Een intern vluchtelingenkamp in de buurt van de stad Siitwe in Myanmar (Thomas Johnson)
Wereld, Economie, Samenleving, Politiek -

Repressie van de Rohingya in Myanmar is meer dan religieuze en etnische kwestie

In Myanmar is religie niet de enige factor in de aan de gang zijnde verdrijving van het volk der Rohingya. Ook gevestigde politieke en economische belangen spelen een belangrijke rol, stellen onderzoekers Guiseppe Forino, Jason von Meding en Thomas Johnson van de Universiteit van Newcastle.

vrijdag 15 september 2017 10:05
Spread the love

In augustus en september 2017 escaleerde het geweld tegen de Rohingya-bevolking in Rakhine, de armste federale deelstaat van Myanmar. Mensen die uit hun woning zijn verdreven vluchtten te voet en per boot naar buurland Bangladesh. Religieuze en etnische verschillen worden in de analyse en berichtgeving weergegeven als de belangrijkste oorzaak van de vervolging. Myanmar telt 135 officieel erkende etnische bevolkingsgroepen. De Rohingya werden in 1982 van deze lijst erkende volkeren verwijderd.

Bij de analyse van het geweld concentreren de westerse media zich meestal op de rol van het leger en van de facto-leider Aung San Suu Kyi. Bij haar status als winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede in 1991 worden nu vraagtekens gezet sinds de bewijzen van recente wreedheden tegen de Rohingya zich opstapelen. Ze weigert nog steeds het systematische geweld tegen de Rohingya te veroordelen.

Het is volgens onderzoekers Guiseppe Forino, Jason von Meding en Thomas Johnson van de Universiteit van Newcastle echter noodzakelijk verder te kijken dan religiuze en etnische oorzaken voor het geweld, en ook andere belangrijke oorzaken te erkennen. Ook gevestigde politieke en economische belangen dragen immers bij aan de gedwongen volksverhuizing in Myanmar. Dan gaat het bovendien niet alleen om de Rohingya, maar ook om andere minderheden zoals de Kachin, de Shan, de Karen Chin en de Mon.

Landroof en inbeslagname van landbouwgronden komt veel voor in Myanmar. Het is geen nieuw fenomeen. Sinds de jaren 1990 confisqueerden de militaire junta’s land van kleine boeren in het hele land, zonder compensatie, waarbij etniciteit of religieuze status geen rol speelde.

Het land werd vaak gebruikt voor zogenaamde “ontwikkelingsprojecten”, wat concreet onder meer betekende de uitbreiding van militaire basissen, grondstoffenwinning, grote landbouwprojecten, infrastructuur en toerisme. In de staat Kachin confisqueerde het leger bijvoorbeeld meer dan 200 hectare grond voor een goudmijn.



Een Rohingya voor zijn hut in een vluchtelingenkamp (Guiseppe Forino)

Deze zogenaamde ‘ontwikkeling’ leidde zo tot de uitdrijving van duizenden mensen uit hun huizen en dorpen, die daarna in het land zelf in kampen bleven of de grens overtrokken naar buurlanden Bangladesh, India en Thailand. Sommigen waagden zelfs een gevaarlijke tocht over zee naar Indonesië, Maleisië of Australië.

In 2011 ging Myanmar door een belangrijke politieke hervorming die de grenzen opende voor buitenlandse investeerders. Kort daarna, in 2012, escaleerden de gewelddadige aanvallen op de Rohingya in deelstaat Rakhine, en in mindere mate die tegen de islamitische Karen.




Ondertussen nam de Myanmarese regering meerdere controversiële wetten aan op het gebied van landbeheer en de verdeling van landbouwgrond. Het land oogstte hiermee veel kritiek, omdat het de mogelijkheden van grote bedrijven om te profiteren van landroof versterkte. Agribusiness-multinationals zoals Posco Daewoo werden gul verwelkomd door de nieuwe regering.

