De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Bron: Shutterstock

Recht op opleiding: mag het iets méér zijn?

zondag 20 september 2020 11:41
Spread the love

Levenslang leren, wie is er niet voor gewonnen? Opleiding lijkt soms een wondermiddel dat aan veel sociale problemen een einde kan maken. Het verkleint de maatschappelijke ongelijkheid en heeft voordelen voor werkgevers en werknemers. Toch scoren we onder het Europees gemiddelde. Veel mensen zijn wel van plan om een opleiding te volgen, maar tussen droom en daad staan diverse obstakels. Pas als we die aanpakken, kan levenslang leren een succesverhaal worden.

Met de sociale verkiezingen in het vooruitzicht en de torenhoge werkloosheid door de coronacrisis is een pleidooi voor opleiding wel op zijn plaats. Het is immers maar de vraag of velen die nu hun baan verliezen in de post-coronatijd weer aan de slag kunnen. Velen zullen iets anders moeten zoeken en opleiding kan daarbij helpen. Bovendien is online leren een nuttige manier om deze coronatijd heelhuids door te komen, maar ook in de post-coronatijd zouden we meer werk van opleiding moeten maken.

Opleiding, werk en gezondheid

Om te beginnen verkleint opleiding de ongelijkheid tussen wie wel en niet werkt, want het is de beste garantie op een baan. Er is ook een verband met gezondheid: hooggeschoolden zijn gezonder, lager geschoolden hebben meer ongezonde levensjaren en kosten de gezondheidszorg meer. Uit een studie van de UCL en de VUB blijkt dat opleiding, werk, inkomen en levensverwachting sterk samenhangen. Welke opleiding we kregen, welke job we hebben en hoe rijk we zijn, bepalen hoe oud we worden. Wie er warmpjes bijzit, zou 10 tot 14 jaar ouder kunnen worden! Verder blijken hoger opgeleiden ook nog langer te werken, waardoor de reële pensioenleeftijd omhoog gaat.

Je zou verwachten dat een regering die meent te moeten besparen in de sociale zekerheid (de uitgaven voor werkloosheid, gezondheidszorg en pensioen) van opleiding een prioriteit maakt en erin investeert. Trouwens, ook een regering met meer oog voor ons welzijn zou dit doen.

In het vorige federale regeerakkoord stond de belofte om tot ‘een effectieve en afdwingbare verhoging van de opleidingsinspanning te komen’. De Wet Peeters gaf hieraan een concrete invulling en bepaalt voor de toekomst (?) 5 individuele opleidingsdagen per werknemer per jaar. Wat komt er van terecht? Wanneer breekt die toekomst aan? Het valt te hopen dat het nieuwe regeerakkoord minder belooft en meer waarmaakt.

Voordelig voor werknemers én werkgevers

Opleiding en vorming zijn voordelig voor werknemers én werkgevers. Werknemers kunnen zich bijscholen en blijven bij de tijd. Zij lopen minder risico om te worden ontslagen en vergroten hun kans op beter (betaald) werk. Werkgevers krijgen productievere en competentere werknemers. Opleiding zorgt voor meer motivatie, een lager personeelsverloop en een grotere betrokkenheid.

Technologische ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op en opleiding kan iedereen voorbereiden op de uitdagingen van de toekomst. Studies van het Wereld Economisch Forum en de OESO verwachten dat er in Europa door de digitalisering miljoenen banen zullen verdwijnen, met name laaggeschoolde, administratieve jobs. Er zullen vooral banen bijkomen in hooggeschoolde sectoren als de informatica en de professionele dienstverlening. We mogen dus een verschuiving van laag- naar hooggeschoold werk verwachten.

Opleiding is één van de antwoorden in het debat over ‘werkbaar werk’. Hoe blijven werknemers langer aan het werk? Hoe houden werkgevers hen langer aan de slag? Het is onwaarschijnlijk dat je levenslang hetzelfde werk zult blijven doen, dat zouden velen ook niet willen. Een langere loopbaan is alleen vol te houden als je je door opleiding af en toe kunt heroriënteren. Maar werknemers hebben hiertoe nu niet veel mogelijkheden.

Ver onder de Europese norm

De Europese Unie formuleerde een plan (PACT 2020) om van Europa de meest competitieve kenniseconomie ter wereld te maken. Zo zou 3% van het BNP aan onderzoek en ontwikkeling besteed moeten worden en zou 15% van de bevolking permanente vorming moeten volgen.

Hoe is het nu in de praktijk met levenslang leren? Voorlopig is een bijkomende inspanning wel op zijn plaats. Bij ons volgde zo’n 7% van de bevolking (25-64 jaar) de afgelopen jaren een opleiding. Daarmee scoren we onder het EU-gemiddelde van 10% en ver onder het EU-streefdoel van 15%. Bovendien loopt het percentage terug: we komen van circa 10% in 2004.

