Reportage - Sven Tuytens

Sahrawi-vluchtelingen geven de hoop niet op

Met de 11de editie van het Sahara Internationaal Filmfestival (FiSahara) hebben in de week van 1 mei opnieuw duizenden vluchtelingen, acteurs en actrices, regisseurs, vrijwilligers, activisten en filmfreaks het Dajla-vluchtelingenkamp op z’n kop gezet.

dinsdag 6 mei 2014 11:53
Spread the love

FiSahara is een kleurrijk allegaartje, een initiatief van gedreven Spaanse filmmakers die zich het lot aantrekken van tienduizenden verdreven Sahrawi’s, die sinds decennia in het oosten van Algerije leven. Het festival toont films en documentaires die vooral over vluchtelingenkwesties en mensenrechten handelen.

Het zijn zowel internationale als plaatselijke Sahrawi-producties. Sinds de voormalige Spaanse kolonie van de Westelijke Sahara in 1975 gedekoloniseerd werd, claimt Marokko de ‘rechthebbende eigenaar’ van het gebied te zijn. Het resultaat is een politiek schaakmat en een vergeten conflict. Het festival wil het moordende isolement van de 165.000 vluchtelingen doorbreken. De Sahrawi’s leven verspreid over 5 kampen, gescheiden van hun families in de bezette gebieden.

Steeds meer jonge Sahrawi’s vinden dat het opnemen van de wapens de enige manier is om het conflict op te lossen. Ze vragen zich af hoe lang ze het barre leven in de kampen moeten blijven verdragen en waarschuwen dat ze niet van plan zijn om geduldig op een politieke oplossing te wachten.

Ze leven al 39 jaar in niemandsland, een woestijn in de woestijn. Ze zijn er geboren, opgegroeid en vrezen dat ze er ook gaan sterven. Dit zijn de jonge Sahrawi’s, de kinderen van diegenen die hun huizen en tenten zijn ontvlucht. De Spaanse kolonisator heeft de kans voorbij laten gaan om op tijd het land aan haar bevolking terug te geven.

In 1975 lag de Spaanse dictator Franco op sterven. Spanje bevond zich in een diepe politieke crisis waardoor alle aandacht op het eigen land gevestigd was. De toenmalige Marokkaanse Koning Hassan II maakte van de gelegenheid gebruik om een Groene Mars te organiseren, waarbij 350.000 Marokkanen naar het grensgebied werden gezonden.

De VN heeft er bij Marokko herhaaldelijk op aangedrongen dat het Sahrawi volk recht heeft op zelfbeschikking, maar is er nooit in geslaagd om haar resoluties de doen eerbiedigen.

Sinds 1991 heerst een staakt het vuren tussen de Sahrawi’s en Marokko. Het Polisario Front, vertegenwoordiger van het Sahrawi volk, koos op dat moment voor het internationaal recht, een  geweldloze weg om de Westelijke Sahara terug te winnen. Vorige week verklaarde de Sahrawi premier Abdelkader Jaleb Omar dat de diplomatieke weg jaarlijks een kleine vooruitgang boekt.

Een positieve boodschap van een radeloze leider die de bevolking in de kampen om geduld vraagt. Het probleem is dat de weg van de diplomatie geen enkele weerslag heeft op het dagelijkse leven van de jongeren in de kampen. De enige uitweg uit hun monotoon bestaan zijn beurzen van ontwikkelingsprogramma’s die hen toelaten om in Europa te gaan studeren. Maar welke zin hebben al die diploma’s als er in de vluchtelingenkampen geen werk is?

Ze willen ons verdelgen, alsof we insecten zijn

DeWereldMorgen.be

Ebbaba Hameid Hafed nam afscheid van haar familie toen ze vijf was. Ze leed aan glutenintolerantie. Voor genezing besloot haar familie om Ebbaba naar een Italiaanse onthaalfamilie in Rome te sturen.

Vijf jaar later keerde ze terug naar het vluchtelingenkamp. De aanpassing verliep moeizaam: ze moest opnieuw leren om zich in haar moedertaal uit te drukken. Toen ze 12 jaar werd keerde ze terug naar Italië, waar ze een zware identiteitscrisis doormaakte.

Er ontstonden spanningen met haar onthaalfamilie. Ze voelde zich schuldig, zowel ten aanzien van haar Italiaanse als van haar natuurlijke ouders. Nu is ze 21 en studeert journalisme aan de Complutense Universiteit in Madrid. Heel fier stelt ze nu op FiSahara haar eerste documentaire voor “Raices y clamor” (Oorsprong en Geroep), een verhaal over jonge Sahrawi’s tussen twee culturen.

