenregen in Damascus. Tegen avondval begonnen de gemoederen wat te kalmeren, maar toen begon plots het nieuws binnen te komen dat het Syrische leger, schijnbaar ter verzegeling van haar immanente overwinning, een wrede gasaanval had uitgevoerd in Douma, het laatste bastion van de rebellen. Tientallen onschuldige burgers zouden het leven hebben gelaten.

Was ik, een beetje zoals Belgische Syriëstrijders, geradicaliseerd door een eenzijdige kijk op het conflict?

“Animal Assad”

Hartverscheurende video’s gemaakt in de turbulente nasleep van de aanval door de Witte Helmen, het uithangbord bij uitstek van het moedige en humanitaire karakter van de rebellen, overspoelden de volgende dag de media. Amerikaans President Donald Trump noemde zijn Syrische tegenhanger “Animal Assad” en scandeerde Rusland en Iran omwille van hun steun aan het regime. De verontwaardiging was zo groot dat de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk besloten om niet bij de pakken te blijven zitten en, in navolging van Israël, overgingen tot het bombarderen van Syrische overheidsfaciliteiten op 14 april. Ik zat destijds in Tartūs, aan de kust, en werd opgewekt door alarmerende berichten van vrienden en familie. Terwijl de grootmachten in razende snelheid afstevenden op een globaal conflict leken Syriërs, zoals ik in mijn korte verschijning op het middagnieuws van Radio 1 destijds vermeldde, gelaten te reageren. Ze maakten zelfs mopjes over de situatie. Voor hen was het business as usual.

Amerikaans Minister van Defensie James Mattis claimde dat de bombardementen poogden “het onderzoek, de ontwikkeling en de productiecapaciteiten van chemische wapens door het Syrische regime te vernietigen,” ondanks dat de destructie van het Syrisch chemisch wapenarsenaal onder auspiciën van de OPCW was vervolledigd in 2014. Syrische staatstelevisie, langs haar zijde, beweerde dan ook dat het hoofdoelwit in feite een onderzoekscentrum gespecialiseerd in kankermedicijnen was. Hoewel de aanval de Verenigde Staten en Rusland even dichter bij de afgrond van een nieuwe koude oorlog brachten, was dit gelukkig het einde van de escalatie en vervielen de geopolitieke spanningen snel weer in haar oude routine van retorische schermutselingen.

Ondertussen had het regeringsleger Douma ingenomen en was mijn visum – en dus mijn verblijf in het land – op haar einde gekomen. Journalisten en onderzoekers van de OPCW kregen nu toegang tot de site van de vermeende chemische aanval. Dat overheidsreporters en Russische en Iraanse journalisten claimden dat de aanval in scène was gezet door de rebellen was voor niemand een verassing. Dat de verslaggeving van enkele Westerse reporters naar diezelfde conclusie leken te leunen, was echter wel verbazingwekkend. Robert Fisk (een beetje de Britse Rudi Vranckx) was ter plaatse, alsook Pearson Sharp van het obscure pro-Trump televisiekanaal One American News. Beiden benadrukten dat, hoewel ze onder begeleiding van het regime tot de site werden gebracht, ze meteen na hun aankomst complete vrijheid van handelen en bewegen genoten zonder enige vorm van overheidstoezicht. Dit was zeer vergelijkbaar met mijn eigen ervaring tijdens mijn bezoeken aan Oost-Ghouta en het al-Harjallah vluchtelingenkamp enkele dagen eerder, waar ik gruwelijke getuigenissen over het zevenjarige bewind van de rebellen in de regio links en rechts te horen kreeg.

Tezamen interviewden Sharp en Fisk zeker tientallen buurtbewoners in Douma, en geen enkele meldde ook maar één spoor van een chemische aanval te hebben waargenomen. Sterker nog, ongevraagd en spontaan beweerden meerdere burgers dat de rebellen, op de afgrond van nederlaag, de gasaanval uit het niets hadden gefabriceerd om het offensief van het leger een halt toe te roepen. Daarenboven interviewden Fisk en Sharp beiden dokters in het ondergronds ziekenhuis waar de Witte Helmen hun video hadden gemaakt. Zij claimden consistent dat ze op 7 april enkel patiënten met hypoxie hadden weten binnenkomen, maar dat de Witte Helmen plots het ziekenhuis hadden binnengestormd met camera in de hand om de wereldwijd geziene beelden te filmen, alleen om vervolgens af te druipen en uiteindelijk samen met de rebellen op de bus naar Idlib te stappen.

