Kamermeisje in hotel.
Reportage, Nieuws, Europa, Economie, Roemenië, Europese Unie, Jeugdwerkloosheid, Arbeidsmigratie - Floris Cavyn

Roemeense arbeidsmigratie naar België, wat na 2013?

Op 31 december 2013 loopt de overgangsmaatregel voor Roemenië af. Concreet houdt dit in dat Roemenen niet langer een arbeidsvergunning nodig hebben om in België aan de slag te kunnen. De federale overheid verwacht dan ook een enorme toestroom van Roemenen op de Belgische arbeidsmarkt vanaf 2014. Maar waar die schrik vandaan komt en op welk onderzoek die is gebaseerd, weet niemand. Bovendien zijn er verschillende stemmen die de toestroom weerleggen.

vrijdag 27 december 2013 12:55
Spread the love

Toen Roemenië in 2007 lid werd van de EU, werd er in België onmiddellijk een overgangsmaatregel ingevoerd die het de Roemenen moeilijk moest maken een job op de Belgische arbeidsmarkt te veroveren. Intussen zijn we zes jaar verder, zijn de Roemenen toch gekomen (momenteel zijn ze met 33.600 officieel geregistreerden), staan ze op de tweede plaats van gevatte zwartwerkers en stijgt het aantal schijnzelfstandigen. Beide zijn een direct gevolg van die overgangsmaatregel.

Voor sommige Roemenen is een ‘vlucht’ naar het buitenland de enige manier om te overleven, voor anderen een aangename bijverdienste. Maar de gevolgen voor Roemenië zelf zijn niet te onderschatten.

Het land lijdt nog altijd onder corruptie en de enigen die zich enigszins durven te roeren zijn de hoogopgeleide jongeren die het land verlaten. De Roemeense regering is ze liever kwijt dan rijk.

Strakke lakens

Carlotta is 28 jaar en werkt als secretaresse en boekhoudster bij een transport- en toerismebedrijf in Târgu Mure?, in Transylvanië. Samen met haar vriend Dani woont ze in de buitenwijken van de 140.000 inwoners tellende stad.

Het uit beton opgetrokken appartementsblok waar ze een studio betrekken, stamt uit de communistische periode en staat te midden van vergane industrie. Roest overwoekert de gele kranen, magazijnen staan leeg. Het is een zaterdagmiddag eind oktober. De straten zijn verlaten, op wat spelende kinderen na, maar de zon schijnt fel. Wanneer ik aankom, hangt Dani uit het raam een sigaret te roken.

De avond voordien nam Carlotta me mee naar een typische Roemeense bar. Ze vertelt me dat ze de voorbije negen jaar elke zomer een maand naar de Belgische kust afzakte om er te werken in een hotel. Met het geld dat ze daar verdiende, betaalde ze haar studio af.

“Intussen is de studio van mij, al heb ik wel wat hulp gekregen van mijn ouders en broer.” In België verdient Carlotta makkelijk 1.200 euro per maand, in Roemenië amper 500 euro netto, al ligt dit bedrag boven het nationale gemiddelde dat op 350 euro is afgerond.

Haar introductie in België verliep vrij vlot. Op jonge leeftijd leerde ze een groep Belgen kennen die jaarlijks naar Roemenië trok om er de minderbedeelden een duwtje in de rug te geven. Eén van de mannen wees haar op het belang van een goede talenkennis, en nodigde haar uit te komen werken in België.

En dat deed ze. Het eerste jaar kwam ze nog op vakantie, het tweede jaar ging ze aan de slag als babysit en vanaf het derde jaar werkte ze in een hotel. Ze maakt er de bedden op, helpt in het restaurant en bedient de klanten. Het is iets wat ze graag doet. Niet zozeer vanwege het werk, maar wegens de vrienden die ze er maakte en die ze ‘almost family‘ noemt.

