Superdiversiteit zit in ons onderwijs

Superdiversiteit zit in ons onderwijs

zaterdag 24 januari 2015 09:45
Spread the love




“Kinderen en jongeren van vandaag hebben
steeds vaker wortels in migratie. Onderwijs is een frontliniesector waar die
demografische evolutie het sterkste zichtbaar is.” Aan het woord is Dirk
Geldof, lector en onderzoeker bij Odisee en Karel de Grote-Hogeschool. In zijn
boek
Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert licht Geldof
toe dat superdiversiteit niet zomaar een nieuw woord is voor dezelfde
realiteit.

Dirk Geldof: Waar we in de jaren
90 over een multiculturele samenleving spraken en wat later over diversiteit,
gebruiken sociologen vandaag ‘superdiversiteit’ als een nieuw concept om de
veranderende realiteit te omschrijven. Er zijn twee dimensies die
superdiversiteit kenmerken. Ten eerste is er een kwantitatieve verschuiving. De
diversiteit groeit overal: in grote steden en in kleine gemeenten. Grote steden
evolueren steeds meer naar een ‘majority-minority’ waar de meerderheid van de
bewoners bestaat uit een brede laag aan minderheden. Hierdoor is er eigenlijk
geen meerderheidsgroep meer. Vandaag heeft 44% van de Antwerpenaren wortels in
migratie. Dat betekent dat ze ofwel zelf in het buitenland geboren zijn, ofwel
een vader of moeder hebben die in het buitenland geboren is. Dit percentage
stijgt elk jaar met 2%. Op de schoolbanken is dit percentage veel hoger: 70%
van de Antwerpenaren jonger dan tien jaar heeft wortels in migratie. De
kinderen kleuren de steden.
De tweede dimensie is een kwalitatieve verschuiving. De diversiteit is zelf
veranderd. In de jaren 60 kwamen de migranten uit enkele landen: Italië en
Spanje. Vanaf 1964 waren dat voornamelijk Marokko en Turkije. Vandaag komen
mensen niet meer van enkele landen, maar vanuit de hele Europese Unie en de
hele wereld. Er zijn dus meer nationaliteiten (in Brussel en Antwerpen zijn dat
er 170, in Gent 150, in Mechelen 130 en in Kortrijk 110), meer talen en meer
religieuze diversiteit. Er zijn rijken en armen: van Indische diamantairs tot
mensen zonder papieren. De afgelopen twintig jaar zijn de mensen van Turkse en
Marokkaanse origine hun monopolie op het migrant-zijn kwijtgeraakt. Vandaag
zijn zij één van de velen met wortels in migratie. Er is dus een grote
diversiteit in de diversiteit.

Superdiversiteit
duidt dus op de combinatie van het toenemen van diversiteit en de veel grotere
diversiteit in de diversiteit. Dat maakt je samenleving complexer, maar
misschien ook veel boeiender.

Toch blijven velen vasthouden aan een
wij-zij-denken …

Dat
doen vooral mensen die weinig contact hebben met mensen met een
migratieachtergrond. Het probleem hiermee is dat je na een tijd de
werkelijkheid niet meer ziet. In steden groeit de realiteit voorbij dit
‘wij-zij’. Er wordt meer uitgegaan van meervoudige identiteiten. Vraag je
vandaag aan jongeren: “Ben je Belg of migrant?” dan krijg je een ‘en-en’-antwoord
zoals: “Ik ben hier geboren en ga hier naar school, maar ik heb Tsjetsjeense
roots”. Stromae is hier ook een mooi voorbeeld van: hij is Belg, Brusselaar en
kind van ouders met migratieachtergronden. De Belgische voetbalploeg bestaat
stuk voor stuk uit Belgische voetballers met uiteenlopende achtergronden. In
deze voorbeelden zien en accepteren we de meervoudige identiteiten. Maar op
school worstelen we daar af en toe mee. We verwachten soms nog dat kinderen bij
het binnenkomen van de school naast hun jas ook hun leefwereld en thuistaal aan
de kapstok hangen.

Het percentage van kinderen met een
migratieachtergrond is hoog. Wat betekent dit voor onderwijs?

De
snelheid van de demografische verandering is op dit moment zo groot dat mensen
verbaasd opkijken als ze de objectieve cijfers zien. De percentages inwoners
van allochtone origine (dus in het buitenland geboren of een ouder hebben die
in het buitenland geboren is) variëren per leeftijdsgroep. Bij de 90-plussers
is dit 3%. Voor de 70-jarigen is dat 10%. Maar de meerderheid van alle
Antwerpenaren jonger dan 40 jaar heeft wortels in migratie. Bij de tieners is
dat 65% en bij de 0 tot 9-jarigen is dat 72%.
Stel dat je de grenzen rond Antwerpen zou sluiten en er geen enkele vorm van
migratie meer mogelijk zou zijn, dan nog schuiven de percentages op. De tieners
van vandaag zullen over tien jaar zelf ouders zijn. De diversiteit blijft dus
toenemen. Dit is een zuiver demografische evolutie.

Als
socioloog maak ik omgevingsanalyses en schets ik hoe die omgeving zal
veranderen. Vandaag moeten we niet meer discussiëren of we een multiculturele
samenleving willen of niet. De vraag is hoe we met superdiversiteit moeten
omgaan. Elke sector moet deze vertaalslag maken.

