Alexis Tsipras, voorzitter van Syriza. Foto: Russische regering, Wikimedia Commons / CC BY 3.0
Analyse - Dries Goedertier

Tsipras en Obama: een “New Deal” in het vooruitzicht?

De toekomst is nu overduidelijk begonnen. De overwinning van Syriza in de Griekse parlementsverkiezingen is zonder meer historisch te noemen. Of zoals de kersverse premier Alexis Tsipras het al stelde: “Syriza was het aan de geschiedenis verplicht om deze verkiezingen te winnen”. Een eclatante zege van links in een Zuid-Europees land doet ons onwillekeurig terugdenken aan de volksfronten uit de jaren dertig.

woensdag 4 februari 2015 10:44
Spread the love

De uitdagingen van toen lijken dan ook op de uitdagingen van vandaag.
Het oude continent wordt eens te meer geconfronteerd met een
kapitalistische crisis, schrijnende sociale ongelijkheid en de
opkomst van rechts-nationalistische partijen. De uitslag van de
Griekse verkiezingen is daarom een kans voor zowel Griekenland als
Europa
.
De onderhandelingen tussen Griekenland en de Europese leiders gaan
immers over meer dan een oplossing voor de uitzichtloze Griekse
schuld. Tsipras wil Europa opnieuw op het groeispoor zetten en enkele
van zijn fundamentele waarden zoals solidariteit en democratie in eer
herstellen.

Aan de overkant van de Atlantische Oceaan kwam er een gelijkaardig
geluid uit onverdachte hoek. In zijn recente State of the Union
pleitte president Obama voor hogere lonen, meer herverdeling en een
rijkentaks. Het deed denken aan de New Deal waarmee zijn voorganger
Roosevelt de crisis van de jaren dertig te lijf ging. De keuzes die
wij vandaag maken, zo voegde Obama eraan toe, bepalen het aanzicht
van de komende decennia.
Een paar dagen geleden sprak Obama zich ook uit voor een
koerswijziging in Europa ten voordele van groei en solidariteit.
Volgens hem is dit noodzakelijk om de vrije val van de Griekse
economie te stoppen.
Kunnen Europa en de VS komaf maken met het neoliberale kapitalisme?
Een aanzet tot analyse met aandacht voor de “vreemde” politieke
coalities (genre Syriza-Onafhankelijke Grieken) en de omarming van
patriottisme door Nieuw Links in Zuid-Europa.

Neoliberalisme en de hegemonie van de financiers

Het neoliberalisme is meer dan een politiek-economisch denk- en
beleidskader. Het is een maatschappelijke orde die steunt op een
specifieke configuratie van sociale klassen. In deze sociale
constellatie heeft de financiële toplaag van de kapitalistische
klasse de bovenhand. Gedurende de afgelopen drie decennia wist deze
toplaag steeds grotere delen van de gezamenlijk geproduceerde rijkdom
op te strijken. De vrijmaking van de internationale handel, de
toegenomen mobiliteit van transnationale bedrijven en de deregulering
van financiële markten zijn allemaal aspecten van deze neoliberale
orde.

Vanuit neoliberaal perspectief waren de financialisering en
mondialisering van de economie een groot succes. Het was immers de
bedoeling om de inkomens van de toplagen spectaculair te laten
stijgen. Deze tendens hield echter een gevaar in voor de globale
stabiliteit van de wereldeconomie. De “quest for high income
leidde tot teruglopende investeringen in de reële economie. In de VS
ging dit gepaard met een toegenomen import van goederen en een
scheefgetrokken handelsbalans. De Amerikaanse economie kon dit regime
aanhouden gezien de status van de dollar als wereldmunt. Hierdoor
kwam er een aangroei van private en publieke schulden bij
binnenlandse en buitenlandse investeerders (o.a. financiële
instellingen en overheden). De expansie van de schulden steunde op
risicovolle financiële innovaties. Op de financiële markten
ontstond er een wildgroei aan afgeleide producten (de zogenaamde
derivaten). In 2008 kwam de onhoudbaarheid van deze hele structuur
aan het licht toen de Amerikaanse huizenmarkt ineenstortte en heel
wat derivaten overgewaardeerd bleken.

Drie opties voor de toekomst

De Amerikaanse overheid beantwoordde de financiële crisis met een
dubbel programma van monetaire stimulering en “deficit spending”.
Pas sinds het laatste kwartaal van 2014 lijkt deze strategie vruchten
af te werpen. De dalende olieprijzen, de groeiende tewerkstelling en
een voorzichtige toename van leningen aan de gezinnen dragen allemaal
bij tot hogere consumptiecijfers. De bouwindustrie, de auto-industrie
en de staal- en metaalverwerkende nijverheid verwachten allemaal
hogere groeicijfers.
De groei van de binnenlandse economie (met name van de industriële
sectoren) kan wijzen op de ontwikkeling van een nieuwe
accumulatiestrategie.

