Trinity (Bing)

Over trinitaire manie (of het Pinksterfeest van de Geest)

zondag 19 mei 2013 00:10
Spread the love

Kierkegaard zou zich in verband met Hegels dialectiek vrolijk gemaakt hebben. Hij was misschien de eerste, maar zeker niet de laatste. Over diens drie-fasige opvatting van het denken én van de wereld, zou hij gezegd hebben dat de volgende meester de werkelijkheid moest trachten te vangen in een vierslagstelsel. En inderdaad, wie lang genoeg Hegel leest, begint vroeg of laat te glimlachen om de obsessie voor het drietal die de auteur tentoonspreidt. Men zou het de ‘trinitaire manie’ kunnen noemen. Zijn Volesungen über die Aesthetik, een monumentaal en wat mij betreft onuitputtelijk werk, valt uiteen in drie delen. Tot daar aan toe, maar die drie delen vallen uiteen in drie delen, die weer op hun beurt, enzovoort. Een indeling A wordt gevolgd door B en C, een paragraaf a) wordt niet alleen met irritante stiptheid aangevuld met b) en c) maar ook aangevuld met opmerkingen ?) ?) ?), en als Hegel dan nog niet uitgebabbeld was, kwamen alfa alfa (? ?)), bèta bèta (? ?)) en natuulijk gamma gamma (? ?)) eraan te pas. Ongelofelijk. Nu kan het zijn dat dit ook en vooral het werk is geweest van degenen die deze voorlezingen hebben wedersamengesteld en uitgegeven, maar ik maak me sterk dat het geheel in de geest van de meester was. Dus Kierkegaard had een punt: het lukt niet altijd even goed. Dat merk je alleen al aan de ongelijke lengte van de delen: de wereld, in dit geval de kunstgeschiedenis, is niet symmetrisch. En Hegels drieslagstelsel dus een procrustesbed voor de werkelijkheid.

Hegels dialectiek is rechtstreeks afgeleid van de heilige Drievuldigheid. God de Vader: de subjectieve geest, de wereldgeest in zijn eigen inwendigheid; God de Zoon: de objectieve geest, het stadium van de veruitwendiging in de materie; en de Heilige Geest: de absolute geest, de thuiskomst van de geest uit het avontuur van de materie. Hegels historisch pantheïsme, gaat terug op de neoplatoons emanatio – die ik mij voorstel als de glorieuze deployment van het Amerikaans leger in een lege woestijn – de zelf-veruitwengiging van de oogverblindernde klaarte van de geest in de donkerte en zwaarte van de materie. Die gaat dan via een omslagpunt over de reditus, de terugkeer uit de veelheid en eindigheid van de materie naar de eenheid en de oneindigheid van ene, de nous. Deze neoplatoonse, gnostische kosmogonie, die de christelijke leerstelling van de drie-eenheid van God, de Goddelijke Drievuldigheid duidelijk heeft beïnvloed, en, niet onbelangrijk, in parallel staat met de messianistische verhaalstructuur van paradijs, zondeval en verlossing, vormt het kader en raamwerk van Hegels filosofie. Zijn systeem berust op een prachtig theologisch of mystiek narratief. De meester was zich daar overigens zelf terdege van bewust: de geschiedenisfilosofie is voor hem niet minder dan de beschrijving van de gang Gods door de wereld, zelfs een theodicee, een apologie van God. Hij noemt de filosofie, met name zijn filosofie als zelfbewustwording van de absolute geest (en dus synthese van de subjectieve en objectieve geest), ‘het Pinksterfeest van de geest’.

Natuurlijk is dit narratief van de Triniteit, de Drievuldigheid (als referentiepunt voor de hele dialectiek, of toch minstens de hegeliaanse) geen epistemologische rots, maar metafysisch drijfzand. Dat voel je met je klomp. Wie nu nog zegt dat hij gelooft in dialectiek, laat staan Hegels dialectiek, maakt zich filosofisch gesproken onsterfelijk belachelijk.

En toch, en toch: Kierkegaard had ook ongelijk. Alle goede dingen bestaan uit drie. Sterker nog: alle dingen bestaan uit drie. Dag en nacht vormen samen een etmaal. Man en vrouw ‘maken’ samen de mens (en kinderen natuurlijk). Zwart en wit bevatten samen het hele spectrum. Geest en materie vormen samen de kosmos. Licht en Duisternis zijn ons deel. Enzoverder. Enzvoort. Yin en yang, Jip en Janneke, zelfs de zon en maan doen mee (maar dat laatste is, toegegeven, toeval, want de aarde had ook twee of drie manen kunnen hebben, of meer nog, zoals Saturnus). Nee, serieus, er is geen speld tussen de krijgen. De dialectiek is onuitroeibaar, daar kan zelfs een hele legerschare deleuziens of derridianen niets aan veranderen. Dag en nacht maken samen écht wel een etmaal. Ook zonder taal zou het nog zo zijn. En ge zult het zien: ook als de mens van de planeet aarde zal zijn verdwenen (uitgestorven of verhuisd, dat valt nog af te wachten), zal de zon op en ondergaan. Tot ze explodeert, zal een pientere geest opwerpen. Ja.

