Adil Ourabai tijdens een betoging van de 20 februari-beweging
Analyse, Nieuws, Afrika, Economie, Politiek - Koen Bogaert

Sociaal protest in Marokko flakkert weer op: geïsoleerde gevallen of politieke beweging in de maak?

Op de eerste verjaardag van de 20 februari-beweging leek het alsof de Marokkaanse sociale strijd voor meer democratie en sociale gerechtigheid in een serieuze dip zat. De opkomst was een stuk lager dan een paar maanden geleden en kon in de verste verte niet vergeleken worden met de betogingen van een jaar terug.

donderdag 15 maart 2012 20:45
Spread the love

Sommige waarnemers schreven dit toe aan de zogezegde verregaande hervormingen die het Marokkaanse koningshuis had doorgevoerd sinds de start van de Marokkaanse lente op 20 februari 2011. Er kwam een nieuwe grondwet, er werden nieuwe verkiezingen uitgeschreven en een nieuwe partij kwam aan de macht, de islamistische PJD (Parti de la Justice et du Développement).

De PJD had voordien nog nooit op nationaal niveau geregeerd en het leek enkele jaren geleden nog ondenkbaar dat de PJD ooit op zo’n overtuigende manier de verkiezingen zou winnen. Met hun duidelijke overwinning in november 2011 (bijna 30 procent van de stemmen) leek het alsof de wil van het volk werd gerespecteerd en Marokko inderdaad een noemenswaardige democratische stap vooruit had gezet.

Marokko werd eigenlijk altijd al gezien als een uitzondering in de Arabische regio: als een land dat misschien nog niet vergeleken kon worden met onze westerse liberale democratie, maar dat wel op de goeie weg was. Zeker sinds het aan de macht komen van koning Mohamed VI in 1999 werd het land beschouwd als een mogelijk schoolvoorbeeld voor democratische transitie in de rest van de Arabische wereld. Met de hervormingen van het laatste jaar en de jongste verkiezingen trachtte het Marokkaanse koningshuis dit imago te bestendigen en de buitenwereld – vooral de o zo belangrijke buitenlandse investeerders – gerust te stellen. 

Maar schijn bedriegt. Voor diegenen die Marokko op de voet volgen, was deze relatieve rust op 20 februari 2012 misschien wel stilte voor de storm. Het is zeker waar dat de 20 februari-beweging er niet meer in slaagt om zo massaal te mobiliseren als een jaar geleden, maar dat wil niet zeggen dat het sociaal protest is gaan liggen. Integendeel, het sociaal protest is als het ware opnieuw verschoven van de grote stedelijke centra naar de kleinere steden en dorpen.

Als gevolg van neoliberale hervormingen nam de kloof tussen arm en rijk de laatste drie decennia in Marokko sterk toe. Vooral in grote steden is deze sociale ongelijkheid zeer duidelijk zichtbaar. Aan de ene kant wordt er zwaar geïnvesteerd in toeristische luxeprojecten en megalomane ontwikkelingsprojecten die vooral een rijkere sociale klasse ten goede komen.

Aan de andere kant heeft de arme stedelijke bevolking het steeds moeilijker om de eindjes aan mekaar te knopen omwille van het gebrek aan publieke investeringen, de toenemende duurte van het leven en de opvallende prijsstijgingen van water, elektriciteit en andere basisgoederen.

Maar de toenemende sociale ongelijkheid is niet alleen zichtbaar in de grote steden. Ook tussen de grote stedelijke centra en de kleinere steden en dorpen in de Marokkaanse periferie groeit de sociale ongelijkheid. Die laatsten worden vandaag grotendeels gemarginaliseerd in de nationale ontwikkelingsstrategieën. Bovendien hebben grote steden het bijkomend voordeel dat vele armere inwoners van een zeker inkomen verzekerd zijn via de informele economie.

De grote Marokkaanse steden bruisen van de straatventers en overal kan men namaakproducten vinden van de belangrijkste merken. In de kleinere dorpen en steden is die optie er niet, of veel minder. Voor vele jongeren zit er niets anders op dan te emigreren naar de grote steden of naar het buitenland. In het uiterste geval rest hen enkel nog de optie om te revolteren.

Het is in die kleinere steden en dorpen dat het sociale protest vandaag opnieuw opflakkert. Met de nadruk op ‘opnieuw’ omdat dit een trend is die ook al voor 2011 duidelijk zichtbaar was in Marokko. Al sinds het begin van de 21ste eeuw is er een duidelijke toename van het sociale protest.

Dit sociaal protest was echter vooral lokaal en zeer divers, maar telkens had ze een duidelijke socio-economische invalshoek en concentreerde het zich op concrete eisen: voor meer werk, betere infrastructuur (wegen, huizen, enz.), meer publieke investeringen, en tegen de stijgende prijzen van essentiële consumptiegoederen zoals water, elektriciteit en voedingswaren. In plaatsen zoals Tamassint, Tata, Midelt en Beni Mellal kwamen mensen steevast op straat om te betogen. Vooral in de mijnstreek rond plaatsen als Safi, Khouribga, Khénifra, M’rirt en Jbal Ouam was het zeer onrustig de laatste jaren, ook na 20 februari 2011.

