Protestmanifest ‘Graai. Roofbaronnen van Vlaanderen’
Opinie -

Protestmanifest ‘Graai. Roofbaronnen van Vlaanderen’

(Bespaar)minister van Cultuur Gatz (Open VLD) verwijst kunstenaars en artistieke organisaties door naar de markt: zoek ‘aanvullende middelen’ bij mecenassen! Dat dit neerkomt op een ideologisch offensief, bewijst de nieuwe tentoonstelling ‘Oer. De wortels van Vlaanderen’ van de ondernemer Fernand Huts in het Caermersklooster in Gent. Om dat aan te kaarten, organiseert ACOD Cultuur samen met de experimentele kunstruimte Croxhapox een ‘aanvullende tentoonstelling’ een straat verder: in de acht ramen hangt onderstaand protestpamflet.

vrijdag 10 maart 2017 11:18
Spread the love



Naar een foto van Henk van Cauwenbergh

Vorig voorjaar kwam Huts met een eerste gecontesteerde tentoonstelling in Gent: Voor God en Geld. Actievoerders hebben toen het cultuurcentrum Caermersklooster als publieke ruimte symbolisch ten grave gedragen.

Dat ludiek protest klaagde aan dat Huts zich een plaats in de vitrine van een publiek cultuurhuis mocht kopen om zichzelf in de kijker te zetten en terloops een liberale propagandacampagne te voeren: niet alleen misbruikte deze havenbaron de (kunst)geschiedenis om ons een misleidend verhaal over het ‘Vlaamse kapitalisme’ op de mouw te spelden, het opgeklopte evenement diende ook als hefboom voor een cultuurpolitiek die private belangen bevoorrecht op conto van een democratisch subsidiebeleid.

Dit protestmanifest Graai. Roofbaronnen van Vlaanderen plaatst een aantal kanttekeningen bij de vergulde zelfverheerlijkingshows van Huts. In de vensters van Croxhapox, op de nieuwe locatie Zilverhof 34, krijgt de passant gratis een onderschrift uitgestald bij het lot dat het Caermersklooster en bijgevolg Gent overvalt.

Op kap van de kunstenaars

De Provincie Oost-Vlaanderen leverde de infrastructuur en het personeel van het cultuurcentrum Caermersklooster voor de expo Voor God en Geld, ze stond in voor de promotie en de ontvangsten en gaf daarbovenop een subsidie van 225.000 euro.

Vergelijk: de experimentele kunstruimte Croxhapox vernam diezelfde periode na jarenlang baanbrekend werk dat ze 0,0 euro subsidies kreeg. Ze maakte een jaarwerking met een subsidie van 100.000 euro.

En met dat budget deden ze ongelooflijk veel: zo’n 60 projecten per jaar, met 90 kunstenaars. Elke kunstenaar die er over de vloer komt, wordt intensief begeleid. Veel knappe kunstenaars van vandaag hebben daar hun eerste stappen gezet.

Dat moet plaatsmaken voor een evenement waarmee Fernand Huts zichzelf met veel kabaal als merk in de markt wil zetten van onze aandachtseconomie. Met anoniem schenken word je natuurlijk geen vedette op televisie.[1] Of zoals de zakenman Giorgio Armani het zei op de jaarlijkse bijeenkomst van de elites in Davos: ‘misschien wel het belangrijkste aan filantropie is dat commercie niet langer een negatieve connotatie heeft.’

Verloren panelen

Zonnepaneelkoning Huts ving veel media toen hij vorig jaar een tekening van Pieter Paul Rubens op een veiling kocht. Menig Vlaams beleidspoliticus verklaarde toen enthousiast dat dit meesterwerk zo toch in ‘onze’ handen bleef. Hoezo?

Huts legt 670.000 euro neer, plus 147.402 euro commissie, en zo verdwijnt een stukje erfgoed in de private collectie van deze kunstentrepreneur. Zeshonderdduizend euro, dat is net wat meer dan de helft van het bedrag dat Katoen Natie, de firma van Huts, maandelijks int aan zonnepaneelsubsidie. In totaal 13 miljoen euro per jaar, dat zijn 20 Pieter Paul Rubensen per jaar die Huts van de belastingbetaler krijgt.

