De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Image by Michal Jarmoluk from Pixabay
Rik Pinxten

Recensiedialoog op links: bespreking van Het parlement en de velen (Lesage) en Dansen op een ziedende vulkaan (Willaert)

Dieter Lesage en Dominique Willaert brachten elk een boek uit over verrechtsing en het antwoord van links. Rik Pinxten las beide, en vergelijkt.

maandag 27 juni 2022 11:15
Spread the love

 

Waarom wil ik twee recente boeken in dialoog met elkaar bespreken? Beide zijn een uitdrukking van een onrust en reflectie over de voorthollende verrechtsing en de manifeste onmacht van links om hierop een wervend weerwoord te bieden. Dat is natuurlijk op zich waardevol. In dezelfde lijn verschijnen momenteel nog enkele analyses en soms ook suggesties voor een toekomstige maatschappij: Eric Corijn publiceerde twee werken, zelfs (ooit) sociaal-democraat Marc Elchardus vertrekt van inzichten op de mislukkingen vandaag om weliswaar verder op te schuiven naar een conservatief tot bij wijlen rechts project. Ikzelf meen dat zelfkritische reflectie over de eurocentrische en natuur-exploiterende basishouding die ook het humanistisch en modernistisch project de voorbije 500 jaar kenmerkte onderdeel moet zijn van een ernstig alternatief. Een evidente vraag wordt dan: kunnen die analyses en voorstellen voor de toekomst (die beide auteurs formuleren, geheel onafhankelijk van elkaar) op een of andere manier een verschil maken? Zijn het ook wervende voorstellen? In deze recensie is dat mijn voornaamste bezorgdheid en daarom probeer ik beide auteurs minstens een beetje met elkaar te laten converseren.

Academicus vs activist

Een eerste eerlijke opmerking moet zijn dat dit niet eenvoudig zal zijn: de invalshoek van Lesage is die van een academicus, die ver van alle empirie of concrete sociale strijd blijft en zich vooral als een beroepsfilosoof van de teksten laat zien. Willaert, daarentegen, is een man van de actie, die twintig jaar een nogal activistisch theaterinitiatief leidde in een zeer volkse gemengde buurt van Gent en zich nu essayistisch aan een boek waagt over de toekomst van links (zeg ik). Wanneer je beide boeken na elkaar leest blijkt dat er weinig raakpunten zijn: de eerste maakt uitgebreide tekstanalyses van Antiek Griekse wijsgeren, meestal door de blijkbaar bevooroordeelde blik van Martin Heidegger, een ooit invloedrijke maar verre van heldere filosoof met Nazi-sympathieën die de Griekse wortels van ons denken herinterpreteerde en daarmee in Frankrijk vandaag bij zichzelf links-noemende filosofen (en in de Angelsaksische wereld idem) nog steeds een kleine aanhang weet te verzekeren. Ook de andere ‘belangrijke’ teksten uit de Europese geschiedenis passeren onderweg en worden gelezen en becommentarieerd alsof de ‘juiste’ interpretatie ervan (de lezing door Lesage, vermoed ik) voor de toekomst van de mensheid essentieel zal zijn. Opgepast: dat betekent letterlijk dat heel grondige en degelijke analyses van de oude teksten en hun spoorvorming doorheen onze Moderne tijden vele bladzijden lang in een spiegelpaleis van prachtige, maar vaak hermetische zinnen worden geschreven die filosofisch op zich staan. Lesages hoop lijkt echter dat daaruit de hele wereld zal moeten leren voor de toekomst, en dat betwijfel ik zeer. Willaert daarentegen gaat volstrekt à la carte enkele teksten selecteren die hij wezenlijk lijkt te noemen om ‘de mens’ te verstaan om vanuit die ‘waarheden’ de zeer uitwaaierende kritieken, afwijkingen van waarheids- en oprechtheidsuitspraken (met name in de schijnwereld van sociale media, in complotdenken, in pogingen tot staatsgreep à la Trump…) en mistgordijnen van machtige informatiebezitters van vandaag (Google, Facebook en co) te plaatsen. En daaruit dan in een laatste hoofdstuk een oproep te doen voor een alternatieve aanpak op links. Beide auteurs willen dus de politieke discours van vandaag begrijpen, en daarin ook de manifeste onmacht van ‘links’.

