Trom in de RUZ – afl 27

Trom in de RUZ – afl 27

woensdag 29 augustus 2018 16:21
Spread the love

 

Vorige keer vertelde Nyagor Mbele hoe hij van kindsoldaat uitgroeide tot olifantenkiller. Trom en de hoofden van de Geheime vallei snellen via een tijd-ruimtetrog naar de savanne om te rouwen bij de massaslachting. Atomù roept via de teletam op tot actie en krijgt overal ter wereld bijval. Wellicht is het in 2045 ook telepathie waardoor Moona en Brim voelen dat hun vader gaat thuiskomen. Maar als Magnus na middernacht eindelijk arriveert, is hij niet aanspreekbaar.

 

Terug onder de doden

uit Nisja’s log De Opstand der Dieren, 2016/27

Trom en zijn medereizigers tollen in een soortement koker doorheen tijd en ruimte. Telkens als ze in aanraking komen met de wand worden ze dooreengeschud. De tocht duurt ook veel langer dan verwacht. Hun aanvoerroute leidt niet linea recta naar het Tingatongapark, maar dringt via een minutieuze schuine baan de dampkring binnen. Zelfs Veyron siddert dat hij nog nooit zo hard is gegaan.




Onder zich ziet Trom de Kitosharanch en Taalu voorbijschieten. Hij meent zelfs de kudde van Mater te herkennen, die ingespannen naar de hemel tuurt. Het lijkt wel of zijn leven aan hem voorbijflitst.

Even later landen de gebruikers van het bijzondere krachtveld vrij onzacht in een afgelegen hoek van het park.

‘Iedereen heelhuids aangekomen?’ informeert Atomù als de stofwolk is gaan liggen.

‘Alles kraakt en smeekt om een massage,’ zegt Khan de sabeltandtijger, ‘maar verder gaat alles best.’

‘Het is net of ik door het oog van een naald ben gekropen’, zegt Betty, de titanosaurus. ‘Stel je voor, terug op de levende aarde.’

‘Al is het dan in virtuele vorm,’ moppert Arrgyl, de mammoet.

‘Doe niet zo,’ zegt Jägermeister, de buffel. ‘Jullie herkennen dit toch? Zo veel is er niet veranderd.’

‘Het is niet anders dan wanneer je van Europa naar Afrika trekt,’ kleppert Longlegs, de ooievaar, altijd even opgewekt. ‘Die turbulenties, die valwinden, niks aan toch?’

‘Rustig maar,’ zegt Atomù. ‘We hebben wel wat anders te doen dan te kibbelen. Wat zegt de radar, Quark? Volgens mij zijn we niet ver van het meer van Salanga.’

‘Op een dagreis na,’ checkt Quark. ‘Met die extra deelnemers is het wat lastiger sturen dan als je alleen bent. Er zit een afwijking op de curve. Met de geothermische activiteit in de regio kun je niet blindelings routen.’

‘Bespaar me de technische details, Quark. Beste vrienden, we zijn terug op aarde, dus iedereen heeft vast een reuzehonger. Ik zie daar een eucalyptusboompje dat mij wel bevalt en verderop tussen het gras een bosje acacia’s, dus ik zou zeggen: tast toe. Iedereen een goeie appetijt. Tenminste, wat de planteneters betreft.’

‘Ja, wij zullen ons maar even terugtrekken zeker,’ krast Fielt, de witruggier.

‘Het was net een ronde op de Nürburgring,’ zegt Veyron, tevreden dat hij eindelijk kan bijpraten met Trom.

‘Vertel, hoe is het om koerier te spelen voor de Hoofden?’

‘Een godsgeschenk, maat. Ik doe precies wat ik altijd heb gewild. Ik engageer me. Dat is toch wat telt?’

‘Toch is het bizar. Ik heb je voor mijn ogen verscheurd zien worden, terwijl ik niks kon doen.’

‘Geeft niet, nu hoef ik die ellende op aarde niet meer mee te maken. Ruzie met de wijfies, dat gedoe met stropers, het is allemaal voorbij.’

De volgende dag blaast Atomù voor dag en dauw appel voor de tocht naar Salanga. Het risico op vergiftiging is groot, maar iedereen wil een eresaluut brengen aan de slachtoffers van de ramp. Dat is nu eenmaal wat olifanten doen. Eerst duwen en sjorren ze aan hun overledenen, om te zien of er nog leven in te krijgen is. Daarna proberen ze over de dood heen contact met ze te leggen.

