Protest nabij een wapenbeurs in het VK. Foto: Campaign Against Arms Trade, Flicr / CC BY-SA 2.0
Vrede vzw

Pertinente vraagtekens bij de Vlaamse wapenuitvoer

Wapenuitvoer is een belangrijke maatstaf om de vredelievendheid van een land of regio te beoordelen. Over Vlaanderen valt op dat vlak heel wat te zeggen. Zo is vorig jaar de uitvoer niet alleen fors gestegen maar zien we ook dat economische en politieke belangen blijkbaar gemakkelijk de overhand halen op humanitaire criteria.

maandag 21 november 2022 13:54
Spread the love

 

Forse toename

Het Vlaams Vredesinstituut, een paraparlementaire instelling bij het Vlaams Parlement ter bevordering van vrede en geweldpreventie, analyseert elk jaar nauwkeurig de uitvoer van wapens vanuit Vlaanderen.

Voor 2021 liggen die cijfers opmerkelijk hoog in vergelijking met het jaar ervoor. In 2021 vergunde Vlaanderen voor 143,5 miljoen euro uitvoer en overbrenging van militaire producten. Dat is het hoogste bedrag sinds 2012 en ligt meer dan drie keer zo hoog als in 2020, toen ‘slechts’ voor 42,2 miljoen euro werd vergund.

De hoge waarde van de vergunde uitvoer en overbrenging vanuit Vlaanderen in 2021 is vooral te wijten aan een aantal omvangrijke vergunningen. Zo werd in 2021 één enkele vergunning uitgereikt voor de uitvoer van speciaal militair oefenmaterieel naar de Verenigde Staten met een waarde van 50 miljoen euro.

Eindgebruik blijft problematisch

Ongeveer de helft van de vergunde export vanuit Vlaanderen in 2021 was bestemd voor de Verenigde Staten en ongeveer 30 procent voor het Verenigd Koninkrijk. Binnen de EU blijft Duitsland (12 procent) een belangrijke afzetmarkt voor Vlaamse militaire producten. Andere bestemmingslanden in 2021 waren Oostenrijk, Frankrijk, India, Brazilië en Australië.

De wapenuitvoer voor 2021 ligt meer dan drie keer zo hoog als in 2020.

De aard van de Vlaamse uitvoer – veelal hoogtechnologische onderdelen – betekent dat Vlaamse goederen in eerste instantie vaak naar buitenlandse militaire bedrijven gaan om daar geïntegreerd te worden in wapensystemen die daarna pas geleverd worden aan de effectieve eindgebruikers.

Een goed zicht krijgen op het werkelijke eindgebruik blijft daarom niet evident. Minder dan 7 procent van de vergunde Vlaamse export van militaire goederen en technologieën bleek in 2021 rechtstreeks naar de effectieve eindgebruiker te gaan.

Andere soorten vergunningen

Naast individuele vergunningen kunnen Vlaamse bedrijven sinds 2012 ook globale en algemene vergunningen gebruiken voor de buitenlandse handel in militair materieel binnen de grenzen van de Europese Unie.

Deze vergunningen werden ingevoerd om de wapenhandel te vergemakkelijken. Minder administratie betekent in dit geval ook minder toezicht.

Bij een algemene vergunning mogen leveranciers die aan de voorwaarden voldoen, zonder voorafgaande toestemming producten versturen naar specifieke categorieën van ontvangers. Een globale vergunning laat een leverancier toe diverse producten te versturen naar een reeks van potentiële ontvangers.

Afgewezen vergunningen

Jaarlijks worden een aantal aangevraagde vergunningen voor de overbrenging of uitvoer van militaire goederen vanuit Vlaanderen geweigerd omdat de transacties volgens de Vlaamse overheid een inbreuk zijn op de beoordelingscriteria in het Wapenhandeldecreet.

In 2021 werden twee vergunningen voor de definitieve of tijdelijke uitvoer van defensiegerelateerde producten geweigerd. De goederen waren in eerste instantie bestemd voor de militaire industrie in Spanje, waarna ze, na integratie, zouden worden uitgevoerd naar de Marokkaanse krijgsmacht.

De vergunning werd geweigerd omdat eindgebruiker Marokko betrokken is bij een regionaal gewapend conflict en de Vlaamse goederen dus in een gewapend conflict zouden kunnen worden ingezet.

Een vergunning werd geweigerd omdat eindgebruiker Marokko betrokken is bij een regionaal gewapend conflict.

De tweede geweigerde vergunning betrof de tijdelijke uitvoer van harde kogelvrije kledij naar Vietnam voor de krijgsmacht en een ordehandhavingsinstantie. De Vlaamse overheid keurde deze vergunning af omwille van het duidelijk risico dat de goederen in kwestie gebruikt zouden worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht of van de mensenrechten.