De kunstwerken die Huts in zijn expo’s toont, zijn dus eigenlijk onze verloren panelen.[2] ‘Ik vind dat kunst en economie moeten samenwerken’ noemt Huts dat, in koor met onze bestuurders. Of nog: ‘veel kunnen we leren uit de natuur en toepassen in het bedrijf, survival of the fittest, eten en gegeten worden.’

Als havenbaas Huts dan toch iets voor onze samenleving wil doen, waarom dan niet gewoon beginnen met eerlijk zijn belastingen te betalen? En geen handel te drijven die tot de uitbuiting, de verminking of de dood van mensen leidt? Waarom geen eerlijke lonen betalen en werk menswaardig maken? Geen politici onder druk zetten in het belang van de eigen korte-termijn belangen en de wetgeving respecteren die het algemeen belang dient?

Of op te houden met het creëren van graaimonopolies en andere marktmanipulaties zodat andere ondernemers die wel voor een fair play zijn zich ook nog kunnen ontwikkelen? Bovendien, als Huts de vrije markt dan toch zo graag als een Messias omarmt, waarom dan ijveren voor een overheid die de grootste graaiers systematisch bevoordeelt?

Opium voor het volk

Het gaat natuurlijk niet alleen om subsidies voor zonnepanelen. Huts werd rijk dankzij de zware arbeid van vele werkende mensen die daarvoor sociale dumping in return kregen. Een getuigenis daarvan staat te lezen in het boek Dokter in Overall (EPO): Dokter Karel Van Bever ging undercover als arbeider aan de slag bij de Katoen Natie.

Hij hield een dagboek bij van de mistoestanden, de uitbuiting en het totale gebrek aan respect van dit bedrijf voor de eigen arbeiders. Huts kan dankzij het nodige politieke lobbywerk ook genieten van heel wat fiscale cadeaus en andere steunmaatregelen.

Zijn expo’s dienen om die bevoorrechtte positie wit te wassen en te promoten.[3] Dat bleek uit de vele interviews die Huts vorig jaar gaf en uit de begeleidende tentoonstellingsteksten. ‘Hopelijk volgt de Vlaamse regering het voorbeeld van Oost-Vlaanderen‘, verklaarde Huts in De Zevende Dag.

Wat hij beoogt, is de doorbraak van de filantropie-business: publieke subsidies moeten plaats maken voor publieke steun aan beleggers als Huts die naar eigen zeggen veel beter kunst en cultuur aan de man kunnen brengen. Werkelijk?

Ook de nieuwe tentoonstelling Oer. De wortels van Vlaanderen belooft weer een staaltje schuinmarcheren: de tentoongestelde werken dateren uit een periode van 1880 tot 1930. Ze zouden volgens de aankondiging etaleren hoe kunstenaars ‘een steeds sneller veranderende wereld’ ontvluchten en zo hun Vlaamse ‘roots’ herontdekken.

Afgaande op de opzet lijkt de tentoonstelling vooral een oefening in wegkijken: spreken in termen van een ‘snel veranderende wereld’ verhult heel veel zaken waar kapitalist Huts liever over zwijgt. De betreffende kunstenaars probeerden immers de schrijnende ongelijkheid en miserie van het negentiende eeuwse kapitalisme te ontlopen, alsook het geweld van de Eerste Wereldoorlog die in eerste instantie een Groote klassenoorlog was: adel en industriële burgerij deden het in hun broek voor de volksmassa’s en het spook van de revolutie.

Om de omverwerping van hun heersende orde te vermijden, kozen de concurrerende grootmachten voor oorlog als bliksemafleider met het oog op méér territoriale uitbreiding, het verwerven van afzetmarkten en goedkope arbeidskracht. De oorlogszucht van de elites ontplofte echter in hun eigen gezicht en legde de basis voor de nachtmerrie van het fascisme.

