Rijstrook (1)

Rijstrook (1)

Fundamentele factor in het functioneren van elke samenleving is de regeling van macht. Wij, mensen, investeren daarom nogal wat energie in het behouden of versterken van onze status, onze machtspositie. Aan symbolen die aangeven waar wij ons situeren op de maatschappelijke ladder.

maandag 15 december 2014 15:13
Spread the love

Laten wij hét typische symbool even onder de loep nemen: de auto. Meer nog dan de woning (my home is my castle) want met de auto kan je het overal tonen. Dat is dan ook de reden waarom men tot in de kleinste hoekjes asfalt en beton heeft gegoten. 

En waar kunnen wij dit monument van aanzien beter bestuderen dan op de plaats waar het object massaal aanwezig is: de autostrade (2). De overdonderende aanwezigheid maakt van onze observatie immers kinderspel. Onze studie rendeert best op het moment dat het verschijnsel de vorm van een orgie heeft aangenomen: de spitsuren. Stilstaand of stapvoets floreren onze objecten naar hun economische bestemmingen. Alle tijd dus voor een rustige, wetenschappelijke analyse. 

De observatie doen wij best per band, per rijstrook. Want het is duidelijk: zoals het kastensysteem in het Verre Oosten leven ook wij in schuifjes, in rijstroken dus.

Op de eerste rijstrook verschijnt alleen de laagste kaste. Of beter gezegd: de op één na laagste kaste. De laagste kaste is namelijk niet te vinden op de autostrade. Zij bevinden zich elders: in een vorig leven, in de crèche of op school, thuis, in het zieken- of bejaardenhuis. Zo niet is men met het openbaar vervoer naar het werk. 

De voornaamste bekommernis van al deze verworpenen der aarde is dan ook in de kortste keren (terug) op één van de rijstroken terecht te komen. Men is er momenteel, ongelukkiglijk genoeg en noodgedwongen, afwezig om uiteenlopende redenen.

Reden één: men is nooit op één van de rijstroken geweest. Men heeft namelijk geen auto. Dan is men kasteloos. Gandhi noemde deze bevolkingsgroep ‘de Kinderen van God’. Voilà, paria dus.

Reden twee: men heeft wel een auto, doch men heeft zijn plaats nog niet ingenomen op één der rijstroken. Oorzaak: men durft niet omwille van de drukte en snelheid, de steeds toenemende agressiviteit of de opeengehoopte vervuiling. Dit plaatst dergelijk individu natuurlijk in een zeer zwakke positie. Voor hen één raad: neem medicijnen, doe bodybuilding of tai-chi, of blijf van de autostrade af. Ga gerust rijden in de Zwalmstreek, het Meetjesland of op de Pieter Brueghelroute, maar blijf in godsnaam van de autostrade af. 

Reden drie: men hoort eigenlijk thuis op één der rijstroken, maar is er op een of andere wijze (hopelijk tijdelijk) verwijderd. De twee voornaamste oorzaken voor deze verwijdering zijn statistisch gedetecteerd.

A) De bestuurder heeft het te bont gemaakt. Ofwel dacht hij dat de autostrade een autocircuit was, ofwel bevond hij zich in liederlijke toestand, of hij meende dat de verkeersregels niet aan hem besteed waren. Ofwel was hij tegen tweehonderd per uur, poepzat, aan het spookrijden. 

B) De verwijdering is het gevolg van een ongeval. Als dit ongeval gepaard gaat met een schielijk overlijden is de verwijdering jammer genoeg niet tijdelijk, doch permanent (één der voornaamste oorzaken om dus zo lang mogelijk te willen blijven leven).

De kans op een schielijk overlijden hangt af van de rijstrook waarop men zich normaal bevindt. Twee elementen spelen hier een, zij het paradoxale, rol (let op, hier een ietwat hobbelige denkstrook voor beginners wat later, met de studie der rijstroken, meer duidelijk wordt).

Element één: de grootte van de auto. Hier merken wij een stijgende risicofactor van rijstrook drie naar rijstrook één. Element twee: de grootte van de snelheid. De toename van het risico verloopt hier net omgekeerd, van rijstrook één naar rijstrook drie dus. Wat ons brengt tot het gekende axioma van de Industrieel Ingenieur (en Professor Emeritus) Luis Ferrar : “wat men wint aan macht, verliest men aan gezond verstand”.