In 2006 werden vele van deze lokale protesten geïntegreerd in een meer gestructureerd maar nog steeds gedecentraliseerd netwerk van sociaal protest. In oktober van dat jaar werd de Coordination Nationale contre la Hausse des Prix et la Dégradation des Services Publiques, of kortweg tansikiyat (Arabisch voor coördinaties) opgericht. Dit was een nationaal netwerk van verschillende progressieve civil society-organisaties, zoals de Association Marocaine des Droits Humains (AMDH), Attac Maroc, verschillende vrouwenbewegingen, de diplômés chômeurs (gediplomeerde werklozen), vakbonden en kleine radicaal linkse politieke partijen.

Het overkoepelende netwerk van de tansikiyat trachtte het protest te coördineren en op die manier de politieke druk op de regering te verhogen. Het bleef echter een weinig hiërarchisch gestructureerde organisatie en het waren vooral de lokale netwerken van geëngageerde bewegingen die de meeste initiatieven namen. Op haar hoogtepunt, tussen 2007 en 2009, waren er meer dan 80 lokale secties van deze mouvement contre la cherté de la vie (beweging tegen de duurte van het leven).

Niet zelden kwamen de autoriteiten repressief tussen om de ’orde‘ te handhaven in de uithoeken van het koninkrijk. In Bouarfa, een stadje van niet meer dan 25.000 inwoners aan de grens met Algerije, weigeren de inwoners al sinds 2006 om hun waterfacturen te betalen (tot op de dag van vandaag!). Lokale militanten slaagden erin op een bepaald moment duizenden bewoners te mobiliseren voor betogingen en sit-ins in de stad (volgens sommige bronnen zelfs tot 12.000 demonstranten, de helft van de bevolking dus). Maar in juni 2011 werd Saddik Kabbouri, lid van AMDH en één van de belangrijkste en meest charismatische militanten in Bouarfa, veroordeeld tot 30 maand gevangenis nadat hij was gearresteerd tijdens een betoging op 18 mei.

In Sefrou, een stadje in de nabijheid van Fez, braken rellen uit in september 2007. Eén van de aanleidingen was dat de regering had aangekondigd de broodsubsidies te verminderen. Deze subsidies zijn echter een zeer gevoelige kwestie in Marokko en gaven ook al in het verleden aanleiding tot gewelddadige rellen. De politie kwam gewelddadig tussen om de onrust te onderdrukken. De rellen in Sefrou waren zo hevig dat de Marokkaanse overheid vreesde voor een domino-effect en terugkwam op haar beslissing om de subsidies te verminderen.

In Sidi Ifni, een havenstadje aan de grens met de Westelijke Sahara, kwam het ook tot een gewelddadige confrontatie tussen betogers en ordediensten. Op 30 mei 2008 blokkeerde een lokale sectie van de diplômés chômeurs de haven van Sidi Ifni. De onvrede brak los na een loting van acht beschikbare werkplaatsen in de lokale haven. Er deden meer dan 120 geïnteresseerden mee aan deze loting. De frustraties van de werkloze jongeren vertaalde zich daarna in een blokkade van de haven waarbij 89 trucks met meer dan 800 ton vis werden belet de haven te verlaten.

Na zeven dagen werd deze blokkade op een zeer brutale manier onderdrukt door het leger en de politie. Verscheidene bronnen beschuldigen de politie van verkrachting en het gebruik van excessief geweld. Op het internet circuleren verschillende foto’s en filmpjes van de gruwelijke gevolgen van deze belegering. Ten slotte, net voor het uitbarsten van de Arabische revoluties, in de herfst van 2010, werd een demonstratie in een tentenkamp dichtbij Laayoune, een stad in de Westelijke Sahara, zeer brutaal neergeslagen door de Marokkaanse politie.

Vandaag gebeurt net hetzelfde, maar het tempo waarin de lokale protesten elkaar opvolgen is enorm toegenomen ten gevolge van de Arabische lente, de 20 februari-beweging en de angst die bij vele mensen is weggevallen om op straat te komen. Tussen 15 maart en augustus 2011 was het zeer onrustig in de mijnstreek en in mijnsteden zoals Khouribga, Youssoufia en Safi. Jonge werklozen zetten tentenkampen op, blokkeren het vervoer van fosfaat en beletten het nationale fosfaat bedrijf OCP (Office Cherifien des phosphates) om de productie voor te zetten.

Verschillende keren braken er rellen uit en kwamen de ordediensten tussenbeide om het protest de kop in te drukken. Maar dat was niet het enige wat de overheid trachtte te doen om de problemen in de streek op te lossen. Om de zaak onder controle te houden lanceerde de OCP een prestigieus programma, OCP-skills, met de bedoeling om binnen het jaar 5.800 nieuwe mensen aan te werven en nog eens 15.000 mensen een opleiding te geven voor twee jaar met een maandelijkse vergoeding.

