De Koerdische regio is chronisch onderontwikkeld. Het gewapende conflict dat de laatste jaren sterk in intensiteit is afgenomen, heeft desastreuze gevolgen gehad voor de welvaart in het oosten van Turkije.
Ook internationale, neoliberale hervormingen waren niet bevordelijk voor duurzame ontwikkeling. De pogingen van de Turkse regering om te investeren in de regio over de hoofden van de bevolking heen hebben weinig of geen resultaat.
Onderontwikkeling
De – hoofdzakelijk – Koerdische provincies van het oosten en zuidoosten zijn de minst ontwikkelde provincies van Turkije. Het verschil met het westen van het land is zo groot dat – wat inkomensongelijkheid betreft – Turkije de tweede plaats inneemt in de lijsten van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling).
Volgens een rapport van de Wereldbank uit 2001 “neemt de ontwikkeling af van het westen van Turkije naar het oosten ervan. Dit zelfs in die mate dat westelijk Turkije gelijkgesteld kan worden met een West-Europees land, terwijl het oosten in veel aspecten overeenkomt met een ontwikkelingsland.” Zo’n 60 procent van de bevolking leeft er onder de armoedegrens.
Het conflict tussen de Turkse staat en de PKK
Er zijn verschillende redenen voor de onderontwikkeling van de Koerdische gebieden, maar de belangrijkste reden is het gewapende conflict dat sinds de jaren tachtig heerst tussen de Turkse staat en de rebellen van de pro-Koerdische PKK.
Het conflict had een verwoestend effect op de landbouw, de belangrijkste inkomstenbron van de regio. Het Turkse leger vernielde zo’n 3.500 dorpen in zijn strijd tegen de PKK. De dorpsbewoners verloren hiermee hun land, vee, bezittingen, huizen, kortom, hun levensonderhoud. Zij vluchtten naar de steden waar nu een steeds groter wordende groep ongeschoolde landbouwers probeert te overleven.
Veel Koerdische vluchtelingen staan, ondanks de Turkse compensatiewetten en terugkeerprogramma’s, weigerachtig om terug te keren naar hun dorpen. Een belangrijke hindernis is de aanwezigheid van dorpswachters, die door de staat betaald en bewapend worden om de PKK en hun sympathisanten te bestrijden.
Invloed van internationale ontwikkelingen
Ook internationale ontwikkelingen dragen bij aan de verarming van de Koerdische gebieden. Na de oliecrisis in de jaren zeventig voerde Turkije neoliberale hervormingen door in ruil voor de steun van de Wereldbank, van het IMF (Internationaal Monetair Fonds) en van de OESO. Dat had dan weer als gevolg dat de steun aan de regio werd afgebouwd.
Daarbij zorgde een exportgerichte economische politiek, geleid door de Staats Planning Organisatie in Ankara, voor een snelle ontwikkeling van industriegebieden in het westen. Dit ging dan weer ten nadele ging van de landbouwsector, die hoofdzakelijk in het oosten terug te vinden is.
Het gewapende conflict had en heeft nog steeds verschillende negatieve gevolgen voor het ontwikkelingswerk in de Koerdische regio’s, volgens een anonieme staatsambtenaar: “Voor lange tijd werd het investeren in de regio beschouwd als kant kiezen. Turkse investeerders werden veelal gezien als handlangers van de terroristen, terwijl Koerdische investeerders dan weer beschouwd werden als collaborateurs met de overheid.”
Verschillende initiatieven maar geen vooruitgang: ontwikkeling voor wiens profijt?
Zowel op nationaal als internationaal vlak worden initiatieven ondernomen om de ontwikkeling op gang te trekken maar cijfers duiden aan dat er bitter weinig vooruitgang geboekt wordt.
Het belangrijkste Turkse initiatief tot nu toe is het ‘Plan voor Zuidoost Anatolië’ (GAP) dat gelanceerd werd in de jaren tachtig. Oorspronkelijk had de GAP tot doel om land te irrigeren en elektriciteit op te wekken via de bouw van 22 dammen en waterkrachtcentrales. Na verloop van tijd werden ook investeringen in landbouw, transport, onderwijs, gezondheidszorg en sociale projecten op de agenda gezet.
De lokale bevolking werd hierover – buiten een aantal organisaties van zakenmensen uit de regio – op geen enkele manier geconsulteerd.