Maar de aanblik van het slagveld is een gruwel. Zo veel vergiftigde soortgenoten, en waartoe? Voor hun tanden van elpenbeen, die als statussymbool moeten dienen voor rijke Aziaten? De gevoelens die opborrelen in de harten van Atomù, Quark, Trom en Veyron zijn bodemloos. Ook de andere dieren zijn er stil van.

Dan raakt Atomù met zijn slurf het voorhoofd van een moederolifant en haar kalf aan. De anderen volgen zijn voorbeeld en beroeren de andere slachtoffers. Trom slingert zijn slurf om die van een jonge bul, laat die dan machteloos vallen en blaast tot afscheid wat stof over hem heen. Het zijn immens tedere rituelen, waarmee de levenden hun verbondenheid met de doden uitdrukken.

Loxodontae gebruiken hun slurf als een polyvalent instrument. Ze kunnen ermee voelen, ze kunnen er dingen mee oppakken, ermee ruiken en water opzuigen. Ze kunnen er ook mee aaien en een ander knuffelen. Het is een erg tactiel orgaan: er zitten sensoren op waarmee ze alles en iedereen meten en inschatten, om vervolgens de gegevens in hun hersenpan op te slaan.

Zo toegerust verbaast het niet dat ze onderlegd zijn in telepathisch communiceren. Dat is elk levend wezen van nature, alleen bij de mens is dat talent met elke schrede van de evolutie achteruitgegaan. Toen het schrift nog niet uitgevonden was en er alleen zoiets als mondelinge overlevering bestond, voelde ook hij alles haarscherp aan. Vandaag staan alleen een handvol Australische aboriginals in de bush nog zonder verbinding met elkaar in contact. Ze weten tot op dagreizen afstand wat er met elkaar gebeurt.

De herseninhoud van de primitieve mens was groter dan die van zijn huidige afstammelingen. De neanderthaler is een klassiek voorbeeld. Hoogstwaarschijnlijk was deze voorganger van homo sapiens fijnzinniger en empathischer dan zijn rivaal, maar ook een stuk naïever. Wellicht daarom dat hij uitgeroeid is.

‘Tweevoeters hebben het moeilijk om onze gewoontes te volgen,’ richt Atomù zich tot zijn gevolg. ‘Ik heb geen idee hoe we ze op een doeltreffende manier op hun fouten kunnen wijzen. Ze zijn hardleers. Maar als je ziet hoe ze vrouwen en kinderen van hun eigen soort uitmoorden, al zijn die van een andere stam, dan is er duidelijk iets mis.’

Onder de toehoorders weerklinkt instemmend gemompel.

‘Misschien kunnen we ze helpen, zoals ze daar opeengepakt zitten in hun vluchtelingenkampen. Misschien moeten we ze opzoeken in hun steden, die troosteloze plekken waar ze handeldrijven en wat weet ik meer. Zie het als een oproep tot solidariteit. Want niet alle tweevoeters zijn slecht. Het merendeel van hen valt net als wij ten prooi aan moord en onderdrukking.’

Atomù heft bezwerend zijn slurf tegen het toenement rumoer. ‘Ik moet het er nog over hebben met Mater en de andere matriarchen, maar ik wil een massaal gebeuren. Ik heb trouwens al met haar geseind. Ze komt ons tegemoet, haar kudde is maar een paar dagreizen ver.’

De bijval is niet te stuiten, iedereen is opgetogen om in actie te komen. Er wacht het bizarre leger wel een lange tocht, want de hoofdstad en de kampen bevinden zich helemaal aan het andere eind van het park.

‘Het beste is om zo veel mogelijk op ongebaand terrein te blijven,’ redeneert Atomù. ‘De kans bestaat dat de tweevoeter op de loer ligt, dus moeten we hem een stap voor blijven. Dat betekent een omweg over Kirungo en de Siringet. Ziet iedereen dat zitten?’

De hele menigte roept als uit één keel ja. Reagerend op een of ander onzichtbaar teken zet de stoet zich in beweging, terwijl overal ter wereld, in de vrije natuur, in parken en dierentuinen, de dieren zich paraat houden voor wat komen gaat.




‘Hier de zoo van Berlijn,’ seint Jambo, een broer van Bulli, de voormalige reisgenoot van Trom. ‘We wachten op jullie signaal om de boel op stelten te zetten. De oppassers worden de onrust al gewaar, maar we laten ze nog even in de waan. We steunen jullie door dik en dun.’