De Franse politieke economen Gerard Duménil en Dominique Lévy
wijzen op drie mogelijke scenario’s voor het kapitalisme van de
toekomst.
Niet zozeer de economie an sich (de economie is in zekere zin
altijd politiek) maar de klassenstrijd zal bepalen welk scenario
uiteindelijk uit de bus zal komen. Vooral de houding van de
intermediaire klassen zal volgens hen doorslaggevend zijn. Het gaat
dan om managers, ingenieurs, economen maar ook om sociale werkers,
onderwijzers en journalisten die onderscheiden rollen vervullen in de
complexe arbeidsverdeling van het moderne kapitalisme.

In het verleden hebben managers al eens de controle over het
economische leven ontfutseld aan de financiële toplagen van de
kapitalistische klasse. Zowel de New Deal van Roosevelt als de
naoorlogse welvaartsstaten legden belangrijke limieten op aan de
ongebreidelde financiële expansie die tot de Grote Depressie had
geleid. Voor dit plan konden zij op de steun rekenen van de
arbeidersbeweging en de werkende lagen van de bevolking. Zo ontstond
het tijdperk van de keynesiaanse ingrepen in de macro-economie (met
o.a. beperkingen opgelegd aan mobiliteit van kapitaal). Het
bedrijfsmanagement was minder onderworpen aan de belangen van de
aandeelhouders en werknemers konden volop delen in de vruchten van de
stijgende productiviteit.

President Obama lijkt vandaag aan te sturen op een hergeboorte van de
New Deal-coalitie. In de VS ging het momentum voor een nieuw
welvaartskapitalisme echter al eens verloren in de eerste jaren van
zijn presidentschap. Om een nieuw euvel te vermijden moet de
Amerikaanse “average Joe” zich organiseren in een beweging voor
echte verandering. Pas dan zal Obama’s ambitie worden gerealiseerd:
een economie waaruit iedereen profijt kan halen.
Obama heeft vorige zomer reeds opgeroepen om het Amerikaanse
vakbondsleven
te versterken.

Toch zijn er punten van onenigheid tussen de Obama-administratie en
de vakbondsleiders. In de eerste plaats over het vrijhandelsbeleid.
De lopende onderhandelingen met de Europese Unie over een
vrijhandelsakkoord (TTIP) lijken niet echt op een breuk met het
neoliberalisme te wijzen. In het kader van deze onderhandelingen
wordt er overigens ook gepraat over de verdere integratie (en
deregulering) van de financiële markten.
De toplaag van de Amerikaanse kapitalistische klasse geeft zich
vandaag duidelijk nog niet gewonnen. Maar kan de Amerikaanse economie
haar fundamentele tekortkomingen wel corrigeren in het bestaande
raamwerk van de neoliberale globalisering? Volgens Duménil en Lévy
zullen vooral de managers van grote industriële bedrijven zich deze
vraag stellen. Onder hun leiderschap kan een nieuw kapitalistisch
model ontstaan dat georiënteerd is op de versterking van de
Amerikaanse industrie en de strengere regulering van de financiële
sector.

In dit verband heeft de rechterzijde een en ander in beweging gezet.
Verschillende leiders van de Tea Party hebben zich al uitgesproken
tegen het TTIP
. Er is zelfs al sprake van contacten tussen de Tea
Party en misnoegde vakbondsleiders. Inzake sociale politiek blijft de
kloof tussen beiden echter groot.
De vreemde samenwerking tussen beiden is illustratief voor de
grilligheid van de hedendaagse politiek. Zowel links als rechts wijst
men op de onhoudbaarheid van het neoliberalisme. We bevinden ons
volop in een transitieperiode waarin allerlei politieke allianties
mogelijk zijn. De kans op een heruitgave van de New Deal zal afhangen
van de kracht van de vakbonden én hun impact op de Democraten. Het
initiatief mag niet worden overgelaten aan de Tea Party en de
Republikeinen.