Negatieve adviezen

Naast deze twee weigeringen reikte de Vlaamse overheid ook een negatief voorlopig advies uit. Zo’n advies is niet bindend. Het was het geval voor de eventuele uitvoer van speciaal militair oefenmaterieel bedoeld voor opleidingen in het gebruik van vuurwapens door de krijgsmacht in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE).

Het advies was negatief omwille van het gedrag van de VAE ten aanzien van de internationale gemeenschap en het feit dat dit land, volgens de Vlaamse regering, zijn internationale verplichtingen en verbintenissen betreffende het geweldverbod als vermeld in Artikel 2 van het Handvest van de VN, het internationaal humanitair recht, en de non-proliferatie en ontwapening niet nakomt.

De Vlaamse regering was ook van mening dat deze potentiële uitvoer “strijdig zou zijn met de externe belangen en internationale doelstellingen van het Vlaams Gewest en België”.

Opvallend is dat de Vlaamse overheid wel een positief advies gaf voor een gelijkaardige export naar de krijgsmacht in Qatar, een even repressief land als de VAE dat momenteel zwaar onder vuur ligt in de media omwille van zijn dubieuze mensenrechtenpraktijken, specifiek ten opzichte van migrantenarbeiders.

Het verschil is wellicht dat Qatar, in tegenstelling tot de VAE, sinds 2017 geen deel meer uitmaakt van de oorlogscoalitie onder leiding van Saoedi-Arabië die al sinds 2015 intervenieert in Jemen. Daar voltrekt zich een ware humanitaire crisis en vielen volgens de Verenigde Naties al meer dan 350.000 doden, waaronder meer dan 150.000 als rechtstreeks gevolg van het oorlogsgeweld.

Het valt op dat er niet per se consequent geoordeeld wordt.

Het is uiteraard noodzakelijk dat er humanitaire criteria bestaan waaraan export- en doorvoervergunningen van militair materiaal getoetst worden. Maar het valt op dat er niet per se consequent geoordeeld wordt.

Zo kan men zich vragen stellen bij de goedkeuring van de export van Vlaamse militaire goederen in 2021 naar Brazilië en India. De dramatische gevolgen van de gewelddadige staatsrepressie tegen inheems protest en van de dodelijke politieraids in stedelijke sloppenwijken (favella’s) onder de rechts-populistische Braziliaanse president Bolsonaro waren toen al genoegzaam bekend.

In India moedigt de Hindoe-nationalistische regering van president Modi al jaren geweld tegen moslims aan en wordt vreedzaam protest regelmatig brutaal onderdrukt door de ordehandhavingstroepen. In 2019 vielen nog tientallen doden tijdens demonstraties tegen een discriminerende wet die de definitie van het Indiaas burgerschap wijzigde. Bovendien is het land ook verwikkeld in verschillende interne conflicten, waarvan wellicht het bekendste in Kasjmir.

Carte blanche voor de VS

In 2021 ging de grootste brok van de Vlaamse vergunde uit- en doorvoer van militaire goederen naar de Verenigde Staten. Als NAVO-partner is de VS een militaire bondgenoot van België en wordt de wapenexport naar dat land helemaal niet in vraag gesteld.

De Vlaamse en federale regeringen delen uiteraard niet de mening van de vredesbeweging dat de VS een geschiedenis met zich meedraagt van oorlogsagressie, inbreuken op het internationaal recht en oorlogsrecht (Irak, Afghanistan, Libië, …).

Bovendien is de VS de grootste speler op de internationale wapenmarkt met verschillende klanten in conflictgebieden, waardoor de kans groot is dat wapensystemen met Vlaamse onderdelen bij problematische eindgebruikers terechtkomen. Dat zou een voldoende reden moeten zijn om erg omzichtig te zijn met de uitvoer van militaire goederen.

De VS draagt een geschiedenis met zich van oorlogsagressie, inbreuken op het internationaal recht en oorlogsrecht.

Of een bestemmingsland beschouwd wordt als een politieke en economische bondgenoot blijft echter een disproportioneel grote rol spelen bij de goedkeuring van wapenvergunningen.

Als de buitenlandse interventie in Jemen een reden is om geen vergunningen te adviseren voor de Verenigde Arabische Emiraten, dan zou de bewapening van dit land (en van coalitieleider Saoedi-Arabië) door de VS een goede reden moeten zijn om geen militaire exportvergunningen richting Washington goed te keuren waarvan het effectieve eindgebruik niet gekend is.

Vlaamse wapenonderdelen kunnen gemakkelijk door de militaire industrie in de VS geïntegreerd worden in wapensystemen die vervolgens uitgevoerd worden naar bijvoorbeeld Saoedi-Arabië om ingezet te worden in Jemen.

Humanitaire criteria zijn uitsluitend nuttig en doeltreffend als de effectieve eindgebruiker van het uitgevoerde en doorgevoerde militair materiaal gekend is. Indien niet zou een voorzichtigheidsprincipe toegepast moeten worden en de vergunning bijgevolg geweigerd.

 

Dit is een verkorte versie van een artikel dat eerder verscheen op Vrede.be.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!