Maar bedenk dan maar eens, zou ik antwoorden, dat men er nu ook al achter is dat het heelal een trekzakbeweging zou vertonen zijn van expansies en implosies die zich over aeonen voltrekken – en het universum dus een accordeon zou zijn. Vergis u niet over de enormiteit van de hypothese (als ik het goed heb door twee Portugese wetenschappers eind jaren negentig geformuleerd): op de uitdeining van heelal als gevolg van de Oerknal volgt een samentrekking tot zwart gat, en dat zwarte gat moet dan weer openbarsten en uitdijen en dan weer samenklappen en zo voort tot het einde der tijden (wat hier natuurlijk alleen maar een uitdrukking kan zijn). Zelfs Plotinos, de gnostici en de theosofen, zouden zich een hoedje geschrokken hebben van de vorm die hun toch op zich al gewaagde neoplatoonse hypothese over de emanatio en de reditus, de veruitwendiging en de terugkeer, tegen het eind van de twintigste eeuw had aangenomen.

Zou Hegel toch gelijk gehad hebben? Athans voor één aeoon. Dat is toch al niet mis. Als hij op een goede morgen in zijn krant voor hij naar zijn college ging nog aan zijn koffie slurpend, eerst halfslapend daarna met stijgende verbazing het bericht zou gelezen hebben dat het heelal na zijn expansie terug zou ineenklappen, zou hij misschien heel even hebben opgekeken: ‘Hé, mijn wereldgeest” (ik zie het hem mompelen). Het bericht zou hem zeker niet zijn ontgaan want dagelijks de krant lezen is iets wat hij ergens als de plicht van elke filosoof heeft bestempeld, misschien omdat hij zelf ook ooit in een vorig leven journalist was geweest. Misschien zou het hem diep verwonderd hebben, maar bekomen van zijn eerste verbazing, had hij deze (zo sombere en daarom bijna vrolijke) wetenschap volgens mij zonder veel moeite hebben kunnen incorporeren in zijn systeem. Hij was er diezelfde morgen in zijn colleges al luidop over beginnen denken. Kan je donder op zeggen. Want juist dat hij, de wereldgeest, het universum, het al, daarna, met dialectische noodzaak, weer moet exploderen uit zijn eigen niets, het zwarte gat, – zo concreet had Hegel het niet kunnen dromen. Ik denk oprecht dat hij na een paar dagen al zou zijn bekomen van zijn schrik en zelfs in zijn nopjes zou zijn geweest. Hij zou een brief hebben geschreven aan Hölderlin om hem te melden dat zonet het finale bewijs was geleverd van zijn gelijk.

Maar ook al laten we Hegel of de dialectiek voor wat hij is, de driedelingen en drievuligdheden zijn overal. Kierkegaard zelf kwam met een driedeling voor de dag toen hij de stadia op de levensweg beschreef : het esthetische leven, het ethische leven, het religieuze leven. Er is natuurlijk de scholastieke driedeling van het ware, het goede, het schone, die Kant heropnam in zijn drie kritieken om, zoals bekend, drie vragen te beantwoorden: wat kan ik weten? Wat moet ik doen? En: wat mag ik hopen? De scholastieke trias (van het ware, het goede en het schone) heeft overigens ook haar moderne versie gevonden. Als we weten dat Freud het superego in het begin gewoon het geweten (Gewissen) noemde, dan weten we dat dit de psychoanalytische zetel is van Kants ‘praktische rede’, de morele instantie. Dat leidt snel tot de ontdekking dat er ook een parallel is tussen het Es, het onbewuste en het esthetische (Kants libido uitte zich in zijn belangeloos welgevallen) en tussen het ego en de metafysica of de epistemologie. En inderdaad is voor Freud het ego de brug met de realiteit. Maar nog aannemelijker is dat Freud de drie delen van de ziel van Plato heeft heruitgevonden. Dat is onomstotelijk: de animale ziel komt overeen met het onbewuste, het super-ego komt overeen met de willende ziel, en Plato’s rationele ziel wordt bij Freud het berekenende, negociërende ego. Plato zelf deed overigens niet meer dan een soort kinderlijk, antropologisch basisschema volgen: het hoofd, het hart en de onderbuik. Werkelijk infantiel die driedeling, maar wel basaal. Je kan er zowat alles op terugvoeren. Niet alleen de driedeling van Griekse zuilen, maar ook de kosmologie: in de mythe worden die drie regionen van het lichaam opgeblazen tot de drie werelden: boven- midden- en onderwereld. Zoals ook de drie levenswijzen van Aristotetels teruggaan op die driedeling van de ziel: het hoofd, de bios theoritèkos, het hart, de bios politikos, de onderbuik, het leven van het genot. En dan is er nog Lacans drievuldigheid van de symbolische orde, het imaginaire en het reële, die overeen komt met de drie psychische gestalten: neurose, perversie, psychose. Dat alles opent toch geweldige perspectieven, en vooral doorkijkjes door het hele westerse denken, het lijkt wel een serie doorslagjes van een kindertekening. Uiteindelijk. Daarom ook is de lijst van drievuldigheden quasi eindeloos.