Werk maken van opleiding

Het kan en moet veel beter. Onze buurlanden Frankrijk, Luxemburg en Nederland overtreffen de 15%-doelstelling van PACT 2020, in de Scandinavische landen bedraagt het opleidingspercentage zo’n 25% en in Zwitserland zelfs meer dan 30%. De Zwitsers maken dan ook volop reclame voor opleiding en loopbaanverandering. Op de trolleybussen in de steden zie je slogans als: ‘je bent ober, word kapper’ of ‘al eens aan boomverzorger gedacht?’

Zwitserland is bovendien kampioen duaal leren, een combinatie van werk en opleiding. Slechts 5% van de jongeren verlaat het onderwijs zonder diploma. Bovendien sluit een keuze voor duaal leren niet uit dat je verder studeert. Zo gaat in Zwitserland de helft van de jongeren aan de slag in hun stagebedrijf, een kwart stroomt door naar een arbeidsmarktgerichte bacheloropleiding aan een hogeschool. Duaal leren trekt vooral goede leerlingen aan, zo’n 80% van de jonge Zwitsers geeft aan dat duaal leren hun eerste keuze is.

Mattheuseffect

Naarmate het opleidingsniveau stijgt, kiezen meer mensen voor nascholing. Bij universitairen heeft 80% plannen om permanente vorming te volgen, bij de lager geschoolden daalt dit aanzienlijk. Er is ook een verband met leeftijd. Van de 25-34-jarigen overweegt zo’n 75% een opleiding te volgen en dit percentage daalt bij de hogere leeftijdscategorieën. Er is dus sprake van het Mattheuseffect: wie opleiding het minst nodig heeft, wil er het meest gebruik van maken.

Toch staat de Vlaming veel positiever tegenover opleiding dan uit deze cijfers naar voren komt. Uit een studie van de Vlaamse overheid blijkt dat drie kwart van de onderzochte werknemers denkt dat je zonder permanente vorming niet meer mee kan in onze snel veranderende maatschappij. Zo’n 80% vindt dat iedereen de kans zou moeten krijgen om zijn loopbaan een tijdje te onderbreken om opleiding te volgen met behoud van loon en rechten.

Werknemers: geen tijd, werkgevers: geen geld

Er is dus best animo voor opleiding en vorming, maar hoe kunnen we de vrij lage deelname aan levenslang leren verklaren? Werknemers zeggen vaak dat werk, opleiding en privéleven moeilijk te combineren zijn. De werk- en prestatiedruk is hoog en wie het al moeilijk heeft om een evenwicht te vinden tussen werken en leven, zal niet meteen aan bijkomende opleiding denken. Werknemers verzuchten dat het werk gewoon blijft liggen als zij een opleiding volgen. Ze verkiezen directe, materiële voordelen boven opleiding, dat pas op langere termijn voordeel heeft.

De werkgevers bepleiten in de media onvermoeibaar het belang van opleiding en vorming als essentieel voor innovatie en competitiviteit. Maar in de praktijk vinden ze net het omgekeerde. Opleiding mag niets kosten en dus moet de individuele werknemer zelf maar zorgen voor z’n employability, het is zijn eigen verantwoordelijkheid zijn kennis op peil te houden en aan het werk te blijven. Alsof ondernemingen geen sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben en geen baat hebben bij goed opgeleide werknemers!

Werkgevers zien kostbare werkuren aan opleiding verloren gaan en zijn niet bereid om in iedereen te investeren: meestal komen alleen de high potentials in aanmerking. Maar in feite gaan juist veel opleidingsdagen verloren doordat de werkgevers ze invullen met pseudo-opleidingen (zoals training on the job of productkennis) of met opleidingen die wettelijk verplicht zijn (zoals EHBO of brandveiligheid).

Werkgevers schermen met kostenplaatjes, terwijl de constante reorganisaties enorme kosten met zich meebrengen aan opzeg- en verbrekingsvergoedingen, tijdrovende aanwervingsprocedures en ‘crazy consultancy’. Werkgevers zouden opleiding moeten zien als een langetermijninvestering: zonder opleiding evolueren medewerkers niet en kan een bedrijf niet overleven. Al deze problemen spelen ook in de andere Europese landen en als het daar kan, waarom dan niet in België?

