Over slechte mama’s en andere onzin

Over slechte mama’s en andere onzin

woensdag 25 november 2015 16:11
Spread the love

“Als ik dit doe ben ik dan een slechte mama?” Ik hoor en lees het zo vaak. Het ouderschap opdelen in “goede” en “slechte” mama’s is allicht het grootste struikelblok dat we meedragen vanuit het tijdperk waarin we alle kennis over baby’s als kennis van “experten” zijn gaan beschouwen; als iets wat we intellectueel vatten en dan uitoefenen eerder dan dat we het invoelen. Soms vragen we het omdat we ons onzeker voelen. Soms zegt onze toon “Ik weet wel dat dit eigenlijk niet ideaal is, maar ik doe het tòch!”

Er zijn zeker oriëntaties die een meer of minder goede hechting tot stand brengen. Maar … Het centrum van de opvoeding is nu eenmaal niet mama of papa. Dat weten we allemaal, zeker, en toch legt de vraag of je een “goede of slechte ouder bent” het accent bij jezelf, eerder dan bij je kind en bij de vraag hoe je je kind het beste kan ondersteunen om in deze wereld te zijn. Met alle nefaste gevolgen vandien.

Zo zullen ouders vaak vasthouden aan praktijken die eigenlijk minder geschikt zijn voor hun kinderen om een beeld dat ze hebben van zichzelf niet te moeten bijsturen. Stel, je liet je baby huilen toen hij of zij klein was. Er werd je altijd verteld dat dat “goed” was. Wanneer je leest over de nadelen van deze aanpak die vandaag via onderzoek steeds duidelijker worden, voel je pijn. Tegen andere prille ouders zeg je misschien desondanks dat het echt niet uitmaakt. Dat het handig is om je baby te laten uithuilen. Je advies is gericht rond je schuldgevoel; het is niet “vrij”. Of, je voelt eigenlijk spijt dat je je kind naar de crèche hebt gebracht op jonge leeftijd. Het voelt als een geruststelling wanneer andere ouders het ook doen. “Breng haar toch naar de crèche, dan heb je tijd voor jezelf.” Je houdt voor jezelf hoeveel jammer je het vond. Of nog een voorbeeld dat we allemaal wel eens hebben ervaren: ons kind barst uit in woede in het shopping centrum en we gebruiken in een vlaag van wanhoop wat snelle technieken om hem of haar toch maar te doen stoppen. We zijn bang dat omstaanders ons zullen beoordelen, meer nog, veroordelen. Vaak zijn de keuzes die we hierbij maken – de technieken die we toepassen – van die aard dat onze kinderen zich niet gezien noch erkend weten; dat ze zich niet begeleid voelen bij het overweldigende gevoel dat hen even beheerste.

Zeker, niet alle ouders reageren op dezelfde manier. Sommige ouders zullen duidelijk stellen dat ze spijt hebben dat ze hun kind naar een crèche hebben gebracht, of hadden er gewoon helemaal geen problemen mee. Wat ik hier naar voor wil brengen is dat het gevoel een “goede” of “slechte” ouder te zijn heel sterk verbonden is met een schuldgevoel. Zo’n schuldgevoel zal de relatie van een ouder tot zichzelf en andere ouders in meer of mindere en soms sterke mate bepalen. Misschien nog belangrijker, de vraag of een bepaalde handeling ons een “slechte ouder” maakt toont op een schrijnende manier aan hoe gewelddadig we met onszelf communiceren. Een handeling gaat ons “zelf” definiëren. We stellen een minder geschikte handeling en we worden helemaal “slecht”. Niet dat iedereen het zo letterlijk neemt of bedoelt, en toch, in onze samenleving leggen we deze link naar onze eigenwaarde rampant vaak. Het weerhoudt ons ervan om naar onze eigen onzekerheden en schuldgevoelens te kijken tijdens het proces van opvoeden. En net dit is zo cruciaal voor ouders.

Zitten jouw “harde gevoelens” (iedereen heeft er wel een paar) diep in de doofpot verstopt, dan blijven deze diep vanbinnen woekeren. Telkens wanneer je een bericht leest dat te maken heeft met het onderwerp van je schuldgevoel kan je het ervaren; wanneer je er iets over hoort, of gewoon, wanneer je je kind ziet. Het zijn deze niet-erkende gevoelens die nog meer dan onze eigenlijke woorden en daden in relatie tot onze kinderen door hen worden opgepikt. Vaak sturen ze – op een manier waar we ons vaak niet van bewust zijn – onze communicatie en verhouding tot onze kinderen.