“De identiteitscrisis is nu voorbij. Ik heb een Italiaanse én een Sahrawi familie. Ik wil in de kampen leven en mij inzetten voor mijn volk. Ik kan mij nuttig maken. Marokko wil ons verdelgen alsof we insecten zijn. De Marokkanen voeren een ware media-oorlog. Ik beschik over de kennis om die oorlog uit te vechten.”

“Bijna 40 jaar verzet mag niet verloren gaan. De jongeren willen actie. Hier in de kampen vervelen ze zich. Steeds aandachtiger luisteren ze naar de verhalen van de strijders die jarenlang vochten tegen het leger van de Marokkaanse koning. Ik ben mijn hoop op een politieke oplossing niet verloren.”

“Uiteindelijk moeten alle Marokkanen weg uit de bezette gebieden. We zijn pechvogels want met Spanje hebben we de slechtste kolonisator getroffen. De Fransen, Britten en Belgen hebben hun kolonies aan de plaatselijke bevolking teruggegeven. De Spanjaarden zijn hun beloften niet nagekomen. Een schande is dat.”

Een guerrillaoorlog als formule om Marokko uit de Westelijke Sahara te verdrijven, is volgens Said Mohamed Salem de oplossing. Hij werkt als vertaler voor het filmfestival en heeft een harde opleiding achter de rug.

DeWereldMorgen.be

Als kleine jongen vertrok hij eind jaren ’80 naar een internaat in Cuba. Aan de Universiteit van Pinar del Rio studeerde hij boekhouding en financiën Een paar brieven per jaar waren het enige contact met zijn ouders in het vluchtelingenkamp. Na 15 jaar Cuba staat hij nu aan het hoofd van de Sahrawi-scouts in de kampen.

Op de vraag of er jonge Sahrawi’s zijn die aan de zijde vechten van de terreurbeweging Al Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIMAl), doet Said of hij het in Keulen hoort donderen. Hij is een trouwe boodschapper van het standpunt het Polisario Front: “Geen enkele Sahrawi neemt deel aan de heilige oorlog. We vertrouwen op een diplomatieke oplossing van het conflict. We nemen geen genoegen met een soort van autonomie binnen een Marokkaanse staat.

“Zelfs al leven er ondertussen miljoenen Marokkanen in ons land, toch zit er niets anders op dan al die mensen terug naar huis te sturen. Europeanen zijn goedgelovig. Onze eerste minister is heel duidelijk. Hij zegt dat de territoriale ambities van Marokko ook Spanje betreffen. Want als we hen de Westelijke Sahara cadeau doen, dan is de volgende stap misschien het opeisen van Andalusia, als deel van groot-Marokko. Wij hebben niets te verliezen. Als het moet vertrekken we opnieuw om tegen Marokko te vechten.”

De trouwste bondgenoot

DeWereldMorgen.be

Maar zijn de jongeren goed opgeleid voor een gewaagde guerrillaoorlog in de woestijn? Dit is niet langer de generatie van nomaden die de woestijn kennen. Mohamed Sidi Mustafa, geboren in Esmara, toen de Westelijke Sahara nog een Spaanse provincie was, weet wat oorlog betekent. Reeds in 1973, tijdens het Spaanse koloniale bewind maakte hij deel uit van het gewapend verzet.

Toen in 1975 het Marokkaanse leger de burgers in zijn streek vanuit de lucht bombardeerde nam hij de wapens op, om de achterhoede van de vluchtelingenstroom te verdedigen tegen de Marokkaanse soldaten.

“We hadden enkel een paar jachtgeweren, enkele kamelen en heel weinig water. Sommigen onder ons vielen aan zonder wapens. We namen het op tegen Land-Rovers, tanks en straaljagers. We wisten dat we snel het initiatief moesten nemen.”

“Mijn mooiste overwinning was de operatie in Ain Bentili, eind 1977 toen we met 60 buitgemaakte Land-Rovers een Marokkaanse eenheid in het zuiden van Marokko aanvielen. We vielen aan rond de middag, het heetste moment van de dag. De Marokkanen werden gek van de angst. Ze hadden geen zin om te vechten. We hebben de hele eenheid klem gezet. De buit bestond uit meer dan 100 voertuigen, waaronder vrachtwagens en pantservoertuigen. Alle gevangenen – en dat waren er meer dan 100 – hebben we naar onze kampen gebracht. De laatste krijgsgevangenen zijn pas in 2004 naar Marokko teruggekeerd.”