Filantro-kapitalisme

Uiteraard zijn er ook integere mecenassen. Maar die authentieke vrijgevigheid staat onder druk door een politiek die van filantropie een business wil maken, met return on investment. Dat geeft mecenaat een slechte naam. Met deze business verovert de markt een van de laatste domeinen waar ze nog niet actief was: de liefdadigheid.

De helft van de 85.000 ‘private foundations’ in de VS zijn de laatste vijftien jaar opgestart omdat het in wezen om een handel in belastingvrijstelling en -ontduiking gaat. Het gaat om een neoliberaal politiek project waarbij de stroper zich als boswachter verkleedt.

Het filantro-kapitalisme is een ideologische marketing die tot doel heeft een economisch systeem van uitbuiting, onrecht, oorlog en profitariaat van sympathieke cosmetica te voorzien. Een beetje zoals een maffiabaas die zich bij wijze van aflaat even van zijn genereuze kant laat zien en een goed doel steunt.

Die generositeit is een dekmantel voor het egoïsme van een groep mensen die er alles aan doen om zoveel mogelijk te bezitten. Tegelijkertijd moet hun liefdadigheid het waanidee aanblazen dan één individu met poen en ietwat ondernemingszin op z’n eentje als een halfgod structurele oplossingen kan bieden, hoewel diezelfde liefdadigheid net een symptoom is van een probleem. Want een systeem waarin enkelingen zoveel rijkdom kunnen vergaren om uit te delen aan anderen die amper in hun basisbehoeften kunnen voorzien, dat is op zich het échte probleem.

Het achterliggende idee: decadente rijkdom kan ook gebruikt worden om via liefdadigheid de ongelijkheid en armoede die het veroorzaakte enigszins aan te pakken. Zo zou je ongelijkheid zelfs als een teken van vooruitgang en beschaving kunnen zien. In plaats van de herverdeling via de sociale welvaartsstaat, zal de elite dan zelf wel wat aan herverdeling doen.

Deze her-feodalisering moet de illusie weken dat de rijken eigenlijk de allerbeste vrienden van de armen zijn. Het enige dat wij, gewone mensen, moeten doen is onbezorgd blijven consumeren. Als ware het supermensen zullen de rijken de wereld wel voor ons redden.[4]

Anti-overheid

Filantro-kapitalisme kent al een lange traditie. De roofbaron Rockefeller stelde bijvoorbeeld al dat armoede het best bestreden kon worden door minder overheidsingrijpen en meer filantropie. Kapitalisten vinden armoede natuurlijk vervelend omdat het hen ontmaskert, want hun rijkdom heeft een prijs.[5] Filantropie dient bijgevolg als een legitimatiepoging van dat onrecht.

Maar het armoedeprobleem is in wezen een probleem van rijkdom, gecreëerd via uitbuiting. Filantropie lost niets op omdat het deel uitmaakt van een systeem dat ongelijkheid veronderstelt en ook in stand wil houden: je moet immers eerst rijk worden om vrijgevig te kunnen zijn. Ongelijkheid is dus zowel de reden als de voedingsbodem van filantropie.

Een andere filantro-kapitalist, Bill Gates, zet in op gulheid omdat hij wil aantonen dat ‘de markt’ veel efficiënter dan de overheid problemen van armoede kan aanpakken. Gates hoopt daarmee te kunnen bewijzen dat zijn marktideologie superieur is. De inzet: een anti-overheid-verhaal.[6]

Het boek No Such Thing as a Free Gift. The Gates Foundation and the Price of Philantrophy (2015) doorprikt die mythe genadeloos.[7] Het toont aan hoe filantropische foundations vooral buitenposten zijn voor winstgedreven imperia die via het imago van de weldoener in camouflage moeten voorzien.

De Gates Foundation probeert bijvoorbeeld onder het mom van ontwikkelingshulp de zaden, meststoffen en pesticiden van Monsanto te introduceren in de Afrikaanse landbouw. De inzet: patentrecht en marktaandeel. Met heel wat protest van de lokale gemeenschappen tot gevolg.

Pro Bono?