Dat het om zwartwerk gaat, hindert haar niet. “Ik heb nog nooit een controle meegemaakt. Het risico bestaat, maar ze hebben nu eenmaal mensen nodig die weten wat de job inhoudt. De jobstudenten die ze aannemen, laten het vaak afweten. Intussen werk ik er al zes jaar en heb ik een hechte band opgebouwd met de eigenaars. Ze willen dat ik voor hen werk, en ik ben blij dat ik de kans krijg om er te werken.”

De woonkamer van de studio is tegelijk ook de slaapkamer, de zetel het bed. Een uitgeklapt tafeltje wordt bijgezet, samen met enkele stoelen. Dani schenkt me een cognac uit, als aperitief. “Now we can drink together.” Hij was er niet bij in de bar de avond voordien. Hij is onzeker over zijn Engels, en heeft geen ervaring met werken in het buitenland.

Hij is trots op zijn Roemeense afkomst en op zijn job als meubelmaker. Toch vergezelde hij Carlotta afgelopen zomer naar België en leerde er de mensen kennen waar zijn vriendin een nauwe band mee onderhoudt. Maar er wonen en werken zou hij nooit willen. Zijn hart ligt in Târgu Mure?, in Roemenië.

Angie (28 jaar), een vriendin van Carlotta, is intussen aangeschoven. Ook zij kwam jaarlijks een maand naar België om er te werken in de horeca. Maar in tegenstelling tot Carlotta, was ze officieel ingeschreven. Was, want het voorbije jaar kon ze niet meer terecht in het hotel waar ze zes jaar aan de slag was.

“Mijn werkgever schreef me in als student, wat ik tot vorig jaar ook was. Dat heeft een financieel voordeel, maar nu ik afgestudeerd ben, willen ze me niet meer aannemen. Ergens begrijp ik dat wel. Ik wil het mijn werkgever ook niet moeilijk maken. We hebben altijd een goed contact gehad.”

Angie deed het vooral voor het geld, geeft ze eerlijk toe. “Bedden opmaken en de afwas doen, is niet echt mijn droomjob. Ik ben afgestudeerd als psychologe en geef intussen les. Maar mijn loon is te laag om een zorgeloos leven te leiden. 300 euro netto per maand is amper voldoende om de huur en de rekeningen te betalen.”

Het minimumloon in Roemenië is vastgesteld op 157,50 euro netto per maand. 32,7 procent van de de ruim 30 procent die een laag loon ontvangt, is jonger dan 30. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat mensen als Carlotta en Angie alsnog bijklussen in het buitenland, in hun geval in België.

Bij een laatste meting in april 2013 door Eurostat ligt de werkloosheid bij jongeren (van minder dan 25) in Roemenië ruim boven de 20 procent, 23,1 procent om precies te zijn. Dit heeft als gevolg dat veel getalenteerde en hoogopgeleide jongeren Roemenië verlaten om elders werk te zoeken.

Angie wil na verloop van tijd wel komen wonen en werken in België, maar liefst in haar eigen branche. “Het probleem is dat Belgen Roemenen niet al te hoog inschatten. Ze krijgen vaak een negatief beeld voorgeschoteld in de media, of beperkte informatie. Bijgevolg is het moeilijk de vooroordelen van die mensen te veranderen, zeker als die continu bevestigd worden.”

De vlucht vooruit

Petru Dandea, vicepresident van de nationale vakbondsfederatie Cartel Alfa, wil me hierover te woord staan in het hoofdkwartier van Cartel Alfa aan de Splaiul Independen?ei in Boekarest. De gang op de tweede verdieping waar zijn kantoor is gelegen, is amper verlicht en mijn schoenen piepen op de linoleumvloeren. Elke deur is bekleed met vals leer waarop een gouden plaatje is bevestigd dat de naam draagt van de persoon die er achter schuilt. Het is opvallend stil. Ik vind het kantoor van Dandea en klop aan. “Da!”

“De jongeren die Roemenië nu verlaten, zijn vaak hoogopgeleiden.” De vicepresident van de vakbond is een fitte man van rond de 50 met een licht grijzende haardos die gedreven praat. Zijn kantoor oogt sober en deelt hij met twee collega’s. Overal ligt papier en dikke werkmappen vullen de kasten.