Tot nu toe werd 15 procent van de vooropgestelde hoeveelheid land geïrrigeerd en 75 procent van de investeringen in energieopwekking gerealiseerd. Dat de opwekking van elektriciteit hogere prioriteit krijgt is volgens critici het bewijs dat GAP niet werd opgezet in het belang van de plaatselijke bevolking, maar wel in dat van de rest van het land.
De consumptie van elektriciteit is immers veel hoger in het geïndustrialiseerde westen – het verbruik van elektriciteit in het zuidoosten ligt op 38 procent van het nationale gemiddelde. Bovendien creëert de energiesector weinig jobs en verjagen de geplande dammen – weeral – de lokale bevolking uit hun dorpen.
Voorts gaat het GAP-plan volledig voorbij aan de historische en politieke context van de regio – wat voor vele Koerden een doorn in het oog is. Het woord ‘Koerden’ wordt niet één keer gebruikt en de gevolgen van het gewapend conflict zoals gedwongen migratie, dorpswachters en in beslagname en diefstal van eigendommen worden niet in rekening genomen.
Gevolg van het conflict Turkse staat – PKK: neokolonialistische praktijken
Erdal Balsak is lid van de coördinerende groep van het Mezopotamya Sociaal Forum, die een hele reeks sociale organisaties, vakbonden, NGO’s en lokale overheden vertegenwoordigt.
Volgens hem functioneert het gewapend conflict vandaag als een facilitator voor neokolonialistische praktijken en overnames door multinationals van de Koerdische gebieden, vermomd als ontwikkeling.
“Nadat de dorpelingen naar de steden vluchtten, hadden de dorpswachters vrij spel om het achtergelaten land te stelen en in beslag te nemen. In de laatste jaren zagen we de komst van verschillende multinationals naar de regio. Maar de oorspronkelijke eigenaars zijn vaak ook zeer snel om hun land te verkopen aan de eerste bieder.”
“De oorlog heeft de emotionele en psychologische band tussen mensen en hun land gebroken. Een ander probleem dat we waarnemen is dat de nieuwe ontwikkelingsagentschappen liever samenwerken met de grootgrondbezitters. Hun landbezit stamt uit de tijd van de clans (ticaret). Sommige clanhoofden hebben nooit enig verzet getoond tegen de staat vanwege economische belangen en zijn er rijk van geworden.”
“Hoewel de regio, met zijn vruchtbaar land en relatieve stabiliteit op dit moment een heleboel ontwikkelingsperspectieven biedt, is die ontwikkeling in werkelijkheid echter een nieuwe vorm van kolonialisme. Het wordt georganiseerd op een manier die zelfbeschikking en mensenrechten in de kiem smoort.”
Sociale projecten gericht tegen het Koerdisch verzet
Een goed voorbeeld van hoe een centralistisch bestuur en de nauwelijks verborgen afkeer voor alles wat pro-Koerdisch is in gemiste kansen resulteert, zijn de projecten van Sodes.
Sodes maakt deel uit van het GAP-programma en is er op gericht sociale projecten te ondersteunen. Het geld wordt verdeeld door de gouverneur van de desbetreffende GAP-provincie.
Gouverneurs worden in Turkije niet verkozen, maar aangesteld door de centrale regering in Ankara. De Sodes-statistieken van 2008 en 2009 voor de provincie Diyarbakir tonen aan dat van de 125 projecten 93 projecten worden uitgevoerd door centrale – niet verkozen – administratieve overheden.
Vier projecten gingen naar gemeentebesturen die in de handen zijn van de pro-Koerdische partij BDP. De rest van de projecten werden uitbesteed aan middenveldorganisaties zoals Kamers van Koophandel en vakbonden.
De inhoud van de projecten doet regelmatig de wenkbrauwen fronsen, vooral bij de pro-Koerdische NGO’s, die ondertussen voort werken zonder projectsubsidies. Zij halen hun werkingsmiddelen vooral uit particuliere giften en inzamelacties van de Koerdische diaspora in Europa.
Hoewel sommige projecten duidelijk beantwoorden aan de behoeften van de lokale bevolking, zoals alfabetiseringsprojecten voor vrouwen of projecten voor andersvaliden, lijken daarentegen vooral de projecten voor jongeren en kinderen erop gericht de aandacht af te leiden van het overheersende pro-Koerdische klimaat in de regio.
Maar liefst zes van die projecten (met de klinkende titels ‘Ontdek je land!’ ‘Ik houd van mijn land dus ik reis door mijn land’) bestaan er uit om kinderen en jongeren kennis te laten maken met de niet-Koerdische regio’s.
