Trom in de RUZ – afl 12

Trom in de RUZ – afl 12

dinsdag 15 mei 2018 17:01
Spread the love

Vorige keer vertrok Trom naar de kudde van Mater, maar daar is hij niet echt welkom. Je kunt beter op zoek gaan naar je vader, zegt een boze matriarch. Intussen is in 2045 de lat voor gewone mensen almaar hoger komen te liggen. De eekhoorn in de tuin van de buren redt het nog wel, maar verder is de natuur van slag. Op zijn dagelijkse run door het opgeschoten groen van BruNorth loopt Quint de coach van Moona uit de diepklas tegen het lijf. Ook zij heeft een vervelende boodschap. 

 

De preek van Mater

uit Nisja’s log De Opstand der Dieren, 2016/12

Elke dag trekt de kudde van Mater met een boog van het Okorongomoeras naar het Pangesibos, gelegen op een uitloper van het Amhetatmassief. Er staat meer groen op de hellingen dan op de vlakte, zodat de dieren niet met een lege maag de nacht in hoeven. Maar zodra Mater de volgende ochtend het signaal geeft om te gaan drinken, staat iedereen weer op voor de tocht naar het moeras.

Nu is het al twee seizoenen erg droog. Dat betekent veel meer rondzwerven om aan de dagelijkse behoefte te kunnen voldoen. De baby’s hebben het er moeilijk mee – soms is er een die niet mee kan en zijn moeder kwijtspeelt. Zo is er onlangs nog een kalfje gepakt door een stel jonge leeuwen diehun jachttalent wilden oefenen. Trom had net als de andere jonge mannetjes van een afstand staan toekijken. Normaal haalt een tante de onfortuinlijke spruit op, maar die keer liep het mis.

Op een andere keer had hij nog een verrassend fenomeen waargenomen. Amahl was beginnen stoeien met Vanessa, die net moeder was geworden. Ze was op de loop gegaan en had Rombo, haar kalfje, achtergelaten. Mater had er haar bekomst van en joeg Amahl weg. Iedere keer dat hij de kudde durfde te naderen wees ze hem de deur. Ten langen leste droop hij af, om een groepje bullen te zoeken dat hem gunstiger gezind was.




Rombo was intussen opgevist door Bussi, een tante die doorging voor een oude vrijster omdat ze altijd op de kalfjes van anderen paste. Trom had geen idee waarom ze zelf nooit drachtig was. Misschien vonden de bullen die in de must waren haar te saai. Of scheidde ze de verkeerde sappen af, zoiets. Hoe dan ook, Bussi had een groot moederhart en was behoeftig, dus adopteerde ze Rombo en weerde Vanessa af telkens als die haar kalf wou laten drinken. Rombo zoog van lieverlee aan Bussi’s tepels, maar die waren dor en gaven geen melk.

De kudde zat met een probleem. De arme Rombo liep achter Bussi aan, overtuigd dat het zijn moeder was, maar verkommerde zienderogen. Bussi gaf hem wel affectie, maar dat deed ze vooral om de andere koeien te laten zien dat ze eindelijk zelf een jong had. Mater moest tussenbeide komen. Trom zag uit de verte hoe ze met Bussi achter een bosje verdween. Even later kwam die daar met gebogen hoofd weer uit tevoorschijn. En Mater verenigde liefdevol de wanhopige Vanessa met haar spruit. Probleem opgelost.

‘Bussi had het schaamrood op de kaken,’ is de commentaar van Kika. ‘Zo zie je maar wat er gebeuren kan met weesjesolifanten zoals wij. Bussi komt ook uit de crèche, maar ze heeft nooit de correcte regels geleerd. Dat komt ervan als je niet in een kudde opgroeit.’

‘Maar wij zijn toch in een kudde opgegroeid,’ protesteert Trom.

‘Dat is niet hetzelfde. Er zijn geen volwassen olifanten in de crèche. We hebben wel met anderen leren omgaan, dat heeft het spel ons bijgebracht. Maar Bussi vertrouwt duidelijk geen bullen en toch wil ze een jong. Daar is iets scheefgegroeid.’