De Europese malaise

1) De verderzetting van een aangepast neoliberalisme, 2) een rechts
neo-managerial” kapitalisme of 3) een linkse (New Deal) variant
daarop. Dat zijn drie mogelijkheden voor de toekomst. Vandaag lijkt
Europa sterker dan eender welk continent vast te houden aan het
neoliberalisme. In een zekere zin breekt Europa daarmee met zijn
historische traditie van sterke staten die economische ontwikkeling
van bovenaf sturen. Nergens was de naoorlogse indamming van
kapitalistische belangen sterker dan in Europa.
Vanaf de jaren tachtig maar vooral in de jaren negentig hebben de
eigenaars (en topmanagers) van de voornaamste industriële en
financiële bedrijven een indrukwekkend tegenoffensief ingezet. Sinds
het verdrag van Maastricht (1993) verloopt de Europese integratie
langs de lijnen van een neoliberaal beleidsconcept.

Net zoals hun Amerikaanse tegenhangers hebben de Europese banken
zich blootgesteld aan overgewaardeerde, risicovolle financiële
producten. De crisis van het mondiale financiële systeem heeft zich
dan ook in Europa doen gelden. Europese beleidsmakers grepen echter
terug naar de vertrouwde, neoliberale recepten. Na de redding van de
banken was de Europese schuldencrisis aanleiding voor een stringente
besparingspolitiek. Er bestond een halsstarrig geloof dat de
flexibilisering van arbeidsmarkten en de verlaging van de loonkosten
een positief effect zouden hebben op de competitiviteit en de
economische groei.

De Zuid-Europese economieën moesten het overgrote deel van de
herstructureringslast dragen. Reeds voor de uitbarsting van de crisis
hebben Zuiderse landen de weerslag gevoeld van de Duitse
concurrentiepolitiek (lagere lonen, minder import) en
exportstrategie. Scheefgetrokken handelsbalansen kregen hun
financiële vertaling in leningen van Noord naar Zuid. De
bankencrisis heeft de onevenwichtige fundamenten van de Europese
economie aan het licht gebracht. Griekenland (maar ook Spanje,
Portugal en Italië) kreeg een besparingsplan opgelegd om zijn
uitstaande schuld te kunnen terugbetalen. Eerst aan de banken, na de
“reddingsoperaties” van de trojka vooral aan de Europese
overheden.

Een kantelpunt? 

De resultaten van de neoliberale besparingspolitiek zijn onderhand
duidelijk. De Europese economie lijkt niet langer in staat om te
groeien. Onder leiding van Duitsland blijven Europese beleidsmakers
aandringen op het nieuwe vrijhandelsakkoord met de VS. Deze mondiale
exportstrategie houdt rechtstreeks verband met de toegenomen
ongelijkheid en armoede in het oude continent. De Griekse economie is
naar verluidt met een kwart gekrompen terwijl de schuldgraad van 120
% (t.o.v. het BBP) gestegen is naar 175 %. De humanitaire gevolgen
van deze crisis zijn niet meer te overzien.

Volgens Duménil en Lévy bestaat er een grote kans dat Europa zich
de komende jaren zal ontpoppen tot het neoliberale bolwerk bij
uitstek. Toch mogen we de relatief sterke positie van de Europese
linkerzijde en de arbeidersbeweging niet vergeten. Het verzet is
hardnekkig en heeft met de verkiezingsoverwinning van Syriza op 25
januari een nieuw momentum gekregen. Syriza kreeg van het Griekse
volk een duidelijk mandaat om te breken met het neoliberale
besparingsbeleid. Voor Europa is dit misschien het begin van een
andere sociaal-economische koers. Een linkse coalitie van
intermediaire lagen en de arbeidersklasse is in de maak.

De blik van Europa is vandaag vooral gericht op de Griekse minister
van Financiën, Yanis Varoufakis. Deze professor in de economie
tracht een oud zeer aan te pakken: de decennialange fraude en
ontwijking van belastingen door de “oligarchen” achter de
voornaamste Griekse sectoren (bv. de rederijen). Varoufakis is ook
betrokken bij de onderhandelingen over een oplossing voor de Griekse
schuld. Gesterkt door de analyses van talloze gerenommeerde economen
lijkt Syriza vooral aan te sturen op een partiële
schuldkwijtschelding.
Varoufakis wil hierover niet meer praten met technocraten van de
trojka.
Hij wil alleen nog onderhandelen met vertegenwoordigers van
regeringen. De Duitse regering en nationale bank blijven zich echter
verzetten tegen een schuldkwijtschelding en de stopzetting van de
besparingen. Met deze onverzettelijke houding probeert Merkel twee
opeenvolgende nederlagen te verdoezelen. Enkele dagen voor de
verkiezingsoverwinning van Syriza maakte de Europese Centrale Bank
immers bekend dat zij massaal overheidsobligaties gaat opkopen en
goedkoop geld in de economie zal pompen.