 ‘Dit is Lukai uit Cheng Puak,’ komt een Thaise olifant zwak en toch duidelijk verstaanbaar door. ‘Wij zijn werkolifanten, maar uit steun leggen we onze arbeid neer. Gedaan met dag in dag uit boomstammen doorheen een sleuf in het bos te slepen. We komen op voor onze waardigheid.’

‘Volhouden iedereen,’ reageert Atomù met een zware rommel. De trilling gaat diep door de aardkorst, dwars doorheen breuklijnen, ertslagen, oliereservoirs en waterbekkens. Dit is het eerste globale verzet van het dierenrijk tegen de mens. Een duidelijk nee tegen het decimeren van hun aantal en tegen de uitputting van hun territorium. Is dit een bij voorbaat verloren zaak? Misschien. Maar tegelijk een stunt die qua publiciteit zijns gelijke niet heeft.

Bomb-out

Red Jezelf in Bruciety/27, mei 2045

‘Telepathie, hoe zit dat?’ zegt Brim na afloop van ons leesuurtje. ‘Is dat zoiets als spacen op de I? Met een sensesuit in de kring?’

‘Niet echt,’ zeg ik. ‘Je hebt geen accessoires nodig, je vangt gewoon emoties of vibraties op. Vergelijk het met bang zijn in het donker, daar word je helemaal alert van.’

‘Ik voel dat pap gaat thuiskomen,’ zegt Moona.

‘Dat hoef je toch niet te voelen,’ zegt Brim. ‘Ik heb hem gisteren geritst en hij zit al halverwege in Damascus.’

Ik zucht om zo veel lichtheid. De helft van de keren zitten we er met invoelen compleet naast. Maar als Moona de volgende middag de huisstudio binnenglipt, merk ik wel degelijk dat er iets scheelt. Ze kan moeilijk verbergen dat ze ergens mee zit, het duurt alleen even voor ze ermee uitpakt.

‘Waar ben je mee bezig?’ zegt ze als ik haar aankijk.

‘Dit gaat over de klimaatopwarming. In 2014 werd al gewaarschuwd tegen het vernevelen van zwaveldioxide. Sommige lieden moesten en zouden hun zin doordrijven en nu zitten we ermee. Maar zeg op, wat scheelt eraan?’

‘Ik krijg mijn teksten niet geleerd. Straks stoot Ziva me van mijn plaats op de affiche. Ze lacht zich overal naar binnen, ik heb geen idee hoe ze het voor mekaar krijgt.’

‘Twijfel niet zo aan jezelf, meid. Als er een riedeltje begint te gieren, moet je het stoppen.’

‘Ik weet de helft van de tijd niet wat uit te brengen tegen Wendel.’

‘Jongens hebben een andere hersenstructuur dan meiden. Ze komen van Mars, wist je dat niet?’

‘Lach maar.’

‘Het zijn gedachtenstroompjes, toch? De wereld is wat jij ervan maakt. Jij kunt denken dat Ziva of Wendel zus en zo over je denken, maar dat is daarom niet zo. Meestal liggen ze niet eens wakker van jou.’

‘Het zijn allemaal hersenschimmen, bedoel je?’




‘Net zoals het idee dat de lucht vroeger blauw was. Ik verneem hier net dat kleur het gevolg is van lichtbreking en ultraviolette stralen. Het rood van je muts of het groen van je laarsjes, het is allemaal maar een indruk. Het heeft te maken met de moleculaire structuur. Die is bij elke kleur anders, zelfs al gaat het om dezelfde stof, snap je?’

‘Niet helemaal.’

‘Een voorbeeld. Die zwaveldioxide die ze in de atmosfeer spuiten gaat een verbinding aan met de aanwezige zuurstof en stikstof. Daarom is de lucht niet langer blauw, maar grauw of grijsgroen, naargelang de wolken. Maar ook dat is maar een visuele indruk. Sommige dieren zien helemaal geen kleur, dus kleur is sowieso niet concreet. Als je de lijn doortrekt, is alles wat je waarneemt abstract. Snap je?’

‘Ik haak af,’ zegt Moona. ‘Zullen we gaan eten?’

Opgeruimd lopen we naar beneden om de tafel te dekken. Bij de pasta vertelt Brim honderduit over de eerste repetities voor het schoolfeest. Nisja’s blog wordt hoofdstuk per hoofdstuk uitgerold en aan groepjes toegewezen.

‘De hele diepschool gaat erin op. Zelfs Lasse en Tulip vinden het heftig. We hebben een debat gehouden over het olifantenkerkhof. Of die vergiftigde dieren alleen pijn voelden zolang ze nog leefden. Zodra ze dood zijn, houdt de pijn op, vindt Gala.’