Maar laat ons terugkeren naar de eerste rijstrook. Men treft daar de mensen aan die gedoogd worden op de autostrade. Eigenlijk heeft men er die stakkers liever niet, maar men kan ze nu eenmaal in een democratie moeilijk de toegang verbieden. De snelheid waarmee de gebruikers zich daar voortbewegen is echter angstwekkend laag. Rampen zijn bijgevolg niet van de lucht als zij zich op het tweede rijvak durven te begeven.

Op deze strook vind je de kloosterlingen, de wagens met verwaarloosbare cilinderinhoud, de minibusjes van de Grote Gezinnen (te herkennen aan de groene stikker) of creatievelingen, de overjaarse Ford/Peugeot met overvloedige, zwarte uitlaatdampen. 

Auto’s die op de eerste rijstrook te vinden zijn worden ook getooid met een overdadig aantal zelfklevers, met daarop een aantal drogredenen waarom men zich niet op een andere rijstrook bevindt. Waarom plakt men zulke spullen op zijn statussymbool? Drie verklaringen: om de roestplekken weg te werken, om zijn frustraties te kanaliseren, of vanuit de dringende behoefte de Grote Boodschap mee te delen. Eigenlijk is nummer drie vooral bedoeld als eufemisme voor de twee vorige.

Aan de hand van deze plakkers kan men ook de autobezitters van de eerste rijstrook makkelijk onderbrengen in hun categorieën. Vooreerst zijn er de alternatievelingen. Het ganse zooitje wereldverbeteraars, groene jongens (die hun geweten zo soepel hebben gekregen dat een auto te verantwoorden was), gevoelige zielen (met hun autoradio permanent afgestemd op Klara), de kaderleden van jeugdbewegingen en de aanhangers van godsdienstige groeperingen (Jesus is my friend). Categorie één kijkt met minachting, afkeer en afgrijzen, of medelijden naar de andere autostradegebruikers.

Categorie twee: de angstigen. Steevast heeft hun sticker een verwijzing naar de grote snelheid van de anderen, die voor hen een permanent gevaar zijn. De autostrade is immers vol van snelheidsmaniakken, dronken duivels, onverantwoorde misdadigers of voetbalsupporters. De hele vloot vrijwilligers van het Rode Kruis maakt deel uit van deze categorie. 

En ten slotte is er de (ruimschoots grootste) categorie van de afgunstigen. Je herkent ze aan de sticker: ‘de mijne is betaald‘ of ‘gekrompen in de carwash‘ of ‘mijn volgende is een Porsche‘. Men probeert achter een ferme lach de grote vernedering te verdoezelen. Deze categorie wil immers zo vlug mogelijk van de blamage van de eerste rijstrook af. Hun grootste genoegen is dan ook om ‘s nachts op de E40 van Brussel naar Oostende te rijden, en dat op de derde rijstrook (waardoor ook daar alweer filegevaar dreigt).

Bij categorie drie vind je ook vaak de zogenaamde gendercombinatie (zeg niet te gauw, ‘t is weer een vrouw). Deze groep gaat immers gebukt onder een dubbel lijden, en dat is niet eerlijk !

Vind je op de eerste rijstrook nog andere gebruikers dan deze kwetsbare subjecten? Neen. Tenzij uitzonderlijk een auto met gele nummerplaat (rijdend van of naar het ruime sop). De bestuurder heeft het rechts rijden in zoverre onder de knie dat hij, het angstzweet permanent op het voorhoofd, zich met uitpuilende ogen op een andere planeet denkt te bewegen. Eenmaal terug op de boot wist hij zich het zweet van zijn gezicht, herademt en murmelt: “The whole world has gone crazy“.

Even uitzonderlijk op de eerste rijstrook is de verschijning van een Mercedes. Als deze niet behoort tot de overjaarse uitlaatdampers (zie hoger), wordt hij bestuurd door de overjaarse bedrijfsleider. Naast seniliteit hebben zij de eigenschap geen enkele status meer te hoeven bewijzen. Ze vergenoegen zich ermee er te zijn (da sein). Een gedachte waarmee hun opvolgers zich ten volle kunnen mee verzoenen, als ze maar van de fabriek weg blijven.