Een ander project, ‘Klim naar de toekomst’, geeft meer dan 75.000 euro aan de politie, die met regelmaat van de klok zeer gewelddadig optreedt tegen minderjarige betogers, om daarna te gaan muurklimmen met weer andere jongeren.
Pro-Koerdische mandatarissen worden stiefmoederlijk behandeld door Ankara
Hoewel de Koerdische beweging er de laatste jaren in geslaagd is om een legitieme en sterke politieke beweging uit te bouwen in het zuidoosten, krijgt deze vanwege het centralistisch bestuur bijna geen toegang tot middelen om aan de noden van hun kiezers tegemoet te komen.
In 2005 presenteerde de burgemeester van Diyarbakir, Osman Baydemir, een lijstje met klachten aan het adres van eerste minister Erdogan.
Volgens Baydemir stak de Turkse overheid, en meer bepaald de Staats Planning Organisatie, op zeven verschillende gelegenheden een stokje voor buitenlandse investeringen in zijn stad: de renovatie van de Tigrisvallei was ‘onnodig’, buitenlandse tandartsen die vrijwillig hun dienst kwamen aanbieden, werden visa geweigerd, enz.
Deze voorbeelden duiden op een jammerlijk democratische deficit in het zuidoosten, waar lokale pro-Koerdische overheden met vaak een overgrote meerderheid van de stemmen verkozen worden, maar waar de politieke en financiële macht in de handen blijft van de centraal aangestelde gouverneurs,wat de economische ontwikkeling sterk belemmert.
Nurcan Baysal is ontwikkelingsexperte in Diyarbakir. Zij merkt op dat het ontwikkelingspotentieel van de lokale overheden onbenut blijft. “De gemeentebesturen in het zuidoosten beschikken over een pak minder inkomsten als die in het westen als gevolg van een gebrek aan middelen en investeringen bij de eigen bevolking. Een vicieuze cirkel van onderontwikkeling en onderinvestering dus. Maar er kan niet gezegd worden dat de huidige regering geen enkel initiatief neemt om armoede en onderontwikkeling te bestrijden.”
Het is dankzij de AKP-regering dat alle Turkse dorpen nu water en wegen hebben, ook in de Koerdische gebieden. Het Green Card-systeem, dat gratis gezonheidszorgen geeft aan mensen onder een bepaald armoedeniveau, hebben zij fors uitgebreid.
Maar als we de overheidsteun van iets dichterbij bekijken, vooral de sociale projecten in de steden, zien we dat die niet altijd neutraal is. Materiële steun zoals kolen kunnen gemakkelijk geweigerd worden als één van de familieleden lid is van een ‘terroristische groep’.”
Ontwikkelingsagentschappen
Een manier om tegemoet te komen aan de kloof tussen het centraal en lokaal beleid zijn de lokale ontwikkelinsgsagentschappen. Met hun gedecentraliseerde, plaatselijke implementatie en raad van bestuur bestaande uit zowel burgemeesters, gouverneurs, NGO’s en Kamers van Koophandel, zijn ze een precedent in Turkije.
Ilhan Karakoyun, de secretaris-generaal van het Karacodag Agentschap dat opgericht werd in 2008 en bevoegheid heeft over de provincies Diyarbakir en Sanliurfazijn, meent dat de ontwikkelingsagentschappen niet het gevolg zijn van de hervormingen die de EU Turkije oplegt in het kader van het toetredingsproces.
“Sommige mensen denken dat alles wat goed is uit Europa komt, maar dat is niet zo.” Karakoyun gelooft sterk in het economisch potentieel van de regio. “We beschikken over een grote jonge bevolking, vruchtbare gronden en dankzij de huidige regering hebben we goede banden met de buurlanden Irak, Iran en Syrië.”
Als hem gevraagd wordt of zijn agentschap een speciale strategie toepast om ontwikkelingswerk te doen in een postconflictregio, ontkent hij dat er ooit een gewapend conflict plaatsvond in de twee provincies.
”Een gewapend conflict heeft hier nooit plaatsgevonden, maar ons werk wordt wel verstoord door ‘terroristische’ aanslagen. De migratie die we hier zien is het gevolg van een natuurlijk proces, net zoals in de rest van Turkije. Het is erg moeilijk om de mensen in hun dorp te houden.”
Er bestaat in de Koerdische regio van Turkije een strijd om middelen, identiteit en vooral, de erkenning van de waarheid hierrond.
Op 12 juni, tijdens de nationale verkiezingen, zal die strijd tot zijn hoogtepunt komen.
Nina Henkens