‘En dat komt doordat we weesjes zijn?’

‘Zoiets. Trek er je lessen uit, Trom. Het is ongezond om hier nog lang te blijven. Jij moet de wijde wereld in, je moet onder mannen zijn. Je bent al zo’n rare, straks vereenzaam je helemaal.’

Trom raakt door de woorden van Kika helemaal van de wijs. Is het zijn schuld dat zijn moeder voor zijn ogen neergeschoten werd? Als reactie begint hij in het rond te hossen in de achterhoede van de kudde. Zo, hij moet meer mans zijn. Hij zal ze eens wat laten zien. Kijk, daar loopt Samara. Hij zal ze eens pakken.

Plompverloren duikt Trom op het jonge wijfje, dat hem in een stuipbeweging van zich afwerpt. Met zijn poten in de lucht komt hij op de grond terecht, in een volslagen belachelijke positie. De maat is vol bij Mater. Dreigend posteert ze zich boven de aanrander.




‘Maak dat je wegkomt,’ galmt ze. ‘Ik heb het gehad met dat zootje halfwassen jonkies uit Taalu dat in mijn groep komt infiltreren. Eruit, zeg ik. Laat ik je geen mijlen in de omtrek nog zien of ruiken. Anders laat ik alle tantes samen je in een ravijn duwen.’

Nog even blaast Mater haar woede in Trom zijn gezicht. Daarna zet ze een pas achteruit, zodat hij kan opkrabbelen. Angstig kijkt hij naar haar op, hopend op een woord van genade.

‘OK, Trom,’ zucht de matriarch ten slotte. ‘Het komt erop aan dat je iets van je leven maakt. Je bent een prima knul, dat zie ik wel. Misschien moet je op zoek naar een wijze, oude bul die je verder kan helpen. Je hebt iets bijzonders in je, misschien word je wel een belangrijke nieuwe leider. Dat kunnen we altijd gebruiken.’

‘Naar wie moet ik dan op zoek om mij de weg te wijzen, opperste moeder?’ zegt Trom met een klein hartje.

‘Opperste moeder?’ De matriarch barst uit in een lach. ‘Doe niet zo idioot, Trom. Ga eerst maar eens op zoek naar je vader. Ik weet niet precies met wie Bella omging toen ze jou kreeg, maar het was vast een knappe vent.’

‘Maar hoe moet ik die vinden?’

‘Ik heb geen idee, maar we komen vaak genoeg stieren tegen bij Okorongo. Vraag naar Merengo, ik zal er niet ver naast zijn of hij is de oudste bul van Malambi. Merengo is erg op zichzelf en hij wordt een beetje kras, maar als iemand op de hoogte is…’

‘Merengo,’ zegt Trom dankbaar. Eindelijk heeft hij een doel. ‘Maar ik heb nog een vraag voor ik ga. Tenminste, als u me die laatste dienst wil bewijzen.’

‘Zeker, doe maar,’ zegt Mater moederlijk en ze loopt een eindje met hem op.

‘Een van mijn laatste dagen in Taalu heb ik een hele bijzondere olifant gezien. Hij had wel tandpijn, maar toch had hij de allure van een keizer.’

‘Het ene sluit het andere niet uit. Integendeel, kwetsbaar durven zijn is een eigenschap van de groten. Vertel op, weet je zijn naam?’

‘Maita en Serena hadden het over Atomù, maar zeker weet ik het niet.’

‘Atomù,’ zegt Mater geschrokken. ‘Ja, dat is een grote meneer. Als je hém kunt vinden, en hij is benaderbaar, dan zou je daar een goede mentor aan hebben. Maar pas op, niemand weet waar hij zich ophoudt. Soms duikt hij op en meteen daarna is hij weer onvindbaar.’

‘Het leek me iemand naar wie je kunt opkijken,’ zegt Trom. ‘Zoals ik ook naar u opkijk.’