Een zeer belangrijke categorie gebruikers van de eerste rijstrook zijn natuurlijk de vrachtwagens met wereldwijde nummerplaten. Wij beschouwen deze groep echter als hors catégorie. Zij horen eigenlijk niet thuis bij de andere eerste-strook-gebruikers. Althans de vrachtwagens en hun lading niet. De chauffeurs echter wel, want dat zijn hardwerkende sloebers, tuk op avond- en kerstverlichting of/en verstoken van elk normaal liefdesleven (de frivole Tirolermeisjes met uitgebreide achterbumper of slogans als ‘de mijne is achttien meter lang‘). 

Vrachtwagens zijn immers de symbolen van onze welvaart. De mieren van onze industrie. Normaal zouden er aparte autostrades moeten zijn voor deze heilige koeien. Enkel omwille van plaats- en geldproblemen is dit vooralsnog niet gerealiseerd. Het gevolg is dat dergelijke mastodonten steeds meer het terrein veroveren. Veel hoeven zij niet te vrezen want zij zijn de rijdende engelbewaarders van onze voorspoed.

Laatst bemerkte ik drie vrachtwagens (twee met Nederlandse nummerplaat) die over de hele breedte van de autostrade een snelheidsrit afwerkten. Toen een maniakaal aangelegd zwaantje hen langs de pechstrook voorbij stak en gebaarde te stoppen (door rijdend met zijn hoofd op zijn nummerplaat te gaan staan, een internationaal erkend signaal) deden de drie chauffeurs, mooi tegelijk, ook een internationaal gebaar: linkerhand krachtig laten neer komen op de rechter bovenarm, hierbij de rechter middenvinger tonend. Het zwaantje is mistroostig weggereden en later in verfromfraaide toestand teruggevonden in een of ander bedenkelijk baancafé.

Over naar de tweede rijstrook, de centrumstrook. Deze rijstrook, de strook van de middelmaat, is permanent overbevolkt, overvol met chauffeurs met als voornaamste kenmerk hun ontevredenheid. Men is niet meer dat, maar men is nog niet je dat. De bevolking ervan kijken neer op het gepeupel rechts van hen (zeker als die nog in hun neus zitten te peuteren) als schamele troost voor de stille overtuiging dat zij er eigenlijk links nog niet bij mogen.

Deze ontevredenheid gaat over in een lichte vorm van buitenissige woede als op het tweede rijvak de ‘nietsvermoedende tante’ verschijnt. Dat type verplaatst zich meestal in een Golf VW, rijdt maximum tachtig kilometer per uur en vertoeft permanent op de tweede rijstrook.

De redenen zijn duidelijk: zij is ervan overtuigd dat de stereo-installatie op de rijvak het beste rendement haalt; er is daar een zee van ruimte links zowel als rechts met florissant uitzicht; men moet nooit uitwijken omdat men gegarandeerd de traagste is (flink rechtdoor rijden dus, wat uitsluit dat achteruitkijkspiegels, versnellingen, remmen of ontkoppelingspedaal moeten gehanteerd worden); en als gevolg van het vorige kan men ongestoord eindeloos voort keuvelen over het recept van de appeltaart of de laatste evolutie in het familie- of buurtleven.

Ten slotte nog nuttig voor onmiddellijke herkenning: richtingaanwijzers is niet de sterkste kant van de nietsvermoedende tante, en dus bemerkt de bekwame observant vanop een paar honderd meter reeds deze centrumstrookgebruiker aan het gele linker achterlampje dat permanent en volkomen doelloos functioneert.

Als nu het verenigd blok van de tweede rijstrook, moegetergd, met obscene gebaren, claxongebrul, aan- en uitklikken van de lichten duidelijk wil maken dat zij als de bliksem naar rechts moet, glimlacht tante stil en minzaam, en gaat onverstoorbaar verder over haar appeltaart. Zij vergeeft u gaarne uw ongepaste woede, want het leven is voor niemand gemakkelijk.