Bovendien krijgt Varoufakis meer en meer steun. De Italiaanse
voorzitter van de sociaaldemocratische fractie in het Europese
parlement benadrukt dat schuldkwijtschelding geen taboe is. De Franse
president Hollande wil optreden als bemiddelaar tussen Duitsland en
Griekenland.
Schuldkwijtschelding is voor Frankrijk nog een brug te ver. Het land
is wel bereid om een “nieuw contract” te onderhandelen voor
Griekenland. Meer nadrukkelijke steun van Frankrijk zal nodig zijn om
de onderhandelingen tot een goed einde te brengen. Ook Obama stuurt
aan op een nieuwe Europese koers van groei en solidariteit. Volgens
hem is het niet verstandig om noodlijdende economieën nog verder aan
ingrijpende besparingen te onderwerpen. Europa moet leren van het
Amerikaanse voorbeeld
: de schuldgraad omlaag brengen door groei te
genereren.
Daags na het pleidooi van Obama lanceerde Varoufakis een voorstel om
een deel van de Griekse schuld om te zetten in nieuwe leningen.
Griekenland wil de rente op deze leningen betalen vanaf het moment
dat de economie terug groeit.
Het is een piste die ook in het Thessaloniki-programma van Syriza
voorkomt.

De steun van de middenklasse voor Syriza en Podemos

Varoufakis is niet de enige professor in de nieuwe Griekse regering.
Talloze andere economen, juristen en politieke wetenschappers
bekleden cruciale ministerposten. Het gaat in hoofdzaak om mensen die
op de verkiezingslijsten
hebben gestaan.
Daarmee geeft Syriza een duidelijk signaal: de regering kan steunen
op een indrukwekkende groep academici die, in tegenstelling tot de
technocraten van de trojka, wél democratisch verkozen zijn. De inzet
van deze academici heeft de machtsovername van Syriza in belangrijke
mate mogelijk gemaakt. Economen als Varoufakis en Costas Lapavitsas
verschaften de partij het noodzakelijke aura van betrouwbaarheid. Met
klare, duidelijke taal wisten zij arbeiders, ambtenaren en bedienden
voor het programma van Syriza te winnen.

Bovendien kon men dankzij lesgevende professoren een gevoelige
snaar raken
bij een generatie van hoogopgeleide maar werkloze
jongeren.
Ook het Spaanse Podemos tracht connecties te smeden tussen
uitvoerende werknemers (arbeiders, bedienden) en hoogopgeleide
kaders. Te gast op een verkiezingsmeeting van Syriza loofde
Podemos-leider Pablo Iglesias de gewone werknemers als de drijvende
kracht achter een land. Tegelijkertijd moet de politieke beweging
volgens hem ook de beste economen en wetenschappers aantrekken om
doeltreffend beleid te voeren.

Syriza en Podemos hebben hun succes mede te danken aan het gemak
waarmee zij inspelen op drie aangevoelde noden van de middenklasse:
1) zekerheid, 2) autonomie en 3) het gevoel bij te dragen tot het
algemene belang.
Een investeringsstrategie gericht op groei en een versterking van de
sociale zekerheid bieden opnieuw perspectieven aan hoogopgeleide
werklozen. Beide partijen verwachten veel van een efficiëntere
publieke sector (o.a. ook publieke banken) om economische ontwikkeling
te coördineren. De bankencrisis heeft het vertrouwen in de
onfeilbaarheid van markten dan ook diep aangetast. Liberalisering
wordt steeds minder geprezen als de correcte manier om het sociale en
economische leven te rationaliseren. Maar het initiatief moet niet
volledig in handen van de staat komen. Zo is Syriza een voorstander
van open source technologie en van gedeelde kennis om kleine kmo’s
en coöperatieven te stimuleren.

Met dit standpunt komt Syriza tegemoet aan het verlangen naar
autonomie van vele “kenniswerkers”. Jonge hoogopgeleiden willen
zichzelf kunnen ontplooien in hun dagelijkse activiteiten. Volgens
Syriza en Podemos beperkt deze zelfontplooiing zich niet tot de
werksfeer. Zij willen gewone burgers nauwer betrekken bij de
besluitvorming van partij en regering. Deze nieuwe generatie lijkt
het heft terug in de handen van het volk te willen leggen. Aan beide
zijden van de Middellandse zee richt men zich tegen de verstrengeling
van politiek en zakenbelangen (de Griekse “oligarchen” en de
Spaanse “kaste”). De confrontatie met deze machtsblokken is
noodzakelijk om een diepgaande democratisering van economie en
maatschappij af te dwingen.