Om dit spel op de spits te drijven, neem ik er een willekeurige, maar wel een van de mooiste: Nietzsches parabel van de kameel, de leeuw en het kind. Wat men ook moge denken over de oriëntalistische stijl van zijn Zarathoesthra, er staan schone, onvergetelijke dingen in; levenslessen, die Nietzsche misschien alleen maar kon vertellen in de modus, de maniera, van een oude wijze die het licht heeft gezien, de berg afdaalt en die zijn inzichten deelt met zijn leerlingen, de stervelingen in het dal. Zoals dus de parabel van de kameel, de leeuw en het kind. In die parabel zegt Zarathoestra dat de mens drie gedaanten moet aan nemen om te worden wie hij is: eerst moet je een kameel worden die alle kennis vergaart, dan een leeuw die zich realiseert, die heerst en vecht voor iets groots en tenslotte een kind dat zich verwondert over de wereld en alles ziet als een spel. Zou Nietsche geweten hebben dat hij met zijn versie van Kierkegaards ‘drie stadia van de levensweg’ ook het middeleeuwse verum-bonum-pulchrum, de drie kantiaanse vragen, en daarboven op nog eens het platoonse denken resumeerde? Ik weet het niet. Nochtans is het zo: de kameel staat voor de waarheid, de leeuw is het goede en het kind is, nu is het niet moeilijk meer, de schoonheid, het esthetische leven. Hij beantwoordde ook letterlijk de drie kantiaanse vragen in zijn parabel. Wat kan ik weten? Alleen door een kameel te worden kom ik erachter. Wat moet ik doen? Alleen door een leeuw te worden zal ik het realiseren. Wat mag ik hopen? Alleen door een kind te worden zal ik het zien. Nietzsche was de laatste filosoof die geloofde in de verlichting, niet in de (westerse) ‘Verlichting’ met hoofdletter als dialectiek van het vooruitgangsgeloof en de emancipatiegedachte, maar wel in de ‘Illuminatie’, Nirwana, Satori, de oosterse Verlichting. Wie de verlichting binnengaat, kan alleen met een kind worden vergeleken. Als gij niet wordt als kinderen, …zult gij de verlichting niet binnengaan.

Zelfs bij Bataille, net als Nietzsche een uitgesproken anti-hegeliaan, zijn er drie soorten erotiek, als verlangen naar de continuïteit van het zijn: de erotiek van de geest (de liefde voor god), de erotiek van het hart (de liefde properly speaking) en de erotiek van het lichaam (bij hem gefundeerd in de overtreding). Of neem Antonio Negri: heel zijn politieke theorie berust op de driedeling tussen privé, publiek en gemeenschappelijk. Het liberalisme negeert of vernietigt het publieke en gemeenschappelijke ten voordele van het private, het staatssocialisme negeert en vernietigt het private en gemeenschappelijke ten voordele van het publieke (alles is staatseigendom). Het ware communisme moet het gemeenschappelijke in ere herstellen. Zelfs Gabriel Garcia Marquez, nu toch echt een man die met beide voeten in het ware leven stond, gaf in een interview op televisie een heel mooie drievuldigheid ten beste (in mijn herinnering zegt hij het in het Engels): “Every man has three lifes”, zei hij” : a public life, a private life and a secret life.” Wij weten allemaal dat hij gelijk heeft en het is mooi om zoiets op televisie te zeggen, of all places. En je voelt meteen de dieptestructuur van dit narratief: het openbare leven speelt zich af in het veld van het goede, het privéleven komt overeen met het ware, het verborgen leven met de aesthesis en de erotiek. Of als je dat niet overtuigend vindt: het publieke leven als leeuw, het private leven als kameel, het geheime leven als kind. En ook weer hoofd, hart en onderbuik, nogal wiedes – natuurlijk, wat had je gedacht? Je kan er ook Freuds Drievuldigheid nog eens bijhalen. Het publieke leven van het super-ego (het geweten), het private leven van het ego en het geheime leven van het Es, het onbewuste. En zo verder, enzovoort.

Je kan eindeloos combineren. Je kan er heelder boeken, ja zelfs doctoraten op bouwen. En ook als het niet klopt of past is het verhelderend en soms zelfs illuminerend. Zoals gezegd: het spel der drievuldigheden is oneindig. Het is een gevaarlijk spel, dat wel, want voor je het weet begin je zelf aan ‘trinitaire manie’ te lijden. Ik kan ervan meespreken en mijn vrienden ook. Dus Achtung: omdat elke vergelijking mankt loopt, zijn de driedelingen, de drievouden, de triassen, drievuldigheden én hun kruisverbanden nooit heilig. Wel zalig als inkijk in de lagen en vooral de doorzichtigheid van onze denkschema’s. Dat is op zich al een soort pinksterfeest van de geest.

take down
the paywall
steun ons nu!