Nieuws, Afrika, Economie, Oorlogseconomie, Privébewakingsfirma G4S, Veiligheidsbedrijven, Onrust Noord- en West-Afrika -

Rampkapitalisme in de Maghreb: oorlog, vluchtelingen en winstbejag in West-Afrika

Het grootste veiligheidsbedrijf ter wereld, het Britse G4S, zal spectaculaire winstcijfers kunnen voorleggen, met dank aan de crisissen in Mali, Libië en Algerije. Het onvermogen van G4S om te voldoen aan de voorwaarden van een overheidscontract tijdens de Olympische Spelen mag dan wel een smet op haar blazoen hebben geworpen, de toenemende onrust in Noord- en West-Afrika zal er allicht voor zorgen dat G4S snel het verloren vertrouwen zal herwinnen.

vrijdag 8 februari 2013 14:50
Spread the love

De gijzelingscrisis op 16 januari in het Algerijnse gasbedrijf Ain Amenas, waarbij 38 gijzelaars om het leven kwamen, luidde de terugkeer in van Al Qaeda, niet als extremisten op de vlucht, maar als goed getrainde strijders met het vermogen om diep in vijandig gebied toe te slaan en aanzienlijke schade te veroorzaken.

Voor G4S en andere veiligheidsfirma’s vertaalt dit zich in een stijgende vraag naar hun diensten. “De Britse groep wordt geconfronteerd met groeiende vraag naar haar diensten, gaande van elektronische bewaking tot de bescherming van reizigers”, zo vertelde de regionaal verantwoordelijke van het bedrijf in Afrika aan Reuters. “In heel Afrika is de vraag groot,” zo stelde Andy Baker. “De aard van onze activiteiten doet in risicovolle gebieden de behoefte aan onze dienstverlening toenemen.”

Is het dodelijke treffen met Al Qaeda in Algerije veelbelovend, dan is het Afrikaanse land met de grootste opkomende markt voor veiligheidsbedrijven, Libië, het paradijs voor veiligheidsfirma’s. Na de omverwerping van het Libische regime door de NAVO en de brutale moord op Khadaffi in Sirte op 20 oktober 2011, zagen talrijke milities het licht, sommige ervan voorzien van zware wapens, afkomstig uit het Westen.

Aanvankelijk werden de verontrustende scènes van gewapende milities, die op elke hoek checkpoints oprichtten, afgedaan als onvermijdelijke uitlopers van de revolutie. Naarmate meer westerlingen echter het slachtoffer werden, kwam ‘veiligheid’ in Libië hoog op de agenda.

Van de vele veiligheidsbedrijven die actief zijn in Libië, zijn sommigen er al aanwezig van voor de omverwerping van de voormalige Libische regering. Kleine bedrijfjes, zoals de Britse Blue Mountain Group, waren totaal onbekend voor de oorlog. Dit bedrijfje was verantwoordelijk voor de bescherming van de Amerikaanse diplomatieke missie in Benghazi, die op 11 september van vorig jaar werd opgeblazen, met de dood van vier Amerikanen tot gevolg, waaronder de ambassadeur J. Christopher Stevens. Later werd duidelijk dat de aanval op de ambassade goed voorbereid en gecoördineerd was.

Het blijft een raadsel waarom het ministerie van Buitenlandse Zaken ervoor opteerde het kleine Blue Mountain in te huren, eerder dan een groter veiligheidsbedrijf, zoals dit gebruikelijk is bij westerse ambassades en grote bedrijven, die nu met elkaar wedijveren om het land, dat ze vernield hebben, terug op te bouwen.

Het lucratieve karakter van vernieling, heropbouw en bescherming is duidelijk bij elke oorlog of conflict waarin een westerse interventie een beslissende rol speelde. Private veiligheidsbedrijven zijn de tussenpersonen die vermijden dat lokale bemoeiallen het naoorlogse ‘diplomatieke’ proces of de activiteiten van grote ondernemingen komen verstoren.