“Dat net die jongeren Roemenië verlaten, heeft vooral te maken met de situatie op de arbeidsmarkt. Bedrijven zijn meestal op zoek naar mensen met werkervaring. En daarop loopt het vaak fout.” Dandea wijst met zijn rechter duim over zijn schouder en zegt dat iets verder in de straat de belangrijkste campus van de universiteit van Boekarest ligt.

“Veel laatstejaarsstudenten zoeken een masteropleiding in West-Europa of de Verenigde Staten. Terwijl ze die opleiding volgen, solliciteren ze ter plekke voor stage of voor werk. Dat is vaak een betere oplossing dan hier te blijven.”

Maar Dandea ziet het vertrek van de jongeren ook hoofdschuddend aan. “Universiteiten in Roemenië zijn voor het overgrote deel nog steeds openbaar. Sommige opleidingen zijn betalend, maar het merendeel is gratis. Dat wil zeggen dat de Roemeense overheid veel geld investeert in de toekomst van ons land, om dan vast te stellen dat die hoogopgeleiden geen uur in Roemenië zullen werken. Stupid.”

Toch neemt de overheid weinig initiatieven om jongeren hier te houden en Dandea bevestigt dat de gesprekken moeilijk verlopen.

Student in Roemenië

Ik wil nagaan in hoeverre studenten werkelijk van plan zijn hun geboorteland te verlaten en kom in contact met Tudor, een prille twintiger en beginnende student aan de universiteit van Cluj-Napoca. “Momenteel zijn er niet echt veel perspectieven voor pas afgestudeerden. Beeld het je in, je studeert gemiddeld zes jaar, ontvangt daarna misschien een loon van 500 euro netto per maand, terwijl je in het buitenland makkelijk het dubbele krijgt.”

Tudor is dan ook te vinden voor projecten als American Experience en AIESEC, initiatieven die het voor (o.a.) Roemeense studenten makkelijker maken buitenlandse stages te volgen. Maar dit heeft ook een keerzijde.

“Het maakt me triest als ik zie hoeveel dokters, zowel studenten als professionelen, het land verlaten voor een betere toekomst elders.” (In 2009 startten er nog 184 Roemeense artsen in België, fc)

Ook voor Tudor was studeren in het buitenland een optie, maar vanwege omstandigheden ging het uiteindelijk niet door. “Wel heb ik zeker twintig vrienden die nu in het buitenland zitten, verspreid over heel Europa. Er vloeit dus wel degelijk jong talent weg uit Roemenië.”

Na zijn studies wil Tudor graag een buitenlandse stage volgen van zes maanden tot een jaar. Of hij ook in het buitenland zal blijven, is een andere vraag. “Mijn grote droom is om zelf een bedrijf op te richten, in Roemenië. Dat lijkt me de enige manier om hier geld te verdienen.”

Het zijn echter niet alleen jonge mensen die Roemenië verlaten. In de recente geschiedenis zijn er drie belangrijke momenten geweest waarop Roemenen hun geluk elders gingen beproeven: na de Roemeense revolutie in 1989 die een eind maakte aan het 44-jaar durende communistische regime, na de invoering van een uniform visummodel in 2002, en na de toetreding van Roemenië tot de Europese Unie in 2007.

De grootste impact voor België was de toetreding tot de EU. Waar er in 2006 slechts 7.535 officieel geregistreerde Roemenen in België woonden, waren het er in 2008 15.253. Momenteel resideren er 33.600 Roemenen in België. Op een totale Belgische bevolking van 11.183.350 betekent dit 0,3 procent. Het lijkt haast verwaarloosbaar.

Met pensioen

Voor Roemenië zelf heeft het wel een impact. Afgerond zouden er drie miljoen Roemenen verblijven in het buitenland, met een piek in zowel Italië als Spanje, waar het aantal Roemenen respectievelijk flirt met de kaap van één miljoen.