Myanmar grenst aan twee grote landen – India en China – die al lange tijd een oogje hebben op de grondstoffen van Myanmar. Sinds de jaren 1990 exploiteren Chinese bedrijven reeds hout, rivierwater en mineralen uit de deelstaat Shan in het noorden. Dit leidde toen tot gewapende conflicten tussen het militaire regime en gewapende verzetsgroepen, waaronder de Onafhankelijkheidsorganisatie van Kachin (KIO) en haar etnische bondgenoten in het oosten van de deelstaat Kachin en het noorden van de deelstaat Shan.

In de deelstaat Rakhine zijn Chinese en Indiase economische belangen onderdeel van een omvangrijkere relatie tussen China en India. Deze belangen draaien vooral om de aanleg van infrastructuur en pijpleidingen in de regio. Dergelijke projecten zouden inkomsten opleveren uit doorvoervergoedingen voor olie en gas.




Een van de vele projecten is een transnationale pijpleiding gebouwd door de China National Petroleum Company (CNPC), die Sittwe, de hoofdstad van Rakhine, verbindt met Kunming in China. Deze pijpleiding is sinds 2013 operationeel. Ook andere manieren om olie en gas uit het gasveld Shwe in Myanmar te transporteren naar de stad Guangzhou in China zijn goed gedocumenteerd.

Een geplande parallelle pijpleiding moet olie vanuit het Midden-Oosten transporteren van de haven van de stad Kyaukphyu aan de Indische Oceaan naar China. Een commissie van de overheid van Myanmar oordeelt echter dat deze pijpleiding risico’s met zich meebrengt voor de plaatselijke bevolking. Plaatselijk ontstaan aanzienlijke spanningen als gevolg van landroof, onvoldoende compensatie, schade aan het milieu en de instroom van buitenlandse arbeiders, waardoor nieuwe kansen op werk voor de plaatselijke bevolking beperkt blijven.

De diepzeehaven van Siitwe werd gefinancierd en aangelegd door India, als onderdeel van het Kaladan Multi-modal Transit Transport Project. De bedoeling is de noordoostelijke staat Mizoram in India te verbinden met de Indische Oceaan. De kustgebieden in de deelstaat Rakhine zijn dus duidelijk van strategisch belang voor zowel India als China. De regering van Myanmar heeft er daarom belang bij om land beschikbaar te stellen voor toekomstige projecten en de snelle economische groei een nog steviger impuls te geven.

Kwetsbare minderheden

In Myanmar zijn groepen die ten prooi vallen aan deze landroof vaak extreem kwetsbaar. De behandeling van de Rohingya in Rakhine is het duidelijkste voorbeeld van een bredere trend die leidt tot vervolging en verdrijving van minderheden. De Rohingya kunnen hun huizen nog minder beschermen, aangezien hen in 1982 collectief het staatsburgerschap van Myanmar was ontnomen.

Sinds de late jaren 1970 reeds ontvluchtten ongeveer een miljoen Rohingya Myanmar. Tragisch genoeg worden ze gemarginaliseerd in de landen waar ze toekomen. Geen enkel land wil verantwoordelijkheid nemen voor de Rohingya. Ze worden gedwongen of aangemoedigd continu nieuwe grenzen over te steken. De technieken die hierbij gebruikt worden, hebben de Rohingya in een kwetsbare positie gebracht.

De tragedie van de Rohingya is deel van een groter plaatje waarin onderdrukking en verdrijving van meerdere minderheden in Myanmar en in omringende landen plaatsgrijpen. De relevantie en complexiteit van de religieuze en etnische context in Myanmar kan uiteraard niet ontkend worden. Men mag volgens de onderzoekers van de Universiteit van Newcastle echter de politieke en economische context van de vervolging en verdrijving niet negeren.

Religion is not the only reason Rohingyas are being forced out of Myanmar

take down
the paywall
steun ons nu!