Nieuws, Wereld, Politiek, Iran - Marc Botenga

Parlementsverkiezingen in Iran

De tweede ronde van de Iraanse parlementsverkiezingen zal doorgaan op 4 mei. Het gaat om de negende parlementsverkiezingen sinds de revolutie van 1979 en de eerste nationale verkiezingen sinds de betwiste presidentiële stembusslag van 2009.

donderdag 5 april 2012 16:08
Spread the love

De eerste ronde van de parlementsverkiezingen had plaats op 2 maart. Velen van hen die in 2009 tegen Ahmadinejads herverkiezing protesteerden boycotten de verkiezingen, maar de Iraanse leiders zetten schijnbaar met succes in op een massale opkomst. Wat zeggen deze verkiezingen over de politieke situatie in het land? Hebben oorlogsdreiging en sancties de Iraniërs weer achter hun leiders verenigd?

Het Iraanse parlement – de Majles – bestaat uit 290 rechtstreeks verkozen parlementariërs. Iedere kandidaat moet eerst een verzoek bij de Raad van Wachters indienen. Deze beslist dan – niet altijd op transparante wijze – of  hij of zij aan alle voorwaarden voldoet om zich kandidaat te stellen. Dit keer werden ongeveer 1200 kandidaturen afgekeurd, terwijl de kandidatuur van 3444 personen wel werd goedgekeurd. De verkiezing zelf hanteert grofweg een ‘first past the post’- systeem, waar per kiesomschrijving zetels toegewezen worden aan de kandidaten die een relatieve meerderheid van de stemmen halen. Als echter voor één of meerdere van de in die kiesomschrijving toe te wijzen zetels geen enkele kandidaat 25 procent van de uitgebrachte stemmen haalt, wordt er voor die zetel(s) een tweede ronde georganiseerd. Na de eerste ronde zijn al bijna 80 procent van de zetels verdeeld, maar vooral in grote steden haalden heel wat kandidaten de vereiste 25 procent niet en zal een tweede ronde de definitieve zetelverdeling moeten aanduiden.

Men kan zich afvragen welke inzet verkiezingen hebben als die door de hervormingsgezinde oppositie geboycot worden. Over één belangrijke inzet waren de Iraanse leiders, de oppositie en Westerse media het eens: de opkomst. De overheid promootte een hoge opkomst die de steun van de bevolking voor de Islamitische Republiek zou tonen en een ‘slag in het gezicht’ van het agressieve Westen zou zijn. De oppositie daarentegen riep op om op 2 maart thuis te blijven, en op 1 maart protestdemonstraties te houden. De officiële opkomst in de eerste ronde lag boven de 64 procent, een ogenschijnlijk indrukwekkend resultaat. Zelfs de hervormingsgezinde ex-president Khatami stemde. De oppositie betwist de officiële cijfers, maar haar eigen oproep om op 1 maart op straat te komen viel compleet in dovemansoren.

Toch is het wat kort door de bocht om de opkomst enkel te zien als een steunbetuiging aan de Islamitische Republiek. Het parlement heeft in Iran verschillende functies. Zo controleert het bijvoorbeeld de regering en kunnen kritische parlementariërs, zoals Ali Reza Mahjoub, die sociale ongelijkheden aanklagen of arbeidersrechten verdedigen; er voor zorgen dat het parlement, tenminste formeel, een uitlaatklep vormt voor sociale ontevredenheid. Op lokaal vlak is de inzet van parlementsverkiezingen voor mensen dan ook vaak heel concreet: wie stuur ik naar Teheran om mijn lokale belangen te verdedigen? Het is ook niet uitzonderlijk dat parlementariërs zelfs tijdens hun ambtstermijn door hun lokaal electoraat ter verantwoording worden geroepen. Parlementariërs uit Mashhad werden bijvoorbeeld recentelijk geconfronteerd met werknemersvertegenwoordigers die eisten dat ze de herziening van de arbeidswet zouden tegenhouden.

Velen beschouwen de verkiezingen ook als een machtsstrijd tussen president Ahmadinejad en de hoogste leider, ayatollah Ali Khamenei. Beide leiders lijken fundamenteel van mening te verschillen over de toekomst van de Iraanse staatsvorm. Die bestaat nu uit twee ongeveer parallele machtsstructuren. Aan de ene kant een soort van democratische pijler met verkozen gemeenteraden, parlement en president. Aan de andere kant staan, meestal niet rechtstreeks verkozen, ‘Islamitische raden’ die, gecontroleerd door de geestelijkheid, deze democratische instellingen beïnvloeden.