Maar dat betekent ook minder werknemers in Roemenië zelf, en bijgevolg minder mensen die meebetalen aan de pensioenen. Tijdens de communistische periode werkten er vier mensen voor één gepensioneerde. Intussen is het één op één.

Maar de Roemenen in het buitenland sturen ook geld op naar familie en vrienden. In 2007 registreerde de nationale bank van Roemenië ruim zes miljard euro via elektronische betalingen uit het buitenland. Dat is zowat de helft van het totale pensioenbudget in Roemenië.

“Zonder geld ga je dood in Roemenië.” Seli, 65 jaar, is net terug van de tandarts en sloft naar zijn zetel. Zijn trainingspak draagt de naam van een lokale voetbalclub uit België. De tandpijn begon de voorbije nacht. De schuldige is een donkere kies rechts bovenaan. De dokter heeft hem niet getrokken, “enkel bijgevijld”.

De pijn verspreidde zich over zijn hoofd, wat hem een rusteloze nacht bezorgde, maar ook zijn vrouw Simona (62) uit haar slaap hield. Ze wonen samen in Boekarest op tien minuten wandelafstand van het oude centrum. En ze zijn beide gepensioneerd.

Seli krijgt 100 euro per maand, Simona voorlopig niets. “Ik moet nog wachten tot ik 65 word. Maar mijn pensioen zal niet veel hoger liggen dan 20 euro. Terwijl ik dertig jaar heb gewerkt! Van zo’n pensioen kun je niet leven, zelfs niet in Roemenië.”

Simona trekt geregeld naar België om er te werken in een hotel. Soms voor één maand, soms voor drie. Het is zwartwerk. Haar beide kinderen wonen en werken in Italië. Haar oudste dochter al 20 jaar, haar zoon 14.

Ook de jongste dochter vertrok naar Italië, maar kwam na twee maanden om in een verkeersongeval. Haar foto prijkt in elke kamer aan de muur, vaak in het gezelschap van de Lieve Heer.

“Italië is een populaire bestemming voor Roemenen.” Simona vertelt me dat het vrij makkelijk is om te taal te leren, “er zijn veel overeenkomsten met het Roemeens”. “Mijn kinderen werden haast gedwongen om naar het buitenland te trekken. Hier kregen ze niet de kansen die ze wilden op de arbeidsmarkt. In Italië kregen ze die wel.”

Seli en Simona wonen op de gelijkvloerse verdieping van hun eigen huis. In de middelste kamer van de drie die ze ter beschikking hebben, hangt een groot televisietoestel dat continu opstaat. De eerste verdieping van het huis verhuren ze aan een jong koppel. Toch springt Simona heel voorzichtig om met haar geld.

Wanneer Seli besliste om komaf te maken met zijn tandpijn en aankondigde dat hij naar de dokter ging, gaf Simona hem 100 lei (zo’n 25 euro) die ze verstopt had tussen de pagina’s van een reclamefolder. “We krijgen de laatste tijd meer en meer te maken met dieven. Onlangs was er een over de muur van de tuin gekropen. Ik zag zijn schim door het gordijn. Hij wilde onze fietsen pikken.”

Lokale kracht

Petru Dandea houdt vol. Onder de vlag van Cartel Alfa wil hij de dialoog blijven aangaan met de Roemeense regering om de uitstroom van jong talent tegen te gaan. “We willen het een halt toeroepen en jongeren overtuigen hier te blijven.”

De initiatieven vanuit de regering zijn beperkt. Ze maakt weinig tot geen middelen vrij voor coöperaties of bedrijven die bereid zijn jonge mensen aan te nemen. “Want hierin ligt de kern van het probleem. Als niemand je een job aanbiedt, kun je geen ervaring opdoen. Dus we moeten de bedrijven zo ver krijgen dat ze willen investeren in jong bloed.”