Deze rapportages werden echter bedolven onder een mediastorm die al lang haar conclusie had bekomen. Het maakte niet uit dat de beweerde chemische aanval geen enkele strategische waarde zou hebben gehad voor het regime. Noch was het niet nodig om zich af te vragen waarom Assad, op de rand van een lang-bevochten en uitermate symbolische overwinning, politieke zelfmoord wenste te plegen door net dat wapen te gebruiken dat wereldwijde schande en militaire interventie zou uitnodigen. Het gebruik van het internationaal verboden wapen wekte emotionele herinneringen op aan de Duitsers tijdens Wereldoorlog I en Saddam Hoessein tijdens de Iran-Irakoorlog en was daarmee nog maar eens bewijs van het bloeddorstige karakter van de Syrische dictator. En dus, wanneer Rusland enkele weken na de feiten een totaal van 17 buurtbewoners en medisch personeel tewerkgesteld in het ondergronds ziekenhuis overvloog naar Nederland om Fisk en Sharp’s bevindingen kracht bij te zetten op de hoofdzetel van de OPCW in Den Haag, zetten Westerse media in navolging van Franse, Britse en Amerikaanse overheidsfunctionarissen de actie simpelweg weg als een “schouwspel” en “obscene maskerade.”

Toen ikzelf het officiële verhaal in vraag stelde op een lezing over mijn ervaring in mei, was me dan ook hetzelfde lot beschoren en schopte ik het nu ook tot “Assad apologeet” in de ogen van sommigen. En misschien terecht – want de OPCW bevestigde de mainstream lezing van de feiten gradueel in het komende jaar. Aanvankelijk stelde het in een interim-rapport in juli dat hoewel de organisatie geen zenuwstoffen had aangetroffen, het wel organische chloorchemicaliën ontdekte op de site. De officiële toon van inbeschuldigingstelling werd gezet in september, toen de organisatie bevestigde dat “een wijd gamma van bewijs” suggereerde dat er op 7 april een chloorgascilinder werd gedropt door een helikopter – en dus onvermijdelijk het regime de dader was. In het eindrapport, gepubliceerd in maart 2019, tenslotte, werd er met geen woord meer over die helikopter gerept, maar concludeerde de OPCW dat het “gegronde redenen” had om te besluiten dat het gebruik van een toxische stof had plaatsgevonden en twee gascilinders die analisten ter plaatse vonden waarschijnlijk de bron van de aanval vormden.

De publicatie van het finale rapport van de gerenommeerde internationale organisatie betekende het einde van het verhaal en de nagel op de doodskist van mijn skepticisme. Althans, daar leek het toch op, tot twee maanden later de eerste klokkenluider naar voren stapte.

“Complottheorie of internationaal schandaal?”

Midden mei legde de Werkgroep over Syrië, Propaganda en Media, een groep academici kritisch over Westerse berichtgeving in het conflict, beslag op een rapport (hier raadpleegbaar) van Ian Henderson, een Zuid-Afrikaans ballistisch expert dat sinds 1998 werk verrichtte in opdracht van de OPCW en in 2018 als verbindingsofficier van de Fact-Finding Mission (FFM) in Damascus aan de slag was. In de capaciteit van hoofd van het sub-team van ingenieurs leverde Henderson een rapport af dat niet werd opgenomen in de finale analyse omdat het, althans een laattijdige perscommuniqué van de OPCW, tegenstrijdig was met de bevindingen van drie andere, externe experten wiens analyses wél consistent waren met de hypothese dat de gascilinders vanuit de lucht werden gedropt.

Een mogelijke verklaring voor deze consensus lag bij de opdrachtgevers, aangezien de OPCW de externe experten de trajecten van de twee gascilinders vroegen te bestuderen zonder alternatieve hypotheses in overweging te nemen. Henderson daarentegen, een intern expert die ogenschijnlijk in tegenstelling tot de externe analisten ter plaatse was geweest en voor meerdere FFM leden sprak, nam de mogelijkheid dat de cilinders op de plaats delict werden neergelegd wel in acht en vergeleek ze met de andere verklaring. Zijn conclusie? De luchthypothese is inconsistent met de geobserveerde ballistische analyses van de FFM, die in beide gevallen aantonen dat de manuele plaatsing van de cilinders “de enige plausibele verklaring” vormt.

Met andere woorden, zoals Amerikanen het zouden zeggen, het gelekte rapport sloeg als een bombshell het rapport van de OPCW aan flarden en suggereerde dat het jaarlange onderzoek onvermijdelijk tot de conclusie had moeten komen dat de vermeende gasaanval in scène was gezet. Dit was zelfs voor de VRT waardig nieuws, die “op zoek naar de waarheid” ging in haar enigszins bizar getitelde verslag “Complottheorie of internationaal schandaal?” En inderdaad, zoals de titel doet uitschijnen, schaarde de Vranckx-redactie zich achter de bevindingen van het eindrapport en rakelde ze analyses van onder andere de New York Times en Bellingcat op die de officiële versie van de feite bevestigden op basis van openbaar raadpleegbaar beeldmateriaal.