‘Dat is goed, Trom. Maar kijk, we zijn aan de rand van het bos. Ik wens je veel geluk met je zoektocht, we zien elkaar vast terug in betere tijden.’

 

Lopen

Red Jezelf in Bruciety/12, januari 2045

Ik sta in de keuken bij de buren. Ik kom de schaaf terugbrengen waarmee ik de deur naar de keldertrap heb gevlakt. Het hout zet uit, een samenspel van de servers beneden en de klamme deken die je buiten in de nek slaat.

‘Daar is ie weer,’ onderbreekt Marlies mijn dankbetuigingen. ‘Snel, daar op de spar. Zie je ‘m?’

Een roodbruine pluim wuift van de stam. De eekhoorn, concludeer ik. Wij hebben geen sparren, die komen te hoog voor de solarfilm op het dak.

‘Nu danst hij om het huis heen naar de beuk vooraan.’

‘En straks loopt hij over de schutting weer naar achteren,’ zegt Ruud.

‘Net of hij zweeft. Schattig, hè? Blij dat we nog zoiets hebben in onze tuin.’

Ik ken Marlies en Ruud al van toen we hier kwamen wonen. Ik was nog geen vijftien en keek mijn ogen uit als de buurvrouw lag te zonnen. De spar was een kerstboompje en Marlies was onder haar bikini bruin, dat weet ik nog goed.

‘In de herfst haalt hij de beukennoten vooraan op en verstopt ze in de tuin. Dan zie je hem overal met volle wangen scharrelen.’

‘Nu graaft hij ze weer op. Spaarzaam beestje. Tegen de vorst die niet komt.’

‘Net zoals wij,’ zegt Ruud. ‘Wij slaan ook op wat we in de moestuin oogsten. Maar de groente houdt niet meer zoals vroeger.’ Om zijn woorden kracht bij te zetten barst hij uit in een hoest.

‘Daar is ie weer,’ zegt Marlies. De capriolen die de eekhoorn maakt, zijn kostelijk. Hij is te snel voor mensenogen, zijn staart wuift als een vurige tong achter hem aan.

Even later loop ik de straat uit voor mijn dagelijkse run. Tenminste, dat is de bedoeling, elke dag te gaan hardlopen. Op mijn leeftijd moet je in beweging blijven, maar dat lukt niet altijd. Gelukkig heeft Diede vandaag de ochtend vrij.




Ik wou dat het nog eens sneeuwde en vroor. Het is al winters geleden dat het venijn gekraakt is. Ik moet de insecten van mij afslaan op mijn route over het Moeraske, langs het spooremplacement en naar Drie Fonteinen, of naar het Floordambos en terug over de oude startbaan 25R. Al het groen is beurs gevreten, niemand die zich erom bekommert.

Pas op, straten, fietspaden en voetwegen worden toegankelijk gehouden door de commons. Bruciety stelt een aantal werklozen en asilo’s tewerk die de ergste wildgroei opruimen. Denk alleen niet aan een beplantingsdienst die parken onderhoudt en gazons scheert. Of een vuilniswagen die de afval voor de deur ophaalt. Die sorteren we zelf en brengen we naar het ophaalpunt om de hoek.

Al dat groen heeft ook een voordeel. Het ziet er misschien niet uit, maar het haalt wel het puin uit mijn blikveld. Ik loop door bos en struweel zodra ik de straat uitkom. Of ik nu met de fiets naar BruCap of naar Meiser wil, of de andere kant op naar de Factory en de RUZ, ik kijk nooit uit op oorlogsgebied. Zelfs al piept er maar een waterzonnetje aan de hemel, de fotosynthese doet zijn werk.

Soms vraag ik me af wat de dieren ervan vinden, zoals die eekhoorn daarnet. Dieren zijn pragmatisch, ze denken alleen aan zich voortplanten en overleven. Maar aldoor die grauwe hemel… In mijn herinnering zongen de vogels beter onder een straaltje zon. En toch blijven de overblijvers foerageren en paren alsof er niets aan de hand is.