Immens contrast

Als lezer was de lectuur van beide boeken een interessant experiment. Bij Lesage heb ik geleerd hoe de op het oog ‘revolutionaire’ uitspraken en geschriften van Rancière, soms ook Badiou, of Angemben en het ‘Comité invisible’ kunnen gezien worden als een zogenaamde ‘radicaal linkse versie’ van Heideggers voor mij nogal bizarre retro-filosofie (ik neem alle kritiek op mij, wees gerust). Lesage toont voor mij overtuigend waarom die anarchistische lezing een soort zichzelf wurgende knoop moest worden. Ik vraag me alleen af of we daarvoor inderdaad 50 pagina’s Heideggeranalyse en 30 pagina’s Hegelstudie moeten doormaken. Waarom is dit geen vorm van gevangen zijn in tekstualiteit, om de kritiek van Said van ca 1972 te hernemen, waarin de Europese christelijk geschoolde mens gevangen zit? Geraken we daar ooit uit door nog zo’n analyse toe te voegen? Gezien ons soortelijk gewicht als Europa (vooralsnog) in de wereld heeft dat een belang, maar gezien de feitelijke veranderingen van onze invloed in de tastbare, empirische wereld mag de vraag gesteld worden of dat belang nog wel zo groot is dat het nagenoeg het hele boek domineert, en dat diverse andere inbreng (uit China, India, Afrika, Latijns-Amerika) geheel buiten beschouwing gelaten wordt, in een boek dat expliciet bedoeld is om een ‘radicale democratie’ aan te zetten? Is dit niet al te zeer trouw blijven aan de eurocentrische canongedachte? En hoe verantwoord je dat vandaag, op links?

De vraag is niet futiel, want de auteur tracht duidelijk te krijgen wat de Velen zoal kunnen betekenen in deze en de komende wereldorde. Wanneer dan ‘de Anderen’ volledig ontbreken, ondanks de interessante ontwikkelingen die daar nu al te merken zijn, dan word ik daardoor gefrustreerd. Het werk is ‘hoogstaand’ in de traditionele betekenis van erudiet, doorwrocht, enz. maar het blijft uitsluitend en alleen in de westerse academische kleine tuin en dat is een gemis. Ik denk dat het veel radicaler kan, en vermoed dat het ook moet, tenzij we ver van de realiteit in een tekstueel spel willen ten onder gaan. Ik mis bijvoorbeeld praktische voorbeelden uit een wervelende realiteit die zich onder onze ogen (ook in onze steden) ontwikkelt, naast ook de belangwekkende invalshoeken van kritische economen zoals Piketty, milieu- en klimaatdenkers en politiek alerte sociale wetenschappers zoals David Graeber.

Bij Willaert, die eigenlijk vanuit eenzelfde of alleszins parallelle bezorgdheid vertrekt zie ik eerder de omgekeerde problemen: als man van de actie selecteert hij, naargelang hij die nodig heeft, voor een aankleding van zijn intuïtief begrijpen van de realiteit, die studies of auteurs die kunnen dienen. Zo begint hij met Freuds boek over het onbehagen van de cultuur (1930) en stelt dat daarin aangetoond wordt hoe de mens in elkaar steekt: we hebben tegenstrijdige instincten, die bij toenemende niet-bevrediging tot woede leiden. Willaert stelt dat dit zo is, en niet dat dit misschien een interessante hypothese zou zijn. Dan worden diverse reële en vaak onthutsende gebeurtenissen vermeld gaande van de bestorming van het Capitool, over de snelle brainwashing van de gehele maatschappij door marktdenken (meritocratie) en de inzet van ICT-spelers in dit proces. Op het einde van een rollercoaster van gebeurtenissen, uitspraken en soms slechts zijdelings gedocumenteerde stellingen over de maatschappelijke evoluties waarin we allemaal meegezogen worden, belandt hij (ook) bij het vermelden van enkele alternatieve ontwikkelingen: vanaf Occupy, over Extinction Rebellion tot de wat uitgebreider besproken omslag binnen de democratische partij in de VS (met de groep rond Bernie Sanders) en de parallelle Momentumbeweging in de UK onder Corbyn. De uitleg over beide laatste is verfrissend, want dit komt in de analyses op links onvoldoende aan bod, vind ik (helemaal niet bij Lesage, die in zekere zin volledig ‘Continentaal Europees’ gefocust blijft). Toch verdient dit veel meer en diepere analyse dan de vermelding in een paar bladzijden. Het contrast tussen zijn nogal willekeurige aanpak qua bronvermelding en de academische tekstanalyses van Lesage is immens. Hoe brengen de relevante en best onderbouwde stukken van beide samen in één synthetisch verhaal, dat onderbouwd is en tegelijk aantrekkelijk? Een negatief punt dat beide auteurs gemeen hebben: ook in Willaerts versie van een zicht op de toekomst wordt het eurocentrisme niet verlaten, al was het maar om de enorme ontwikkelingen elders in de wereld meer in het licht te zetten. Noch wordt het crisisniveau van de ecocologische en klimaatontwikkelingen, samen met de nieuwe structurele ongelijkheden in de wereld (dat is ook Piketty!) niet echt beseft, want dit ontbreekt volledig in het beperkte toekomstkader dat wordt aangezet.