“Als de nationale overheid niets onderneemt, doe ik het zelf wel”, moet Alin Nica gedacht hebben. Nica is de burgemeester van Dude?tii Noi, een dorpje met amper 2.500 inwoners, gelegen op 15 kilometer van Timi?oara. Toen hij op 23-jarige leeftijd burgemeester werd, kwam hij recht van de schoolbanken en zag het dorpje er stoffig en verlaten uit.

Maar hij beloofde verandering en kon de bewoners van Dude?tii Noi daar ook van overtuigen. Nica werd op dat moment de jongste burgemeester ooit in Roemenië. Een titel die hem vervult met trots.

Alin Nica is een netjes gekapte man, draagt dure kledij en een groot horloge. Zijn kantoor is klein, maar stijlvol. Goudomrand hangt de Maagd aan de muur tegenover de deur, belicht van onderuit. Het is het eerste wat opvalt als je de ruimte betreedt.

Zijn massief bureau moet indruk maken op de bezoeker. De muurkasten bestaan uit hetzelfde zware, donkere hout en staan vol boeken. Voor het bureau staan twee comfortabele zeteltjes met daartussen een houten tafeltje dat er duur uitziet. Wanneer zijn secretaresse ons wat te drinken brengt, plaatst hij zijn eigen glas water op het bureau. Als de jongedame mijn kop thee op het tafeltje wil zetten, slaagt hij er net op tijd in het schoteltje er tussen te schuiven.

De jonge burgemeester slaagde erin jonge mensen naar het dorp te lokken met goedkope bouwgrond en investeerde in lokale KMO’s.

“Ik wilde niet dat Dudestii Noi een dorp werd waar mensen enkel ‘s avonds, na het werk, naartoe komen om te overnachten. Dit is geen slaapzaal. De mensen die hier komen wonen, moeten hier ook kunnen werken.”  Nica slaagde in zijn opzet. De bevolking groeide en met de komst van de jonge mensen begon het dorp opnieuw te leven.

De zonnebril van Nica bedekt bijna de helft van zijn gezicht en nog knijpt hij zijn ogen tot spleten wanneer we het fraai gerenoveerde gemeentehuis verlaten om één van zijn verwezenlijkingen te gaan bekijken.

Ik vraag hem zijn gordel om te doen. Nica zegt dat hij de politie kent en dat die ons niets kan maken. Ik wijs hem op het irritante geluid dat ons waarschuwt als de passagier zijn gordel niet om heeft, waarop hij die alsnog vastklikt.

We rijden in mijn gehuurde wagen over een geasfalteerde weg die stopt aan de nieuwe wijk waar vooral onafgewerkte huizen staan. Onderweg groet de burgemeester alle dorpsbewoners en wanneer ik na onze ontmoeting Dude?tii Noi zal verlaten, krijg ik overal voorrang, ook op de voetgangers.

“De meeste mensen die hier nu aan de slag zijn, hebben voordien in het buitenland gewerkt. Vaak in de bouwsector. Nu bouwen ze hier hun eigen huizen.” Het valt me op dat de huizen vrij groot zijn en misschien iets te ambitieus. “Toen we de bouwgrond te koop aanboden, kwam er veel respons. Maar met de komst van de financiële crisis, willen de banken de jongeren geen geld meer lenen. Vandaar dat er nog veel percelen braak bij liggen.”

Het bestuur van Dude?tii Noi kocht de bouwgrond van boeren, maar voor de sanering deden ze een beroep op Europese fondsen. Er zit dus Europees geld in de rioleringen. “Toch komt er vanuit Europa niet veel geld voor dit soort projecten. Het is nochtans een mooi initiatief en behelst visie op lange termijn. Maar je kunt nooit voor iedereen goed doen.”

“Dat is nu eenmaal politiek”, zeg ik hem. Hij knikt en kijkt door het venster van de wagen naar de onbebouwde percelen grond.

Om de betrokken personen te beschermen, hebben sommige een andere naam gekregen.

Deze reportage kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek

take down
the paywall
steun ons nu!