Op de tweede rijstrook is het dus een overrompeling door al die middle-class-wagens die zo weinig mogelijk voorzien zijn van onnodige stickers, want die van de derde rijstrook hebben er geen. Alleen een spaarzaam citroenprotest tegen de hoge belastingen (hiermee hopen zij die van de derde te plezieren) of een bewijs van aanwezigheid in Eurodisney kan worden getolereerd. 

Soms echter is de auto van de tweede rijstrook om den brode verplicht reclame te maken voor zijn werkgever. Je herkent er ook de ganse colonne van firmawagens. Die van het derde rijvak kijken goedkeurend naar het kenmerk ‘leasingwagen’ vanuit de stille overtuiging dat het brandmerk onmiskenbaar is aangebracht. 

Wat het verschil tussen twee en drie zo mogelijk nog duidelijker maakt zijn de klevers van VTM of Radio 2. Eigenlijk horen deze helemaal niet thuis op voertuigen van de tweede rijstrook. Het is oprecht jammer dat men zo weinig deze elementaire regels in acht neemt. Een volkse uitspraak drukt dit weinig adequaat functioneren op een kernachtige, zij het wat oneerbiedige wijze uit: “Men schijt hoger dan zijn gat staat”.

Laten wij het ten slotte hier ook even hebben over de bromvliegen van de autostrade, omdat zij zich meestal tussen rijstrook twee en drie bevinden. Wie gaat er schuil achter dat gehelmd hoofd? We staan er in deze studie niet bij stil en verwijzen naar een studie van twee Zweedse motorologen (De Heren H. Davidsson en M.B. Williamson) die hierover baanbrekend werk hebben geleverd. De sector is overigens nog steeds aan een steile opmars bezig.

Ten slotte het derde rijvak. Dé derde rijstrook, le moment suprême, het neusje van de zalm. Het kenmerk van dit vak is exclusiviteit, zelfs van het blauwgrijze maatjasje, keurig hangend aan het haakje linksachter). De strook geeft een riant uitzicht op de bomen en het groen aan de linkerkant. BMW, Audi en Mercedes Benz ruisen er zacht voorbij. 

Je ziet er de zilverkleurige Volvo’s met de P nummerplaten en de onderuit gezakte minister op de achterbank, in slaap gevallen bij de opengeslagen krant, met het leeslampje nog aan. Ook Herman de Croo zie je nog steeds op de derde strook. Hij maalt permanent 150, als protest, destijds, tegen het afschieten van zijn wetsvoorstel om in België ook 130 te mogen rijden. Als hij beboet wordt roept hij steevast zijn parlementaire onschendbaarheid in.

Op het exclusieve rijvak schuift ook de rode sportauto voorbij. In de bolide zit de zestigjarige, grijzende chauffeur met het leuke, blauwgroene, geparfumeerde halsdoekje, het marineblauw sportvestje en de witte klak (een raadsel hoe die op zijn kop blijft staan met dat open dak). De lichte kledij is hem meermaals aangeraden door de jonge, haren wuivende gezellin naast hem. Zij geniet en bidt ingetogen voor een voortijdig overlijden, echter niet als gevolg van een verkeersongeval. Het stel rijdt bij voorkeur met een open dak, zich alzo verzekerend van dezelfde weersomstandigheden als het werk van een bouwvakker bij onguur weer en windkracht zeven. Het is steeds weer de blonde gezellin die haar sterk verlangen naar deze wijze van rijden uitdrukt.

Het kenmerk van de derde rijstrook is onopvallendheid. Geen zelfklevers, geen uitlatingen van woede, geen zenuwachtigheid. Men vliedt voort met de zekerheid er alreeds te zijn. Het is de stille bescheidenheid die ontstaat vanuit het besef dat iedereen het wel in de gaten heeft. Meer hoeft niet.

Zij zijn de ware heersers van de weg. En de ultieme reden waarom snelweg lang niet zo mooi klinkt als autostrade.

(1) In deze drukke actieweek terug een beschouwende bijdrage. Vrij lijvig zelfs, en bestemd voor consumptie op rustige winteravonden (er is toch niks op de kijkbuis).

(2) Bemerk het opzettelijk gebruik van het mooie, statige Vlaamsche ‘autostrade’ en niet een flauw afkooksel zoals (auto)snelweg.

take down
the paywall
steun ons nu!