Gemeenschappelijke taal

Dialoog. Kritiek is lastig, zeker als auteurs het goed bedoelen. Maar kritiek moet eerlijk en dus hard zijn: dat is ook deel van de radicaliteit waartoe beide auteurs trouwens oproepen. Ik ben het op dat punt volledig met hen eens. Ik stel voor: we moeten een voldoende gedeelde taal vinden of er komt helemaal niets terecht van welk alternatief ook op het gedeeld verwerpen van de ondemocratische globalizering. Daartoe zal het nodig zijn dat de academicus deels afstapt van zijn jargon, en dat de activist wat omzichtiger leert omgaan met begrippenkaders en ‘theorieën’. En, in mijn opvatting tenminste, zal het absoluut noodzakelijk zijn dat iedereen op links zich bevraagt over dat blinde en vooral exclusieve geloof in het economische, dat sinds Marx ook op links zo hardnekkig is. Natuurlijk zijn er zinnige aspecten aan economie als discipline, maar met Piketty denk ik dat het steeds ‘politieke economie’ is, en geen ‘zuivere’ wetenschap. Dus discussie over wat menselijk, moreel, rechtvaardig, duurzaam is, wat de mens-natuur en mens-mens relatie is, komt eerst, en economie kan dan bruikbaar zijn om de keuzen wat systematischer waar te maken (en het is niet voldoende om even ‘intersectionaliteit’ te laten vallen, zoals Willaert tenminste nog doet) . En die visies op mens en waarden en dergelijke moeten, zeker door links of progressief ingestelde mensen in de wereld van vandaag gemaakt worden op inclusieve manier, niet vanuit de universeel gewaande begrippen of ethische principes van de westerling: we moeten daartoe eerst bescheiden leren luisteren naar de ‘Ander’, want die leeft en blijft zelfs bezig vandaag, naast onze geschiedenis. En ten slotte zou dat ook allemaal best gebeuren in een meer holistisch perspectief, waar de natuur geen bron van grijpbare grondstoffen is maar een geheel van wezens, stoffen en processen waarin de mens evenzeer slechts een onderdeel is. Voor mij is dat progressief of links denken. Van daaruit zou de eigen ideeêngeschiedenis kunnen herlezen worden (zoals Lesage werkt) of zouden de huidige ontwikkelingen in politiek-economische processen kunnen geanalyseerd worden (parallel aan Willaerts analyse). Als we erin zouden slagen om dan met elkaar te praten over wat een politiek goede of verdedigbare keuze voor de toekomst kan zijn, dan is een wervend en verbindend links project mijns inziens mogelijk. Misschien kan het grondwerk van de medestanders van Sanders en Corbyn, zoals dat van de commons overal een goede vertrekbasis vormen.
Zo lees ik dus de pennevruchten van beide auteurs. Ik heb van beiden ook wat geleerd, maar bepleit toch ook dat een gemeenschappelijke taal en een gedeelde tafel wordt gevonden, anders zal frustratie enkel ons deel blijven.

Dansen op een ziedende vulkaan, een onderzoek naar de woede en het onbehagen in onze cultuur van Dominique Willaert en Het parlement en de velen, pleidooi voor radicale democratie van Dieter Lesage verschenen beide bij EPO, 2022

 

Image by Michal Jarmoluk from Pixabay

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!