Als een land uiteindelijk ineenstort onder de druk van ‘bunker busters‘ en andere geavanceerde wapens, duiken meteen veiligheidsbedrijven op om de rust te garanderen terwijl westerse diplomaten onderhandelingen opstarten met de opkomende lokale elites over de verdeling van de regionale rijkdommen.

In Libië zijn het diegenen die de meest destructieve wapens hebben geleverd, die ook de omvangrijkste contracten hebben binnengehaald. Terwijl het vernielde land wordt leeggeroofd, is het uiteraard de lokale bevolking die het zwaarst te lijden heeft onder de aanwezigheid van ruwe, gewapende buitenlanders die in naam van de veiligheid hun buurt bezetten.

De nieuwe Libische regering heeft wel expliciet gewapende aannemersbedrijven als Blackwater geweigerd, uit angst voor provocaties vergelijkbaar met deze in Bagdad en Afghanistan. In Libië moet een kader gecreëerd worden dat de handel zo vlot mogelijk laat verlopen. En dat proces mag niet verstoord worden door lokale protesten tegen de aanwezigheid van schietgrage buitenlanders. Maar gezien de verslechterende veiligheidssituatie in Libië, ten gevolge van de systematische vernietiging van de centrale overheid en het militaire apparaat, blijft een oplossing voor het veiligheidsprobleem een prioriteit.

Private veiligheidsfirma’s zijn in wezen huurlingen die, met hun dienstverlening, westerse regeringen de politieke kost van grote aantallen slachtoffers besparen. Hoewel ze vaak in westerse steden gevestigd zijn, komt het merendeel van hun werknemers uit de zogenaamde derdewereldlanden. Dit is voor alle betrokkenen een win-winsituatie: als Aziatische, Afrikaanse of Arabische werknemers in dienst gewond raken of omkomen, blijft de nieuwswaarde beperkt, met geringe politieke gevolgen of officiële onderzoeken.

Mali, een West-Afrikaans land onderhevig aan diverse crisissen – militaire staatsgreep, burgeroorlog, hongersnood en een grootscheepse door Frankrijk aangestuurde oorlog –  is hoogstwaarschijnlijk het volgende slachtoffer van het dodelijke trio: westerse regeringen, grote ondernemingen en natuurlijk veiligheidsbedrijven.

Mali is zelfs het perfecte terrein voor dergelijke opportunisten, die er niet voor zullen terugdeinzen om het gigantische economisch potentieel en de strategische ligging van het land uit te buiten. De West-Afrikaanse landen bevinden zich al jaren in de politieke en militaire westerse invloedssfeer.

De gebeurtenissen in 2012 leverden een modelsituatie op die uiteindelijk en voorspelbaar leidde tot de westerse interventie van 11 januari, toen Frankrijk een militaire operatie lanceerde, onder het mom van de verdrijving van gewapende moslimextremisten. De militaire operaties zullen “zo lang duren als nodig is”, verklaarde de Franse president François Hollande, hiermee de logica van de Bush-regering volgend toen deze zijn ‘oorlog tegen het terrorisme’ lanceerde.

De situatie in Mali mag er dan al uitzien als de ideale situatie voor westerse interventie, ze is tegelijk complex en onvoorspelbaar. De huidige crisis kan niet eenvoudig ontrafeld worden. Alle pijlen wijzen echter in de richting van grote voorraden wapens die, na de NAVO-oorlog, vanuit Libië Mali zijn binnengekomen. Daarop ontstond een nieuw machtsevenwicht, met groter gewicht voor de sinds lang onderdrukte Toeareg.

Het land werd ook overspoeld door strijders van uiteenlopende islamitische groeperingen, gehard door een verblijf in de woestijn. Twee omwentelingen ontvouwden zich ongeveer tegelijkertijd, in het Noorden en het Zuiden van het land. De Nationale Beweging voor de Bevrijding van Azawad van de Toeareg riep de onafhankelijkheid uit in het Noorden, snel bijgetreden door Ansar Dine, Al Qaeda van de islamitische Maghreb en de Beweging voor Eenheid en Jihad in West-Afrika. In het Zuiden werd president Amadou Toumani Touré van het bewind gestoten door Amadou Hay Sanogo, een door de Amerikanen opgeleide legerkapitein.

