Schoolachterstand vraagt ‘maatwerk’
Opinie, Nieuws, België -

Schoolachterstand vraagt ‘maatwerk’

De helft van alle leerlingen in het Brusselse secundair onderwijs heeft leerachterstand. Investeren in het Nederlands mag niet de enige mantra zijn, meent Johan Leman. "Onderwijs zou wel eens vooral een zaak van adequaat ‘maatwerk’ kunnen zijn dat niet vanachter een bureau, maar op het terrein met de nodige expertise opgebouwd wordt."

vrijdag 17 december 2010 15:53
Spread the love

Cijfers uit een recent rapport van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn te Brussel leren dat te Brussel 50 procent van alle leerlingen in het secundair onderwijs, Frans- en Nederlandstaligen samen, leerachterstand hebben. Voor de gehele Vlaamse Gemeenschap bedraagt het percentage van de leerachterstand 21 procent, in de Franse Gemeenschap 35 procent. De cijfers slaan op het schooljaar 2007-2008.

Een wetenschappelijk medewerker verbonden aan dit Observatorium, geeft volgende verklaring: “De achterstand is vooral te wijten aan de sociaal-economische status en het opleidingsniveau van de ouders. Daarnaast heeft het multicultureel aspect een belangrijke invloed. Ten slotte kunnen gezondheidsproblemen een – beperkte – rol spelen.”

Men mag vermoeden dat ‘gezondheidsproblemen’ hier als een mogelijke oorzaak vermeld worden, omdat de studie uitging van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn. Wellicht hadden een aantal leerkrachten bij dit Observatorium geopperd dat er nogal eens gezondheidsproblemen voorkwamen bij enkele leerlingen.

Daar kan Foyer van zijn kant dan weer tegenover plaatsen, dat in zijn bicultureel onderwijsprojecten te Brussel, 91,26 procent op het eind van het secundair onderwijs een volwaardig diploma secundair haalt, en dat de schooluitval er miniem is. Het aantal A-attesten in de eerste graad ligt er op 76 procent. In de tweede en derde graad ligt het aantal A-attesten tussen 71 en 85 procent.

Wat opvalt, is dat al jaren lang in België (in de Nederlands- zowel als de Franstalige gemeenschap), het wetenschappelijk onderzoek over schoolachterstanden op een zeer gestereotypeerde wijze verloopt. Je kan nu al voorspellen hoe het spreken over onderwijsachterstanden de eerstkomende jaren zal verlopen…

Steeds dezelfde items, met gewoon enkele cijfers na de komma die eventjes wijzigen. En jawel, af en toe eens een item erbij of een item eraf. Maar wat erger is, is dat ook het beleid daar steevast enkel op basis van dit soort gegevens beleidsconclusies aan verbindt. Alsof er misschien niet eens iets anders te onderzoeken valt?

Wat is mijn bezwaar? Ten eerste, en dat is het meest in het oog springende, ontbreken kwalitatieve analyses binnen het grootschalige onderzoek totaal. Een rechtstreeks gevolg hiervan is, ten tweede, dat men “aanbevelingen” formuleert die hoe men het ook draait of keert, wetenschappelijk gesproken een grote mate van willekeur vertonen omdat de onderzoekers zelf zouden moeten weten dat hun veld van items te beperkt is om zulke conclusies als de enig mogelijke voor te stellen.

Mag ik een voorbeeld geven? Stel dat een onderzoeksgroep, gesponsord door een onderzoeksketen die geen halal voedsel verkoopt, zo’n grootschalig onderzoek sponsort waarin ook het item “eten van halal” opgenomen is. De kans is zeer reëel dat de onderzoekers zullen ontdekken dat het “eten van halal voedsel” schoolse prestaties eerder afremt dan bevordert.

Ik weet dat mijn voorbeeld iets lachwekkends kan hebben, maar… in feite is het die logica die bij de meeste grootschalige onderzoeken toegepast wordt en blindelings door beleidsmensen gevolgd wordt, al weet ik ook wel dat ze dat in het geval van halal voedsel nooit zullen aanvaarden. Ze doen het echter wèl wanneer het bijvoorbeeld over het spreken van de huistaal gaat, want daar past dit goed in een politiek plaatje dat zich daardoor ‘bevestigd’ voelt, en men doet het ook met enkele andere items.

Wat is het alternatief? Grootschalig wetenschappelijk onderzoek afschaffen? Neen,want het laat toe om zones af te bakenen waarover bijkomend onderzoek aangewezen zou kunnen zijn. Echter, men zou dan wél het verstand moeten hebben om de bijkomende vragen niet langer via kwantitatief, maar via kwalitatief onderzoek te benaderen.

En dan zal men een ander soort gegevens op het spoor komen, die minstens zo belangrijk zijn. Er zal bijvoorbeeld blijken dat Rwandese jongeren in het ASO 1 à 2 jaar schoolachterstand hebben omdat ze gewoon een ingewikkeld migratietraject achter de rug hebben dat hen 1 à 2 jaar liet verliezen…

Men zal ontdekken dat de hoofdoorzaak voor het eventueel minder presteren van Congolese jongeren op school gelegen is in de totale ontwaarding van het cultureel kapitaal van hun ouders. De overheid heeft nooit een ernstige poging gedaan om te zien wat met de diploma’s van die mensen kon gebeuren.

Men zal ontdekken dat een zeer belangrijke factor van schools succes in Turkse gezinnen te maken heeft met de ruimte die ouders thuis voor de studies van hun kinderen vrij maken. Of dat, voor de meeste groepen, zeer frequente contactnames tussen ouders en school een veel positievere invloed hebben op schoolse resultaten dan de taal die aan huis gesproken wordt. (En dit zou dan weer gevolgen kunnen hebben voor de manier waarop men best tegen de manier van omgaan met huistaal op school aankijkt.).

Men zou wellicht ontdekken dat de juiste beleidsconclusie is om van het eenzijdig investeren in het Nederlands niet de enige mantra te maken. Onderwijs zou wel eens vooral een zaak van adequaat ‘maatwerk’ kunnen zijn dat niet vanachter een bureau, maar op het terrein met de nodige expertise opgebouwd wordt: ‘onderwijs op maat’. Zolang men dat niet begrijpt, zal het dweilen zijn met de kraan open.

take down
the paywall
steun ons nu!