“Toelatingsproef voor alle richtingen is geen goed idee”
Verslag, Samenleving, België, Lokaal -

“Toelatingsproef voor alle richtingen is geen goed idee”

Vives-economen onderzochten de slaagkansen van eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs. Van de ruim 70.000 studenten die tussen 2001 en 2007 aan een universitaire studie begonnen blijkt nauwelijks de helft te slagen. Een toelatingsexamen of oriënteringsproef kan volgens de economen een oplossing bieden. VUB-rector Paul De Knop is geen voorstander.

dinsdag 28 september 2010 22:27
Spread the love

Uit het onderzoek van KUL-economen Koen Declercq en Frank Verboven (verbonden aan Vives) blijkt dat de slaagkansen sterk variëren tussen verschillende groepen van studenten. Ze zijn het laagst voor de relatief grote groep leerlingen uit de ‘zwakkere’ richtingen van het secundair onderwijs.

Studenten uit het beroepsonderwijs hebben twaalf procent kans op slagen. Binnen het ASO-onderwijs hebben studenten met een diploma Menswetenschappen en Economie-Moderne talen vijfentwintig procent kans op succes, terwijl dit bij wiskundige richtingen en klassieke talen zestig procent is. Leerlingen met een secundair diploma Grieks-wiskunde spannen in het onderzoek de kroon met 77 procent slaagkans.

Toelatings- of oriënteringsproef

Het aantal studenten op de Vlaamse universiteiten is in de loop der jaren verdubbeld, terwijl de basisfinanciering dezelfde bleef. Dit impliceert dat professoren steeds meer studenten opleiden en hiervoor hetzelfde loon krijgen. Bovendien kost een gebuisde leerling de overheid volgens het onderzoek 15.000 euro. De gezinnen betalen evenveel. Een jaar niet werken, zorgt bovendien voor een bijkomende kost van 25.000 euro.

Om de instroom in het hoger onderwijs bij te stellen en de kosten van de gebuisde studenten tot een minium te beperken, stellen de economen enkele oplossingen voor. Zo denken ze onder meer aan het invoeren van een toelatingsproef. Die hoeft niet noodzakelijk even streng te zijn als de toelatingsproef voor geneeskunde. “Een voordeel is dat sommige leerlingengroepen niet bij voorbaat uitgesloten worden, maar het nadeel is dat een proef slechts een momentopname weergeeft.”

Een andere optie is de organisatie van een veralgemeende, maar niet-bindende oriënteringsproef. Die proef moet studenten bewust maken van hun eventuele slaagkansen. “Deze optie is louter informatief, maar leidt wel tot een beter overwogen studiekeuze”, aldus de economen.

Toelatingsproef versterkt dualisering

Een toelatingsproef selecteert de betere studenten volgens de redenering dat ‘de helft toch niet slaagt’ en is volgens VUB-rector Paul De Knop een gemakkelijkheidsoplossing. Ook de drang naar competitiviteit van universiteiten om bovenaan in de ranking te staan, speelt volgens hem een rol in de keuze voor een ingangsexamen voor alle richtingen.

Ook zegt De Knop dat een toelatingsproef radicaal ingaat tegen wat de overheid van universiteiten verwacht. De overheid wil een democratisering van het onderwijs. Dat wil zeggen dat zoveel mogelijk jongeren naar de universiteit moeten kunnen gaan. “Elke student die een diploma haalt in het secundair onderwijs, moet kunnen doorstromen naar de universiteit. In die zin zijn we geen ‘excellentie’-universiteit, maar een universiteit waar iedereen terechtkan. Via begeleiding en zonder kwaliteitsverlies te boeken weliswaar, helpen we zoveel mogelijk studenten slagen.”

Ook is De Knop sceptisch wat een oriënteringsproef betreft. Hij benadrukt dat het falen van heel wat studenten vaak niets te maken heeft met een gebrek aan kennis, maar met een verkeerde studiekeuze of een moeilijke aanpassing aan de grote vrijheid aan de universiteit. “Toch slagen de meeste studenten na een tweede jaar. Ze halen een diploma en bouwen een mooie carrière uit. Indien je die studenten aan een oriënterende proef onderwerpt, verlies je die studenten”, aldus De Knop.

Begeleiding

De rector vindt het belangrijk om de overgang van het secundair naar hoger onderwijs te verbeteren. Volgens hem is dat mogelijk door studenten reeds tijdens het secundair onderwijs in contact te brengen met het hoger onderwijs zodat ze zich goed kunnen voorbereiden. “De kieswijzer is een voorbeeld om studenten ter dege een keuze te laten maken en ze desgevallend mogelijkheden te geven om zich bij te schaven, zonder dat dat een selectie of een zware oriëntatie inhoudt.”

De Knop is niet tegen het feit dat er op het einde van het secundair onderwijs vragenreeksen (ter oriëntering, nvdr) ter beschikking worden gesteld, maar ze mogen niet sanctionerend zijn. “Elke student die het secundair onderwijs af heeft, moet het recht hebben om naar de universiteit te komen.”

Een heroriëntering na de eerste examens op de universiteit, kan volgens de rector ook een oplossing bieden voor leerlingen met slechte resultaten. “Dit geeft studenten die een verkeerde richting of een te hoog niveau kozen, de kans om het tweede semester door te stromen naar een hogeschool. Ook kunnen leertechnieken helpen om studenten te leren hoe ze degelijk om kunnen gaan met hun tijd. “Dat dit werkt,
zien we na meer dan twintig jaar topsport en studie. Je begeleidt die studenten en wijst ze op wat ze willen bereiken. Dan zie je dat de slaagpercentages toch gehaald worden.”

 

take down
the paywall
steun ons nu!