Filantropie, een deugd? Critici wijzen op een lange lijst van nadelen. Die gesubsidieerde geefcultuur is bijvoorbeeld alles behalve transparant en creëert afhankelijkheidsrelaties tussen zakenlui en culturele organisaties. Dat kan tot censuur en misbruik leiden.[8]

Een democratisch proces van ‘peers’, die de openbare financiering van kunst en cultuur proberen te motiveren vanuit vakkennis en in het belang van de kunsten, moet plaatsmaken voor de grillen van donateurs en beleggers die uit zijn op een fiscaal rendement, zelfverheerlijking en zakendoen.

Artistieke keuzes plooien zich dikwijls noodgedwongen naar de smaak van het sponsorschap.[9] Steun is willekeurig en kan meteen weer stop gezet worden. Die wisselvalligheid werkt favoritisme nog meer in de hand.

De toename van sponsorgeld gaat dikwijls gepaard met méér commerciële werking, wat dan weer het argument in de hand werkt dat publieke steun niet meer nodig is.

Vrijgevigheid dient doorgaans ook als argument tegen een vermogensbelasting.[10] Schenkende rijken zal je niet snel horen zeggen dat de overheid te weinig inkomsten heeft in verhouding tot de noden van een normaal functionerende, moderne maatschappij. Nee, ze hameren er liever op dat de uitgaven te hoog zijn: wij leven boven onze stand want de sociale bijdragen remmen hun winstbejag af.

Filantropie stuurt er ook op aan dat net die kunst en cultuur aan bod komt die de waarden en de grandeur van de gulle gever op een sokkel zet. Zo komt de autonomie van de kunsten in de uitverkoop te staan, moet ze plaatsmaken voor idolatrie.

De kunstmarkt heeft de beeldende kunsten al langer stevig in haar greep. Door publieke huizen open te stellen voor private ambities eindigen we met een monocultuur van de markt. U denkt er de dure pulp, de kitsch en het reactionaire zooitje aan waarden maar zelf bij.

Lobbywerk voor verdienmodellen

Het grootste probleem is natuurlijk dat een liberale cultuurpolitiek via dat mooie woord ‘filantropie’ een artificiële geefcultuur in het leven roept door verdienmodellen te creëren. ‘Schenken’ blijkt dan toch weer ‘nemen’ te zijn, onder de dekmantel van liefdadigheidsporno.[11]

Op dat punt is Huts een side-kick van een vermarktingsbeleid dat via dure taxshelters en fiscale aftrekposten voor filantropen een coup wil plegen op het oude idee van de sociale herverdelingspolitiek. Het Caermersklooster faciliteert geen pluchen tentoonstelling maar een agressief offensief.

Het is immers een misvatting te denken dat liberalen niet geïnteresseerd zouden zijn in een steunbeleid van een sterke overheid. Maar die steun moet dan wel naar de markt en de vermogenden gaan.

Ziedaar de kern van het ideologisch graai-offensief: waar de sociale herverdelingspolitiek de ongelijkheid ten gevolge van de markt probeert te corrigeren, mikt een liberaal steunbeleid voor filantropen op een ander maatschappelijk model, met een herverdeling van arm naar rijk.

Dat brengt ons bij de ontnuchterende conclusie van het boek Pro Bono? (2015)[12]: ondanks de opmerkelijke groei van de filantropie-business resulteert dat niet in een verbetering van de sociaaleconomische ongelijkheid.[13] Het omgekeerde is het geval: hoe méér filantropie, hoe méér ongelijkheid.

De reden? Filantropie-business gaat hand in hand met de uitholling van de publieke dienstverlening en filantropen zijn doorgaans ook geneigd vooral (culturele) activiteiten te steunen die mikken op een publiek dat rijk, wit en van een hogere klasse is.

Deze business dient dus vooral om de eigen status-quo te versterken. Of zoals de miljardair Carlos Slims het gevat zegt: ‘Rijkdom is als een boomgaard. Je moet een deel van het fruit delen om de bomen te kunnen houden.’