Te weinig opleidingsdagen

Misschien is de vrij lage deelname aan levenslang leren te verklaren door het strikte en beperkte kader waarin opleiding plaatsvindt: er zijn te weinig mogelijkheden. In België worden afspraken over opleiding gesloten tussen de sociale partners in paritaire comités. De afspraken worden vastgelegd in cao’s die per sector verschillen. Alles zit zo muurvast dat eindeloze onderhandelingen alleen tot marginale verbeteringen op termijn kunnen leiden.

Het grootste paritair comité is PC 200 dat de 440.000 medewerkers van zo’n 55.000 bedrijven uit de dienstensector (groothandel, media, transport & logistiek, uitzendkantoren enz.) groepeert. Werkgevers betalen 0,23 procent van hun loonmassa aan een sociaal fonds, dat de opleidingen van CEVORA financiert. CEVORA is de sectorale opleidingsinstelling en biedt zo’n 900 gratis opleidingen aan. Jaarlijks volgen ruim 44.000 werknemers een opleiding. Ze hebben een individueel recht op minimaal 4 dagen opleidingsverlof tijdens de werktijd (plus 1 dag daarbuiten), gedurende de twee jaar dat de cao loopt. In het beste geval kan iedere werknemer in de dienstensector dus maar 2 dagen per jaar opleiding volgen. Veel te weinig om veel te leren, laat staan om je loopbaan een andere wending te geven.

In andere sectoren, zoals de industrie of de distributie, is het aantal opleidingsdagen nog lager of zelfs nul, ligt de bijdrage van de werkgevers aan een sociaal fonds veel lager en is er minder geld voor opleiding beschikbaar. De sector waarin je werkt, bepaalt daardoor je opleidingskansen en leidt tot ongelijkheid tussen werknemers.

Levenslang en levensbreed leren

De combinatie werk-opleiding-privéleven wordt verder gestimuleerd door het systeem van het betaald educatief verlof (in Brussel en Wallonië) of het Vlaams opleidingsverlof (in Vlaanderen). Werknemers krijgen extra verlofdagen om opleiding te volgen. Ze zijn beschermd tegen ontslag en behouden (tot een bepaald plafond) hun inkomen. Jaarlijks maken ruim 50.000 mensen gebruik van hun recht op educatief verlof.

Naast levenslang leren, is er levensbreed leren: opleidingen kunnen nuttig voor je werk zijn, maar ook voor zelfontplooiing. De opleidingen die je in Vlaanderen kunt volgen, moeten echter arbeidsmarkt gericht zijn. Zo kun je alleen nog talenopleidingen Nederlands, Frans, Duits en Engels volgen en dat is spijtig want taalopleidingen zijn populair en bevorderen het contact met andere culturen.

Het idee dat alleen telt wat economisch nut heeft is zo oud als de mensheid. Maar mensen willen zich ook via opleidingen kunnen verbreden en ontplooien en dat is een waarde op zichzelf. Bovendien weten we niet zo precies welke opleidingen nuttig zijn en welke niet. De economie verandert en wat nu nuttig is, is dat straks niet meer. Mensen willen ook wel eens iets anders doen en dat kan heel goed op termijn economisch nut hebben. Waarom zouden cursussen voor boomverzorger, voetbaltrainer, badstofwever of marsepeinbewerker geen meerwaarde hebben?

Waar een wil is, is een weg

De overheid en de sociale partners moeten ervoor zorgen dat opleiding een plaats krijgt in ieders loopbaan. Ondanks alle praatjes dat de werknemer zijn loopbaan zelf in handen moet nemen, krijgt hij hiertoe maar weinig kans. Het initiatief om opleiding te volgen moet meer bij de werknemer komen te liggen. Opleidingsverlof is een recht, net als andere vormen van verlof. Zoals ik het initiatief kan nemen om op een bepaald moment met vakantie te gaan, zo zou ik dit ook voor opleiding moeten kunnen.

Maak van opleiding een individueel recht met ten minste vijf betaalde opleidingsdagen per jaar in de diverse sectoren, mét de mogelijkheid om aanvullend educatief verlof te nemen. Maak de opleidingskansen tussen de sectoren gelijk. Beperk levenslang leren niet tot ‘nuttige’, arbeidsmarktgerichte opleidingen, ga uit van levensbreed leren. Alleen dan kan levenslang leren het wondermiddel zijn waarvan we zoveel voordelen voor onze samenleving mogen verwachten en kan er van een kenniseconomie iets terechtkomen.

 

Naschrift

Het is verheugend om vast te stellen dat het nieuwe federaal regeerakkoord van 30 september (zie p. 30) voor elke werknemer gemiddeld 5  opleidingsdagen per jaar voorziet. Voor het einde van de legislatuur zou dit een individueel recht worden. Levenslang leren krijgt de vorm van een individuele opleidingsrekening.

 

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!