Bij het hardlopen stoot ik om de paar honderd meter op het kadaver van een duif of een kat. Of een halsbandparkiet, of een vos. Mario van de tuincoop beweert dat hij een dode wolf heeft gezien op het terrein van Brucargo. Hun vaste prooien worden zeldzaam. Met die tijgermuggen en andere geleedpotigen zijn er andere soorten gekomen, die het vroegere wildbestand verdrijven.

Wilde bijen, hommels en vlinders zie je nog nauwelijks. Waar zouden ze bloemen moeten vinden? De bermen worden verstikt door het opschietend blad. Bramen of bessen? Niet meer te consumeren als ze niet uit een kas komen. Het is een bevreemdende ervaring, de meeste mensen wagen zich niet meer buitenhuis.

In stoffige magazines op zolder die Joris nog uit een veiling moet hebben gered, staan waanzinnige prenten van een stad met vliegende tuigen die zich kriskras tussen viaducten door bewegen. De toekomst leek ooit heerlijk en geordend. Ze moesten eens weten wat ervan geworden is. Het enige viaduct die naam waardig, dat van de oude Bruring, ligt in puin. Opgeblazen door rebellen uit Vilvoorde, ik zie de resten uitsteken als ik Social Avenue insla. De transportlobby heeft met een omlegging in één klap alle vroegere verkeersproblemen opgelost. Een parallel wegennet voor de zelfsturende konvooien die de geprivilegieerden van goederen voorzien.

We horen ze dag en nacht in de verte voorbij denderen. Als ik loop of fiets, krijg ik ze ook te zien: de witte opleggers die in gesloten formatie hun weg zoeken over het omheinde parcours naar Bruring. Die is verder alleen toegankelijk voor de enkeling die nog een e-car bezit. De overigen nemen de bike, het metronet of de aquabus.

In de praktijk begeven alleen waterstofbussen en limo’s die over een Uberpas beschikken zich tussen de mastodonten. Een tijd geleden ben ik gecharterd voor een opname in Antwerp, ik stond doodsangsten uit tijdens de rit. De containers rondom mij schoten me terug naar het fatale incident met Nisja, mijn hart ging in overdrive.

We hebben het raden naar wat er in die konvooien zit, net zoals we het raden hebben naar wat zich in de communities van de toplaag afspeelt. De open societies van de Europese regio’s hebben geen toegang meer tot de theaters van Brucap, Paris Cité, Randstad Holland of de City. Een ticket voor hun magere producties is onbetaalbaar.

Ook onze artistieke starters behelpen zich met door algoritmen gestuurde variaties op dezelfde thema’s. De ziel is uit de creativiteit, na het instorten van de cultuurmarkt is er gewoon geen relance meer gekomen. Populaire tempels sloten hun deuren, aanstormend talent werd weggezet. Alleen in de gemeenschapscentra, zoals onze RUZ, krijgt het nog een forum.

Kortom, je moet al aardig je weg weten te vinden op het underweb om nog ergens vernieuwing aan te treffen. Daarom grijp ik terug naar sonates van Haydn of fuga’s van Bach als ik loop. Ook bijna lost data,als je erbij stilstaat – moeten we beschermen. In ieder geval, zo loopt het lekker weg, mijn parcours voorbij de Jungle. Om de dag een andere shuffle, afwisseling verzekerd.

Als ik de dreef van Drie Fonteinen insla, zie ik Atika komen aanlopen. Ik herken haar uit de duizend aan haar glimmend groene outfit. Iemand moet haar eens waarschuwen dat het mannen op verkeerde gedachten kan brengen. Tja, ze heeft een zwarte gordel en ademt geen spatje angst.

Atika is Moona’s coach. Ze coördineert zowel de I-courses als de groepsklas. Dat wil zeggen dat ze dagelijks permanent in contact staat met zo’n twintig boys & girls van twaalf tot veertien. Persoonlijk lijkt het me maar niks om zo’n meute van een afstand onder de duim te moeten houden, maar Atika floreert.