Ondankbaar en ongehoorzaam

Die mediagenieke vrijgevigheid vertrekt vanuit angst eerder dan solidariteit. ‘Het echte probleem met ongelijkheid’, stelde de miljardair Nick Hanauer, ‘is dat het rebellie uitlokt. De strijd voor rechtvaardigheid en gelijkheid is doorheen de geschiedenis geschilderd in de kleuren van oproer en verzet. Eigenlijk is er in de geschiedenis geen periode gekend waarin er zich zoveel rijkdom cumuleerde zonder dat de hooivorken tevoorschijn kwamen’.[14]

Kortom, ondanks de gouden dans van de filantropen is ondankbaarheid en ongehoorzaamheid op zijn plaats. Of zoals de dichter Oscar Wilde het al lang geleden schreef: ‘de besten onder de armen zijn nooit dankbaar. Ze zijn ondankbaar, ontevreden, ongehoorzaam en rebels.

En ze hebben overschot van gelijk: waarom zouden ze dankbaar moeten zijn voor enkele kruimels die van een rijke tafel vallen? Ze zouden zelf mee aan de tafel moeten zitten waar de beslissingen genomen worden, en ze beginnen het te weten.’[15]

Robrecht Vanderbeeken is filosoof, auteur van het boek Buy Buy Art. De vermarkting van kunst en cultuur (EPO, 2015) en vakbondsverantwoordelijke voor ACOD Cultuur. (www.acodcultuur.be)

[1] Filantropie is dikwijls een vorm van concurrentie in prestige. De gewone sterveling kan bijvoorbeeld de vergelijking maken op een website met een veelzeggende naam: www.looktothestars.org. Soms pochen miljardairs ook over hun vrijgevigheid: op een benefiet die Bill Clinton in 2006 organiseerde, verklaarde CEO Richard Branson (Virgin) plechtig dat hij 3 miljard dollar veil had voor de strijd tegen de klimaatverandering. Vandaag, één jaar na de deadline die Branson zichzelf stelde, blijkt hij 300 miljoen dollar uitgegeven te hebben.

[2] Het pointillistisch schilderij Roze harmonie, een vroeg werk uit 1912 van de Belgische impressionist Lean de Smet, dat op de nieuwe tentoonstelling van Huts te zien zal zijn, komt ook overeen met één maand zonnepaneelsubsidie. Het kostte 645.000 euro op een veiling bij Sotheby’s in 2015.

[3] ‘Voor mij is dit een economische tentoonstelling. De essentie is dat wij in Vlaanderen het kapitalisme hebben uitgevonden’, verklaarde fantast Huts in een interview vorig jaar in Trends. Om daarna meteen te beweren dat het zakendoen vandaag wordt tegengewerkt: ‘Nu is het een pijnlijke bedoening om als ondernemer te starten of uit te breiden, gehinderd door groepen die hun belangen beschermen. Kijk naar e-commerce en toegevoegdewaardelogistiek. Die kunnen niet in het havengebied, want dat is afgesloten voor moderne economische activiteit, door de wet-Major. Dus verdwijnen vele duizenden banen naar Nederland, waar dergelijke arbeidsbelemmeringen niet bestaan.’ Let op het woordgebruik: sociale bescherming heet plots ‘arbeidsbelemmering’. Huts bedoelt natuurlijk ‘graaibelemmering’.

Een beetje verder in het interview: “Een tentoonstelling organiseren is ook ondernemen. Wat brengt het u op? Huts: “Levensvreugde en naamsbekendheid. Die bekendheid is niet nodig, maar als je ze hebt, is het gemakkelijk. Iedereen doet liever zaken met iemand die een goede naam heeft.”

[4] De religieuze aspiraties van Huts ten aanzien van het ondernemerschap zijn nooit ver weg: ‘de ondernemende mens is de drijvende kracht … Een Natie is als een voertuig dat optreedt, voor de ordenende kracht, die uitgaat van een beginsel dat buiten de tijd staat maar zichtbaar wordt op verschillende momenten in de tijd’, dixit De Natiebazen, 2016, Lannoo.

[5] Melinda Gates mocht, ondanks het terechte protest van ngo’s, in 2014 spreken op een conferentie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in Genève. Ze benadrukte: ‘We doen dit werk omdat we ongelijkheid verachten, en omdat we geloven in de kracht van innovatie om problemen op te lossen.’