Onderwijs
is, net als kinderopvang, een frontliniesector. Deze sectoren worden als eerste
met superdiversiteit geconfronteerd. Hoe ze hiermee moeten omgaan, is een vraag
waar veel leerkrachten mee worstelen.

Superdiversiteit
zit al in ons onderwijs. Dit zijn de kinderen van vandaag. Van bij het eerste
contact moet je bewust zijn van deze superdiversiteit.
Soms leidt een gedrag of antwoord van deze kinderen tot onbegrip bij leraren.
Maar vaak vloeit dit voort uit communicatieproblemen of cultuurverschillen. Een
beetje insiderkennis kan zo’n situatie ontmijnen. Het is dus essentieel om zo’n
kennis in je schoolteam te hebben. Vandaag ontbreekt dit nog in veel scholen.
De diversiteit die er onder kinderen en jongeren is, is nog onvoldoende
aanwezig bij het personeel. Op elk niveau zou diversiteit moeten groeien: zowel
bij de leraren, de directeurs, het poetspersoneel, het administratief personeel
als bij de inrichtende machten. Zo’n verandering gebeurt niet vanzelf en er
bestaat ook geen wondermiddel voor.

Hoe kan onderwijs reageren op de superdiversiteit?

Het is
logisch dat je in een kleine landelijke gemeente op een andere manier met
diversiteit omgaat dan in een stad als Brussel. Als schoolteam moet je immers
inspelen op de samenstelling van je klassen. Is die weinig divers, dan ga je er
op een andere manier mee om. Je moet maatwerk leveren en je afvragen waarom de
diversiteit in een bepaalde stad of regio groter is dan in een andere. Dat
heeft te maken met de migratiegeschiedenis en volgmigratie, maar ook met de
beschikbaarheid van openbaar vervoer, plaatselijke werkgevers en prijzen op de
vastgoedmarkt. Zo neemt de diversiteit in Aalst toe omdat de woningen in
Brussel onbetaalbaar worden en er een goede vervoersas is tussen Aalst en
Brussel. Waarom is de diversiteit in Temse zo groot? Dat heeft voor een deel te
maken met de vroegere tewerkstellingsmogelijkheden. En in vele Limburgse
gemeenten is er een grote diversiteit omwille van de mijngeschiedenis.

Er is
ontzettend veel dynamiek, betrokkenheid en inzet van leerkrachten, zorgcoördinatoren,
directeurs en andere onderwijspersoneelsleden. Maar dat wordt niet altijd
gehonoreerd en ondersteund. Op het moment dat de taakbelasting te groot is,
wordt de focus op diversiteit weer ‘iets’ dat er extra bijkomt. Hoe daar mee
omgaan kan nooit zomaar een extra pakketje of thema zijn dat eenmalig
aangeboden wordt. Dan werkt het niet. Er moet ruimte gecreëerd worden zodat de
aandacht voor diversiteit een essentieel onderdeel van de job kan zijn. De
verantwoordelijkheid mag dus niet uitsluitend op de schouders van de
leerkrachten liggen. Iedereen in onderwijs moet er werk van maken.
Dat houdt onder meer in dat er moet ingezet worden op het interculturaliseren
van de lerarenopleiding. Toekomstige leraren moeten beter voorbereid worden op
de diversiteit vandaag en de toename ervan morgen. Tegelijk moet er ook ingezet
worden op de professionalisering van wie nu al in het onderwijs werkt. De idee
dat je al doende zult leren, botst met de realiteit. Antwoorden bieden op de
diversiteit in je klas, school en bij de ouders is geen verhaal van rozengeur
en maneschijn. Niet zelden bots je op weerstanden, conflicten, mislukkingen en
onbegrip. En toch moet er blijvend worden ingezet om antwoorden en positieve
wendingen te vinden.

Welke aanpak stel je voor?

Leraren
moeten zich gesteund voelen. Ze moeten feedback krijgen en mogelijkheden om
zich te professionaliseren. Tegelijk moet er opnieuw naar de basis gegaan
worden: wat is de finaliteit van onderwijs? Onafhankelijk van wat de origine
van kinderen is, moeten kinderen (en jongeren) zich kunnen ontwikkelen. Dat is
een moeilijke zoektocht.
Het onderzoek van de Nederlandse socioloog Maurice Crul ondersteunt de visie
dat de aanpak van de school ontzettend belangrijk is. Dat is een hoopgevende,
maar tegelijk ook uitdagende boodschap. Het doet er toe hoe we ons onderwijs
organiseren. Het is dus niet alleen de kwetsbaarheid waarmee kinderen in ons
onderwijs binnenkomen, die telt. Hoe we daarmee omgaan, maakt wel het verschil.
Dat is een heel belangrijke verantwoordelijkheid, maar ook een heel belangrijke
kans.

Eva Tiquet

Dirk
Geldof is lector en onderzoeker bij het Hoger Instituut voor
Gezinswetenschappen (Odisee) en lector ‘diversiteit, armoede en stad’ aan de
opleiding Sociaal werk van de Karel de Grote-Hogeschool (www.dirkgeldof.be) .

In 2013 schreef hij het boek ‘Superdiversiteit. Hoe
migratie onze samenleving verandert’ uitgegeven bij Acco (4de druk
2014).

take down
the paywall
steun ons nu!