Hoewel dit systeem historische wortels heeft, is het niet aangepast aan een moderne en efficiënte besluitvorming. Maar welke richting moet de vereenvoudiging van het systeem uit? Ahmadinejad zou graag de hoogste leider reduceren tot een soort constitutionele monarch zonder echte macht. Khamenei daarentegen wil komaf maken met de direct verkozen figuur van de president en het parlement een zwakkere eerste minister laten verkiezen. In een postelectorale speech zei Khamenei trouwens dat het parlement de regering samenstelt, terwijl dat (voorlopig?) nog steeds het prerogatief van de president is. Gezien het parlement de macht heeft om de regering te doen vallen en de president af te zetten, willen zowel Ahmadinejad als Khamenei deze Majles domineren. Dat Khamenei’s vertrouwelingen de eerste ronde van de verkiezingen gewonnen lijken te hebben, is dus niet onbelangrijk.

Wat betekent deze overwinning voor de modale Iraniër? Aan de ene kant is het afschaffen van het presidentschap, of de onderwerping van het parlement, duidelijk geen teken van democratisering. Een ‘efficiëntere’ besluitvorming – of governance – is trouwens wel vaker geen synoniem voor democratie. Aan de andere kant lijkt in een context van oorlogsdreiging, sancties, muntdevaluatie en inflatie de vereenvoudiging – en ‘autoritarisering’ – van het politieke systeem bijna onvermijdelijk.
Dit is niet toevallig. Er zit een politieke logica achter de combinatie van economische sancties en militaire druk. Terwijl sancties het leven voor jan met de pet onbetaalbaar maken, geven terreuraanslagen op nucleaire wetenschappers, het infiltreren van computersystemen met virussen en constante oorlogsdreiging de Islamitische Republiek als het ware een extra ‘motief’ om democratische rechten te beperken. Het Westen hoopt natuurlijk dat de dramatische economische situatie en het toenemende gebrek aan democratie de mensen aanzet om tegen het systeem in opstand te komen.

En hier ligt de echte uitdaging voor de Iraanse leiders: hoe de buitenlandse druk weerstaan zonder de bevolking te vervreemden. Verkiezingen kunnen hiertoe bijdragen, maar zijn niet genoeg. Volgens de Iraanse professor Ervand Abrahamian ligt de kracht van de Islamitische Republiek al dertig jaar in haar sociale politiek. Terwijl het leger onder de sjah nog rond de 18 procent van het bruto binnenlands product vertegenwoordigde, lag dat 30 jaar later rond de 4 procent. In ruil gaf de Republiek veel aandacht aan onderwijs, gezondheid, arbeid en sociale zekerheid. Het opende een succesvolle aanval op het analfabetisme, poogde de kloof tussen stad en platteland te overbruggen en de armen in de steden een betere levenskwaliteit te geven. Dit garandeerde de Republiek een zekere stabiliteit.

Om massale onrust te vermijden moet de Iraanse overheid eerst en vooral op geloofwaardige wijze blijven aantonen dat ze haar sociale missie ter harte neemt. De tweede ambtstermijn van Ahmadinejad lijkt Iran echter grotendeels in een andere richting te duwen: meer privatiseringen, applaus van het IMF, een verzwakking van de nationale industrie door goedkope import en verdere beperking van werknemersrechten. Maar zijn presidentschap zit er volgend jaar op. Khamenei heeft het nieuwe Iraanse jaar uitgeroepen tot dat van de ‘binnenlandse productie en steun aan Iraans kapitaal en arbeid’. Met het parlement ogenschijnlijk onder zijn controle, wordt het met spanning afwachten wat dit concreet  inhoudt.

Voetnoten:

1. Speech in ontmoeting met leden van de Raad van Experten,  8 maart 2012, http://farsi.khamenei.ir/speech-content?id=19232

2. E. Abrahamian, Why the Islamic Republic Has Survived, MER250, Lente 2009, http://www.merip.org/mer/mer250/why-islamic-republic-has-survived

take down
the paywall
steun ons nu!