De gebeurtenissen in Mali volgden elkaar zodanig snel op dat een confrontatie tussen het Noorden en het Zuiden onvermijdelijk leek. Frankrijk aarzelde niet om de militaire kaart te spelen in zijn voormalige kolonie en trachtte onvermoeibaar de West-Afrikaanse landen mee in het oorlogsbad te trekken. De interventie moest als een zuiver Afrikaans initiatief gezien worden, enkel logistiek en politiek gesteund door de westerse weldoeners.

Op 21 december keurde de VN Veiligheidsraad inderdaad het sturen van een Afrikaanse troepenmacht (3.000 soldaten) goed van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) om jacht te maken op strijders in de onmetelijke Malinese woestijn.

Deze oorlog was gepland voor september 2013 om Frankrijk de mogelijkheid te geven een westers eenheidsfront te vormen en een Malinese troepenmacht op te leiden. Naar verluidt zou de inname van de stad Konna door de militairen de Fransen er echter toe aangezet hebben om sneller in te grijpen in Mali, en zonder toestemming van de VN.

De oorlog, die in naam van de mensenrechten en de territoriale integriteit van Mali werd opgestart, heeft al tot groot protest geleid bij grote mensenrechtenorganisaties met meldingen van misdaden gepleegd door buitenlandse troepen en hun Malinese militaire partners. De tot heden vlotte Franse overwinning doet de andere westerse machten likkebaarden bij de idee toegang te krijgen tot Mali, dat allicht niet snel over een sterke centrale overheid zal beschikken.

Op 25 januari stonden de pagina’s over Mali van het Afrikaanse Persagentschap bol van de berichten over het westerse enthousiasme om, in solidariteit met Frankrijk, mee te werken aan de heropbouw. De voorbeelden gingen van Italië dat een vliegtuig ter beschikking stelt om troepen te helpen transporteren naar Mali tot de Duitse belofte om de interventie in Mali te steunen.

Elke oproep tot politieke dialoog, gezien de etnische conflicten het land waarschijnlijk voor jaren in chaos zullen storten, valt in dovemansoren. Ondertussen biedt Groot-Brittannië, volgens het Afrikaanse Persagentschap, het opstellen van een politieke ‘roadmap’ aan voor Mali, om de ‘politieke toekomst van het West-Afrikaanse land’ veilig te stellen.

Terwijl Frankrijk, de Verenigde Staten en de EU de toekomst van Mali bepalen via militair ingrijpen en politieke ‘roadmaps’ is het land zelf zodanig verzwakt en politiek verminkt dat het daar zelf niks tegenover kan plaatsen. Voor G4S en andere veiligheidsfirma’s staat Mali nu bovenaan de lijst van opkomende veiligheidsmarkten in Afrika. Nigeria en Kenia vervolledigen de top en elders ontwikkelen zich ook opportuniteiten.

Van Libië tot Mali tekent zich een duidelijk patroon af, verbonden aan lucratieve contracten en gigantische opportuniteiten. Als private veiligheidsbedrijven spreken over een opkomende markt in Afrika, kan men er met vrij grote zekerheid van uitgaan dat het land eens te meer ten prooi valt van groeiende militaire ambities en oneerlijke handel.

Terwijl G4S zijn imago aan het oppoetsen is, zullen honderdduizenden Afrikaanse vluchtelingen (in Mali alleen al 800.000) hun eindeloze reis naar onbekend terrein en genadeloze woestijnen verderzetten. Hun veiligheid is van geen tel. Veiligheidsbedrijven bekommeren zich immers niet om haveloze vluchtelingen.

Ramzy Baroud is auteur en redacteur van PalestineChronicle.com. Zijn werk is gepubliceerd in talloze kranten en tijdschriften over de hele wereld. Hij is o.a. de auteur van “The second Palestinian Intifada: A Chronicle of a People’s Struggle”. Zijn meest recente boek is “My Father was a Freedom Fighter: Gaza’s Untold Story (Pluto Press, London).

(Vertaald uit het Engels door Ann Dejaeghere)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!