De VRT hechtte dus meer geloof in respectievelijk een krant die, zelf toegegeven, medeplichtig was in de legitimering van de inval van Irak en een platform dat sponsoring ontvangt van de befaamde Amerikaanse frontorganisatie National Endowment for Democracy. Sterker nog, de analyses dateren van maanden voor Hendersons lekkage, met als gevolg dat een relevant debat handig uit de weg werd gegaan. Onnodig te zeggen dat de rapportages van Robert Fisk en One American News, alsook de Syrische getuigenissen in Den Haag, niet werden vermeld als tegengewicht.

Aan de betrouwbaarheid van Henderson twijfelt de redactie dan weer wel, aangezien dat de lekkage van het rapport als voornaamste gevolg heeft dat het “volledig in het plaatje van Russische en Syrische berichten” past. En dus, hoewel een uitleg van de logica achter die redenering ontbreekt, betekent dit dat het “minderheidsverslag” kon worden afgezet als complottheorie.

Het moet echter vermeld worden dat de VRT de enige grote Vlaamse nieuwsorganisatie was die berichtte over de lekkage. Maar daarmee was ook het laatste woord gezegd. Het artikel was het laatste in de Vlaamse massamedia over het OPCW-rapport en de gasaanval in Douma. 

“Het plaatje is nu zonder twijfel duidelijker, maar wel heel ontzagwekkend”

Maar dit was verre van het einde van de lekken die het OPCW-verhaal bleven doorzeven. Sterker nog, de meest overweldigende onthullingen stonden nog voor de deur. De Courage Foundation, een ngo die vecht voor de verdediging van klokkenluiders, bracht een panel samen in oktober om de bevindingen van de OPCW te bespreken op een conferentie in Brussel. Gefrustreerd door het “gebrekkige” onderzoek, bekritiseerde het panel in een gezamenlijk statement de getuigenissen-, chemische, toxicologische en ballistische analyses van het eindrapport omwille van het feit dat ze bij nadere analyse “weinig verband houden met de feiten.”

De aanwezigen waren ditmaal moeilijker weg te zetten als eenzame stemmen of Russische propagandisten. Onder de ondergetekenden bevonden zich knappe koppen als de hoofdredactrice van Wikileaks, een internationale wetsprofessor, een voormalige Britse generaal, een Amerikaanse inlichtingenagente op pensioen en – ongetwijfeld van het meeste belang – de Braziliaanse diplomaat José Bustani, de gewezen en allereerste OPCW-baas. Bustani was in functie ten tijde van de aanloop naar de Irakoorlog in 2002 en spoorde toentertijd Irak aan om toe te treden tot de organisatie om een militair conflict te voorkomen. Daarop bedreigde de Amerikaanse neoconservatieve Bush-functionaris John Bolton zijn kinderen als hij geen ontslag zou nemen. “U hebt 24 uur om het gebouw te verlaten,” zij Bolton tegen hem, “we weten waar uw kinderen wonen.” Toen Bustani niet onder de druk leek te buigen, werd hij uiteindelijk ontslagen. Ontzagwekkend als deze ruwe Amerikaanse druk op een organisatie gelieerd aan de VN was, gaf de Courage Foundation een platform aan een tweede klokkenluider die een minstens even crue getuigenis de wereld instuurde, één die wél de organisatie zou compromitteren.

Burgers in Zamalka tijdens mijn trip naar Oost Ghouta. Foto: Bas Spliet

Die klokkenluider was net als Henderson lid van de FFM ter plaatse in Douma en is bekend onder het pseudoniem “Alex.” Jonathan Steele, een Britse veteraanjournalist tot voor kort werkzaam bij de Guardian, was aanwezig op de conferentie en gaf een spreekbuis aan Alex, die hem vertelde dat de mening dat zowel het interim- als eindrapport “wetenschappelijk pover, irregulier geproduceerd en mogelijks frauduleus” was in feite gedeeld werd door de meerderheid van het team in Douma. Waar Hendersons rapport vragen deed rijzen over de ballistische analyse, vernietigde Alex dé centrale claim van het eindrapport, namelijk dat de vondst van chloorgas “gegronde redenen” vormde dat een chemische aanval had plaatsgevonden.