[6] De filosoof Slavoj Žižek omschrijft filantropen daarom als de ‘liberale communisten van Porto Davos.’ ‘De echte triomf’, aldus Žižek, ‘is niet de zege over je tegenstrever. De triomf voltrekt zich maar als je erin slaagt om je tegenstrever jouw taal te doen spreken, zodat jouw ideeën alomtegenwoordig zijn.’

[7] Linsey McGoey, 2015, No Such Thing as a Free Gift. The Gates Foundation and the Price of Philantrophy, Verso.

[8] Bij gebrek aan een wetgevend kader dat sponsoring reguleert en transparantie mogelijk maakt, voert Artwatch campagne tegen de commerciële uitbuiting van publieke musea door sponsors. Zo was er het geval van de Italiaanse wapenfabrikant Finmeccanica, die via een sponsordeal bedrijfsrecepties en evenementen verbonden aan wapenbeurzen in The National Gallery liet verzorgen. Een groep muzikanten en schrijvers reageerde met een succesvolle campagne.

Door dergelijke wantoestanden zijn Britse kunstenaars veel alerter voor sponsorschap geworden. Zo trokken de dichters Alice Oswald en John Kinsella zich in 2011 terug uit de shortlist van de T.S. Eliot Prize vanwege de sponsor, het hefboomfonds Aurum. Die sponsordeal was er gekomen na cultuurbesparingen.

[9] Sponsors van kunstevenementen willen risico’s vermijden en stellen zich daarom conservatief op. De tentoonstelling Exposed: The Victorian Nude in Tate Londen in 2001 slaagde er bijvoorbeeld niet in een sponsor te vinden. Ook de controversiële tentoonstelling Sensation van The Young Britisch Artists in de Royal Academy in 1997 vond geen sponsors, ondanks de massale persaandacht.

Zelfs het Duitse biermerk Becks Beer, dat intensief investeert in allerlei spraakmakende Britse kunstevenementen om zich zo als een jong en hip merk in de markt te zetten, paste. Dit heeft als gevolg dat sommige artistieke leiders hun activiteiten laten bepalen door wat wel in trek is voor sponsors. Anderzijds zijn er sponsors die het inhoudelijk beleid rechtstreeks willen sturen. In 2015 bleek bijvoorbeeld dat de multinational Shell intensief lobbyde om het klimaat-programma van Science Museum London naar haar hand te zetten.

[10] Bill Gates tegen de econoom Thomas Piketty (auteur van Kapitaal in de 21ste eeuw, 2014): ‘I love everything that’s in your book, but I don’t want to pay more tax.’

[11] De socioloog Pierre Bourdieu: ‘het meest karakteristieke aan de ervaring van de gift is de ambiguïteit. Enerzijds lijkt het te gaan om een afwijzing van egoïstische berekening en eigenbelang, het zou gaan om de verheerlijking van generositeit – een gracieuze onbeantwoorde gift. Anderzijds kan je je in die ervaring van het geven nooit volledig van het bewustzijn ontdoen dat er een logica van de ruil speelt … niemand is er zich echt onbewust van dat er zich een uitwisseling voltrekt (een besef dat overigens voortdurend aan de oppervlakte komt, bijvoorbeeld in de afweging of een gift wel voldoet) … maar we respecteren de spelregel dat we moeten doen alsof we dat niet beseffen.’

[12] Mikkel Thorup, 2015, Pro Bono?, Zero Books.

[13] Ondanks de exponentiële groei aan liefdadigheidsfondsen blijft de totale som aan liefdadigheid sinds de jaren 1970 in de VS ter plaatse hangen onder de 2 procent van het bruto nationaal product.

[14] Nick Hanauer, 2014, ‘Ultra-Rich Man’s Letter: To My Fellow Filthy Rich Americans: The Pitchforks are Coming.’ Online beschikbaar.

[15] Oscar Wilde, 1891, ‘The Soul of Man Under Socialism and Other Essays’. Penguin.

take down
the paywall
steun ons nu!