Daarnaast zal de OCP nog eens extra geld pompen in allerlei lokale projecten om jonge ondernemers in de streek te helpen een bedrijfje op te starten. Hoewel de OCP al een tijdje van plan was om meer te investeren in de productie van fosfaat, toont dit programma duidelijk aan dat aan deze investeringen ook een politieke dimensie vasthing. Ik sprak met verschillende werknemers van OCP en allen bevestigden ze dat OCP-skills vooral in het leven was geroepen om de toenemende sociale onrust in de regio een halt toe te roepen.

Dat de Marokkaanse autoriteiten schrik hadden van deze protesten was misschien niet zozeer te wijten aan de capaciteiten van de betogers om zich te organiseren (de protesten waren grotendeels spontaan), hun nieuwe politieke ideeën (de meeste onder hen wilden enkel en alleen een job bij de OCP) of aan de specifieke politieke allianties die ze aangingen met andere bewegingen (die waren er niet of nauwelijks), maar lag misschien eerder aan het feit dat deze protesten de capaciteit hadden om de zeer winstgevende productie van fosfaat stil te leggen. Dit trof direct de belangen van de economische en politieke elites van het land.

En het bleef niet bij de protesten in de fosfaatstreek. Ook in Tiznit waar de goudmijn van Akka Gold Mining is gevestigd en in Imiter waar een zilvermijn is gevestigd, braken er recent nog stakingen en andere vormen van sociaal protest uit. In Imiter hebben de bewoners maandenlang de watertoevoer naar de zilvermijn afgesneden omdat hun eigen waterbevoorrading in het gedrang kwam. Verschillende betogers kampeerden bij de blokkade om ervoor te zorgen dat de watertoevoer naar de mijn niet werd hersteld.

In januari 2012 braken er ook rellen uit in Taza waarin zowel gediplomeerde werklozen als de bewoners van de arme en gemarginaliseerde wijk Koucha een hoofdrol speelden. Ten slotte was het het voorbije weekend ook zeer onrustig in Bni Bouayach in het Rif-gebied. Dit gebied heeft sowieso al een zeer strijdvaardige reputatie en heeft al verschillende keren bewezen één van de belangrijkste regio’s te zijn binnen de geografie van het Marokkaanse sociale protest.

Al deze voorbeelden tonen dat de sociale spanningen al enkele jaren serieus oplopen in het Marokkaanse koninkrijk. Het is ook opvallend dat de lokale protesten en de duidelijk verhoogde socio-economische spanningen van de laatste jaren nauwelijks door de Marokkaanse en internationale pers werden opgepikt. De belangrijkste vraag zal zijn hoe het Marokkaanse koningshuis hiermee zal omgaan. De huidige machthebbers in Marokko zijn als de dood voor een politieke massabeweging zoals in Egypte en Tunesië die een reële uitdaging zou kunnen vormen voor het regime.

Tot nu toe slaagt men erin om de protesten vooral lokaal te houden. Daarom mag men veel van deze lokale protesten niet zomaar linken aan de 20 februari-beweging. Hoewel ze vaak een product waren van het nieuwe politieke klimaat in Marokko, staan ze vaak nog los van de politieke eisen van de 20 februari-beweging.

Met andere woorden, de 20 februari-beweging is er nog niet in geslaagd om de overgrote meerderheid van de arbeidersklasse en de armere bevolkingsgroepen te betrekken en te integreren in hun specifieke politieke strijd, wat wel het geval was in Tunesië en Egypte. Veel protestacties vanuit de arbeidersklasse distantieerden zich van de politieke agenda van de 20 februari-beweging.

In de ogen van veel gewone Marokkanen blijft de 20 februari-beweging nog altijd iets onduidelijk, of erger nog, een beweging van intellectuelen en petits bourgeois die ver verwijderd staan van de harde dagelijkse realiteit.

Dit kan echter snel veranderen. Opvallend is dat de protesten in Bni Bouayach van het voorbije weekend duidelijk het socio-economische overstijgen. In de gebruikte slogans werd de koning zelfs direct geviseerd, iets wat tot nu toe nog niet zo veel is voorgekomen in Marokko. Het is in deze politisering dat de Marokkaanse revolutie zich schuilhoudt. Zolang het Marokkaanse protest zeer geografisch verspreid blijft en zich enkel richt op sociaal-economische eisen, heeft het Marokkaanse regime weinig te vrezen en zal ze erin slagen met allerlei maatregelen, zoals OCP-skills, het protest in te dammen (althans voor zover daarvoor de nodige middelen en politieke wil beschikbaar zijn).

Maar als al deze diverse vormen van sociaal protest hun lokale context zouden overschrijden, dan is het hek van de dam en valt een scenario zoals in Tunesië of Egypte niet helemaal uit te sluiten. Wordt zeker vervolgd.

Koenraad Bogaert

Koenraad Bogaert (UGent) is als onderzoeker verbonden aan de vakgroep Studie van de Derde Wereld en lid van de onderzoeksgroep Middle East and North Africa Research Group (MENARG). Hij is ook lid van de Vooruitgroep en van de Ronde Tafel van Socialisten.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!