Syriza en Podemos mobiliseren het volk tegen het establishment van
politici, bankiers en andere zakenbelangen. Klassenstrijd definiëren
zij als de strijd tussen deze toplaag en de “rest van ons”. Het
is een keuze voor zelfbestuur, tegen financiers en technocraten die
ons tot de bedelstaf willen veroordelen. Syriza en Podemos koppelen
deze keuze voor autonomie aan een nieuwe kijk op het algemene belang.
De grootste verdienste van deze partijen is hun vermogen om de jeugd
te doen verder kijken dan zichzelf. Niet de “rat race” van
individu tegen individu maar de samenwerking in economische, sociale
en politieke verbanden brengt vooruitgang voor allen.

Patriottisme en de moed van Nieuw Links 

De herdefiniëring van het algemene belang in termen van solidariteit
wordt door beide partijen ook in verband gebracht met
vaderlandsliefde. Het zou verkeerd zijn om Syriza en Podemos af te
schilderen als nationalistische partijen. Volgens Iglesias kan men
maatschappelijke problemen niet in het kader van de oude natiestaten
oplossen. Verandering is nodig in en vóór Europa. Toch vertolken
beide partijen een patriottische stem. Patriotisme staat voor
Iglesias echter niet gelijk aan vaandelzwaaien of de verheerlijking
van het eigen ras. De trots voor een land uit zich op een andere
manier. Je voelt het wanneer je alle kinderen naar school wil sturen
met een gevulde boterhamdoos. Het is ervoor zorgen dat onze
grootvaders en grootmoeders kunnen genieten van een welverdiende oude
dag
.

Ook Tsipras slaagt erin om het nationale gevoel te verbinden aan de
strijd voor een rechtvaardige samenleving. Syriza wil de waardigheid
van Griekenland herstellen en een einde maken aan de opgelegde
semikoloniale status. De Griekse regering heeft Duitsland gevraagd
om eindelijk werk te maken van herstelbetalingen om het oorlogsleed
uit de Tweede Wereldoorlog te compenseren. Niet omdat de Grieken
geloven dat Duitsland zal betalen, wel om de eigen waardigheid en
trots in de verf te zetten. Het bezoek van Tsipras aan het
oorlogsmonument voor 200 geëxecuteerde verzetsstrijders was nog zo’n
meesterzet. Hij bracht de bloedoffers van de linkerzijde voor het
Griekse volk onder de aandacht. Daarmee wil hij benadrukken hoe de
erfgenamen van diezelfde verzetsstrijders zich ook vandaag zullen
verzetten tegen de uitholling van de Griekse soevereiniteit.

Ter linkerzijde krijgt Syriza veel kritiek omwille van haar
regeringscoalitie met de rechts-nationalistische Onafhankelijke
Grieken. En toch wijst een overeenkomst met deze rechtse formatie
niet onmiddellijk op een verraad aan de linkse idealen. De bereidheid
tot samenwerking met de Onafhankelijke Grieken is juist een kracht
van de linkerzijde. Een kleine, rechts-nationalistische partij
verklaart zich akkoord met een verregaand programma om het
neoliberale kapitalisme terug te dringen. Zoiets was tot voor kort
onmogelijk in eender welk Europees land. Syriza heeft zich ontpopt
tot de leider van een moedige coalitie. Deze partij is duidelijk tot
meer in staat dan verkiezingen winnen.

Verkiezingen winnen is inderdaad onvoldoende. Volgens Iglesias is het
de taak van revolutionairen om de macht te veroveren. Deze bereidheid
om verantwoordelijkheid te nemen onderscheidt Syriza en Podemos van
sektarische partijen. Tsipras durfde een ongewone coalitie aan te
gaan. Ook voor hem zal dit niet van harte zijn geweest. Hij weet
echter wat Griekenland nog te wachten staat: zware onderhandelingen
met een onzekere uitkomst. Het rechtse tij in Europa moet worden
gekeerd. Dat vergt meer dan angstvallig vasthouden aan de zuiverheid
van de linkse idealen en de “juiste” analyses. Verandering vergt
leiderschap van links over de rechterzijde.

Syriza slaagt erin om een deel van de rechterzijde aan zich te
binden. Podemos ambieert hetzelfde door de strijd tegen het
(Europese) establishment te vertalen als een daad van
vaderlandsliefde. Obama tracht de Amerikaanse “way of life
richting solidariteit te begeleiden. Als links de macht wil
veroveren, dan moet zij rechts bekampen om de hegemonie over het
nationale vraagstuk. Ook in het “Vlaanderen van De Wever” nemen
wij deze les best ter harte. Met een gelijkaardige moed kunnen wij
werken aan een ambitieuze hergroepering. Een hergroepering van de
linkerzijde die, wie weet, rechts bij tijd en stond kan
overvleugelen.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!