‘Wetenschappelijk gezien lijkt me dat logisch,’ zeg ik, verbaasd dat de kids zo’n materie aanraken. Diede zou ze bezig moeten horen, maar ze is weer laat vandaag.

‘Maar is dat wel zo, zei de coach. Vroeger, in de kerk waar we nu sporten, kon wie doodging erg veel pijn lijden, als een soort straf van de grote poppenspeler in de hemel. Dat is dan wel erg virtuele pijn, zei Arlena Simons.’

‘Een pijnprikkel is er alleen doordat een zenuw een signaal doorstuurt naar de hersens,’ zegt Moona. Ze heeft beter opgelet daarnet dan ik dacht.

‘We zijn er ook niet uitgekomen,’ zegt Brim. ‘Wat denk jij, Q?’

‘Als Gala zus vindt en Arlena zo, hebben ze voor mijn part gelijk. Zolang ze niemand kwaad doen. Iedereen heeft recht op zijn mening, ook dat heeft die grote poppenspeler van jou zo bedacht. Daarom heeft iedereen recht van bestaan en zijn we allemaal gelijk en evenwaardig.’

Er valt een stilte aan tafel. ‘Opa weer,’ zegt Brim ten slotte. ‘Ik lust nog wel wat pasta.’

De rest van het avondeten verloopt blijmoedig, tot er een snip van Magnus binnenloopt. ‘Het is pap,’ zegt Moona. ‘Hij staat op BruSouth. Wacht, ik zet hem on view.’

Magnus ziet er vermoeid uit, al probeert hij het met de gebruikelijke kwinkslagen te verbergen. Het is ongewoon dat hij zo vrijwel onaangekondigd thuiskomt.

‘Blijf je langer deze keer?’ zegt Brim.

‘Lang genoeg om je duchtig te screenen, maat,’ zegt zijn vader plagerig. ‘Ben je goed bij in de kring? Zal ik je dots onder de loep nemen? Verheug je er maar alvast op.’

Aan de ondertoon merk ik dat hij weer de last van de wereld draagt. Het is slopend, het werk van een newswareman. Magnus kennende doet hij de helft van de prep, terwijl zijn collega Tom lobbyt in de compound.

Uiteindelijk arriveert hij pas na middernacht. Diede heeft de kinderen naar bed gestuurd, ook al stonden ze stijf van de verwachting.




‘Nog goed dat ik een lift kreeg van de mannen van het persbureau,’ zegt hij terwijl hij zijn backpack en cameratas op de grond laat vallen. Zijn trolley zit onder het stof.

‘Problemen?’ zegt Diede.

‘Nu niet, schat,’ antwoordt hij. ‘Ik ben kapot. Ik ben zelfs niet meer in staat tot een douche.’

Het duurt meer dan een etmaal voor Magnus weer verschijnt. Dan nog is het een vreemde die in huis rondwaart. Hij hangt de helft van de tijd voor entertainews en Watchdog, zit aan tafel te suffen boven zijn bord. Sorry, zegt hij dan, ik ben nog moe. Even geduld, het komt goed.

De kids voelen dat ze hem ruimte moeten laten. Maar als Brim het niet langer houdt en zeurt om Blade Warrior te gamen, ontploft hij. Ik moet hem naar buiten sturen om te chillen. Als hij een paar uur later terugkomt, wil hij mijn studio in om materiaal te downloaden.

‘Je brengt de kids aan het schrikken, Magnus,’ zeg ik. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Het is die muur waar je tegenaan loopt,’ zegt hij. ‘Het idee dat er achter elke hoek een bom kan ontploffen.’

‘Is er iets gebeurd in Damascus?’

‘Damascus, Mosul, Algiers, Cairo, Dar es Salaam, wat maakt het uit. Het is dat grote gelijk overal. Ik ben overvoerd.’

‘Is het Tom Reyners die je opjut?’

‘Tom? Tom is een beste kerel, we ontladen ons op elkaar. Ik weet het niet, ik vertrouw niemand meer.’

‘Misschien moet je eens naar de kids hun repetities gaan kijken,’ zeg ik.

‘Goed idee,’ zegt hij. ‘Dat zal me oppeppen.’

 

Volgende keer is het verzamelen geblazen voor de langverwachte opstand der dieren, terwijl Quint en Magnus in 2045 nog belangrijke zaken uit te klaren hebben. 

 

Auteursrecht bij SABAM – illustraties Inga Moijson – eigen foto’s

 

take down
the paywall
steun ons nu!