Nadat de OPCW in biologische samples afgenomen van vermeende slachtoffers geen sporen van zenuwgas had gevonden, gaf het dit toe in het interim-rapport maar voegde meteen onomwonden toe dat het wel sporen van organische chloorchemicaliën op de site ontdekte. Dit gaf de internationale media destijds voldoende munitie om kort haar verdict te bevestigen omdat dit wellicht betekende dat een chemische aanval had plaatsgevonden, zo redeneerden ze. Merkwaardig genoeg gaf de OPCW nooit de hoeveelheid van de chemicaliën dat het had gevonden uit, een verbijsterende methodologie volgens Alex aangezien deze vaststelling enkel relevant is wanneer er een significant hogere aanwezigheid zou zijn aangetroffen dan wat van zichzelf voorkomt in de natuur. Wanneer de resultaten binnenkwamen, bleek echter dat de gecollecteerde samples lager waren dan doorgaans in de natuurlijke omgeving aanwezig is, zo veel lager dat ze “vergelijkbaar met of zelfs lager waren dan de richtlijnen dat de Wereldgezondheidsorganisatie aanbeveelt in drinkbaar water.”

Hoe kon dit achtergehouden worden?  Dit is duidelijk deceptie à la massavernietigingswapens in Irak, met het verschil dat cherry picking ditmaal in het hart van een 193 landen-sterke organisatie plaatsvond. Alex getuigt dat de laboresultaten aanvankelijk werden achtergehouden voor de hoofdauteur van het interim-rapport. Wanneer die dit te weten kwam, was hij ziedend en schreef hij een kwade e-mail naar Bob Fairweather, een Britse diplomaat die het voor het zeggen had op het dagdagelijkse niveau. Daarna concludeerde de hoofdauteur in zijn versie dat “een niet chemisch-gerelateerd evenement” had plaatsgevonden op 7 april 2018. Management was echter niet blij met dat besluit en gaf de opdracht om het rapport te herschrijven aan Sami Barrek, de Tunesiër die verantwoordelijk was geweest voor het achterhouden van de laboresultaten. De buitenspel gezette voormalige auteur overtuigde hem desalniettemin om de resultaten te vermelden. Als deze tweede versie was gepubliceerd, had het besluit dat geen chemische aanval had plaatsgevonden onvermijdelijk geweest. Maar op 5 juli, de dag voor de publicatiedeadline, liet management de hoeveelheden van de chloorchemicaliën toch nog uit het rapport halen.

Dit had waarschijnlijk iets te maken met een incident dat de dag ervoor had plaatsgevonden. Alex vertelde Steele dat “er op 4 juli nog een andere interventie was. Fairweather, de kabinetschef, nodigde verscheidene leden van het drafting team uit in zijn kantoor. Daar troffen ze drie Amerikaanse functionarissen aan die vluchtig werden geïntroduceerd zonder duidelijk te maken welke Amerikaanse diensten ze vertegenwoordigden. De Amerikanen vertelden hen nadrukkelijk dat het Syrische regime een gasaanval had gepleegd en dat de twee cilinders gevonden op het dak en de bovenste verdieping van het gebouw 170 gram chloor bevatten.”

Waanzinnig als al deze taferelen klinken, lijken ze desalniettemin consistent met allerlei extra interne documenten en mails die ondertussen door Wikileaks zijn gepubliceerd. Voor een diepgaande analyse is hier geen ruimte. Het volstaat te wijzen op een intern memorandum gesteund door 20 inspecteurs van het Douma team die hun ontevredenheid uitdrukken over het finale rapport, waar slechts één lid van het team mee aan mocht schrijven. Aangezien dat het finale rapport “niet de opvattingen van alle teamleden uit Douma reflecteert,” kunnen de OPCW-inspecteurs aansluiten in de steeds langer wordende rij van buurtbewoners, medische personeel en journalisten die ter plaatse waren en de waarheid onder ogen zagen maar ze niet mogen vertellen.

Hoeft het gezegd te worden dat de Westerse massamedia deze waanzinwekkende onthullingen quasi-compleet negeerden? Of dat ondertussen de statements van een derde (voormalige) en vierde (huidige) OPCW-medewerker die hun schaamte en angstvalligheid hebben medegedeeld aan het Amerikaanse onderzoeksjournalistieke platform Grayzone hetzelfde lot is beschoren?

Ik was professioneel en mentaal onvoorbereid op mijn reis naar Syrië en heb een heleboel fouten gemaakt waar ik uit hoop te leren. Ik wil gerust kritisch reflecteren over mijn reis, maar dan kan ik alleen maar hopen dat onze media eenzelfde reflectie overweegt. Bijna alle conclusies van het VRT-rapport zijn ondertussen op de helling gezet, om het zacht uit te drukken. Het is daarom hoogtijd om het maatschappelijk debat omtrent de vermeende chemische aanval in Douma, vorige week twee jaar geleden, uit de vergeetput te halen. Zoals Bustani het verwoordt, “het plaatje is nu zonder twijfel duidelijker, maar wel heel ontzagwekkend.”

 

Bas Spliet is masterstudent geschiedenis.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!