‘Hé Quint, goed dat ik je zie,’ roept ze al van ver. Haar paardenstaart danst achter haar aan. Ik moet onwillekeurig aan die eekhoorn van daarnet denken, al staat Atika’s zwarte haar nog dikker als ze het losmaakt. Oorspronkelijk komt ze uit Palestina of uit Libanon.

‘Ook aan het rennen?’ zeg ik. ‘Heb je een vrije dag?’

‘Het is sportuur voor de groep. Dan kan ik ze aan de 2nd monitor overlaten. Furiat weet wel raad met ze, zo kan ik mijn spieren even losgooien. Maar het is goed dat ik je tref. Ik moet je spreken.’




‘Geen probleem. Zullen we gaan zitten?’

‘Daar is een plek buiten bereik. Dan kan niemand luistervinken.’ De verf springt van de bank waarop we gaan zitten. Atika neemt een slok van haar flesje. ‘Ik wou het over Moona hebben,’ zegt ze. ‘Hoe gaat het met haar?’

‘Best. Ze loopt niet meer continu te broeden. Diede en ik krikken haar op de oude analoge manier op, weet je wel. Haar zelfbeeld aanpakken, wat assertiviteit aankweken. Hoe doet ze het op teamdag?’

‘Dat is het nu net. Ze doet haar best om mee te kunnen, maar ze botst op een muur. En dat verlamt haar. Haar groepswerk lijdt eronder, haar ranking op de I staat op een dieptepunt. Dat is normaal voor een nieuwkomer die niet weet hoe ze moet interageren, maar voor Moona…. Ik krijg haar alleen los als ik haar push. Ik ben bang dat ze voor de commissie komt. Een negatieve evaluatie is desastreus voor een kid in zo’n kwetsbare fase.’

‘Maar de reden voor haar gedrag is toch duidelijk?’ zeg ik.

‘Je kent Adelheid. Regels, voorschriften, het meetbare. De vader van Ziva is bemiddeld. Voor zo iemand kruipt ze.’

‘Natuurlijk, onze Adelheid Schnabel. Moeder Middelares die danst naar de pijpen van Mr Big.’

‘Als je het maar weet,’ zegt Atika. ‘Ik signaleer het maar. Achter mijn rug zie ik dat er iets fout zit, maar ik kan er de vinger niet op leggen. Ziva is een gewiekst kind.’

‘Hoe komt nu zoiets? De kids van vandaag zijn makkelijker dan vroeger.’

‘Ik denk dat ze niet gechipt is. Of dat de chips niet goed werken bij haar.’

‘Bij wie, bij Ziva?’

‘Ik denk het.’

‘Maar we hebben toch allemaal een ID?’ zeg ik. ‘Heb je het over de nanochips? Die kunnen op haar attitude werken, maar toch niet op haar inborst, haar karakter?’

‘En wat als ze er geen geïnjecteerd is? Of andere krijgt dan onze kids? Ze komt uit een gated community, dat weet je.’

‘Bedoel je dat ze een infiltrant is?’

‘Dat heb ik nu ook weer niet gezegd.’

‘Ze heeft ettelijke privéscholen versleten voor ze bij ons kwam. Heeft ze niet overal problemen gehad?’

‘Overtuig de directie maar eens,’ zucht Atika. ‘Ach, Moona is een fantastisch kind. Brim ook, iedereen was wild van zijn Afrikatalk. Zonde dat Adelheid zich blindstaart op een buitenstaander. Ze verwart belangen met onpartijdigheid. Maar dat heb je niet van mij.’

 

Volgende week sjokt Trom in zijn eentje over de savanne, maar niet voor lang. In 2045 houdt Bruciety stand dankzij het laatste sociaal contract dat het kon onderhandelen – meer bepaald voor een burgerlobby.

 

Auteursrecht bij SABAM – illustraties Inga Moijson – eigen foto’s

 

take down
the paywall
steun ons nu!