“Ik kan met moeite lopen, ik hebben stukken schrapnel in mijn been en door een landmijn werd ik zwaar verwond in het aangezicht, maar ik zou zo terug willen vechten. Wat je met geweld wordt ontnomen, kan je alleen maar met bloed terugwinnen. Dankzij de oorlog zitten we nu hier. Anders waren we allemaal al lang dood.”

“Ik ben een man van de woestijn, een strijder met de Sahara als trouwste bondgenoot. Ik probeer mijn kennis nu aan de jeugd door te geven want de woestijn moet je kunnen lezen. Een GPS hoef ik niet. Weet je, wij vielen dikwijls s’nachts aan, nooit bij volle maan. De koplampen van onze Land-Rovers bleven uit. Gewoon op de sterren rijden, iets wat geen enkele Marokkaan kan, want ze bezetten een land dat ze niet eens kennen. Tot in mijn graf blijf ik hopen dat ik ooit  thee kan drinken in Esmara, de plaats waar ik geboren ben.”

Geduld is belangrijk

DeWereldMorgen.be

De jeugdbeweging met het meest gematigde standpunt over de noodzaak om de wapens op te nemen, is de Nationale Unie van Sahrawi Studenten. Dit zijn jongeren die naar het buitenland vertrokken om er aan de universiteit te studeren. Hun verantwoordelijke voor internationale relaties is Omar Slama, die als vertaler voor FiSahara werkt.  Hij leeft in Bilbao in Spaans Baskenland.

Hij merkte op dat tijdens zijn verblijf in de kampen “steeds meer vrienden hun vertrouwen in een geweldloze oplossing verliezen. Wij zijn voorstanders van onderhandelen om een oplossing van het conflict te bereiken. We steunen de inspanningen van de VN die op een geweldloze manier ons recht op zelfbeschikking garandeert. Voor onze studentenbeweging is het begrijpelijk dat veel jongeren voor een radicale weg kiezen. Maar wij geloven dat het wijzer is om geduld uit te oefenen. Het zou een grote fout zijn om de oorlog aan Marokko te verklaren, voor alle diplomatieke mogelijkheden uitgeput zijn.”

Ze vergeten ons

Dwars doorheen de Westelijke Sahara loopt een 2.700 km lange zandmuur. Marokko trok die muur op tijdens de oorlog met het Polisario Front. Omheen de muur legde Marokko één van ’s werelds grootste mijnenvelden aan. Tijdens de oorlogsjaren gebruikten zowel Marokko als Polisario Front anti-persoonsmijnen, tot de VN in 1991 een vredesakkoord kon bewerkstelligen. In november 2005 tekende Polisario het ‘Deed of Commitment’ van de NGO Geneva Call.

Daarmee ging het Polisario Front de verbintenis aan om geen landmijnen meer te gebruiken. In datzelfde jaar ging het Polisario Front ook over tot het vernietigen van de nog aanwezige voorraad landmijnen. In tegenstelling tot Polisario kan Marokko, als internationaal erkende staat, het anti-landmijnenverdrag (Conventie van Ottawa) ondertekenen. Maar tot op heden weigert het dat echter te doen. De landmijnen blijven slachtoffers maken.

DeWereldMorgen.be

Zoals veel Sahrawi’s komt Ahmed Salem uit een familie van herders. In 1988 verloor hij een been nadat hij met de wagen in Om Douga op 30 km van de muur, op een Marokkaanse landmijn was gereden.

“Ik wist dat het gevaarlijk was om in de buurt van de muur te komen, maar als herder zoek je plaatsen waar de kuddes kunnen grazen. Wij zijn nomaden, dus herder zijn is meer dan een beroep, het is een manier van leven. Door mijn handicap ben ik alles kwijt. Ik was 31 jaar toen het gebeurde.”

Sindsdien zit ik hier in Dajla te niksen. Voor ik geraakt werd beschikte ik over een kudde van 23 kamelen. Op het moment van mijn ongeval bleven er nog 8 over.”

“De rest ben ik verloren door die verwenste landmijnen. Als mijn zoontje morgen beslist om te vechten, ga ik hem niet tegen houden. Ik ben tegen geweld als oplossing om conflicten op te lossen. Niemand wenst een oorlog, maar dit is geen leven. De festivalgangers komen hier een paar dagen van het vluchtelingenleven proeven. Daarna vergeten ze ons. Ondanks de materiële steun van de buitenlanders, voelen we ons in de steek gelaten.”  

take down
the paywall
steun ons nu!