Een schuldgevoel kan er niet alleen voor zorgen dat we bepaalde (nieuwe) informatie niet horen (de nadelen bijvoorbeeld die gerelateerd zijn aan belonen en straffen), het kan ook aan de basis liggen van een gevoel dat je hebt dat “je het al jaren doet” – en het dus zeker toch ok moet zijn. Met andere woorden, het kan een struikelblok zijn dat je ervan weerhoudt om samen met je kind in het opvoedingsproces te leren, nieuwe informatie binnen te laten komen, en van koers te veranderen wanneer dat nodig of nuttig blijkt.

Het feit dat we als ouders soms te maken krijgen met een groot schuldgevoel heeft er onder andere mee te maken dat de kern van de opvoeding vandaag bij de ouders ligt. Zij maken opvoedingskeuzes, zij worden op een bepaalde manier bekeken of ter verantwoording geroepen wanneer er iets niet goed gaat. Niet alleen biedt onze samenleving op die manier niet het nodige kompas aan ouders om zich te oriënteren bij het proces van opvoeden; ouders die zich alleen of onzeker voelen – of spijt hebben wanneer ze terugblikken – krijgen onvoldoende emotionele steun. Ook voelen vele ouders weinig affiniteit met het standaard opvoedingsadvies. Kies je echter voor iets anders? Dan moet je sterk in je schoenen staan! Er zijn namelijk heel veel mensen die er baat bij hebben dat jij precies dat doet wat van jou gevraagd wordt, namelijk: zo snel mogelijk weer gewoon voltijds functioneren.

Een perspectief dat ademruimte biedt is het inzicht dat we als maatschappij collectief leren. Jij hebt een bepaalde opvoeding genoten, bepaald advies ontvangen, bepaalde handelingen gesteld. En, jij kan bijsturen. Vandaag hebben we zicht op een breder arsenaal aan opvoedingspraktijken dan ooit tevoren. Hoe wordt in andere culturen opgevoed? Welke methodes worden toegepast in onze samenleving? Onderzoek uit Nederland (Bureau Jeugdzorg) toon aan dat 33% van de kinderen onveilig gehecht is. Wat kan daarvan de oorzaak zijn? Is dit ook in andere culturen zo? In welke wel/niet? Wat verloopt gelijkaardig en wat verloopt anders? Sinds de jaren 2000 zijn studies unaniem over het belang van een onvoorwaardelijk ouderschap. De basis hiervoor werd reeds gelegd in de jaren ’60 met Bowlby’s onderzoek naar hechting. Studies zijn behoorlijk éénduidig over waar kinderen baat bij hebben. In de samenleving daarentegen is er veel frictie. Die gaat ogenschijnlijk over methodes, en toch lijkt de dieperliggende oorzaak van de debatten over opvoeding van een andere aard te zijn: “dat krijg ik niet gecombineerd met mijn leven (mijn werk, mijn relatie, …), dit is voor mij niet mogelijk!” Of, “ik wil geen borstvoeding geven want dan is mijn kind meer afhankelijk van mij dan van mijn partner” (dat dit enkel in eerste instantie zo is, en dat later een kind dat vrij bij mama kon zijn in een beginfase zelfstandiger is van mama wordt hierbij vaak over het hoofd gezien). Ook hier is het als samenleving leren: wat zijn nu onze eigenlijke prioriteiten? Het welzijn van onze kinderen hinkt stelselmatig achterop in vergelijking met landen die het welzijn van de jongste kinderen in hun eerste levensjaren en ook later op school als uitgangspunt nemen bij het organiseren van hun prille leven.

De zoektocht naar het erkennen van “harde emoties” tijdens het opvoedingsproces heeft er ook mee te maken dat we terugblikken naar de opvoeding die we zelf hebben genoten. Wat werkte – vanuit ons perspectief – wel/niet bij de aanpak van onze eigen ouders? En nog, kunnen we onszelf als waardevol beschouwen, op zo’n manier dat we niet langer afhankelijk zijn van anderen en/of van het verleden om onszelf als “goed” of “slecht” definiëren? Met andere woorden, kunnen we onszelf onvoorwaardelijk graag zien? Vele mensen werden zelf op voorwaardelijke wijze opgevoed en zien hun eigenwaarde als afhankelijk van de goedkeuring van anderen. Ze kunnen ook heel streng zijn voor zichzelf. Net nu blijkt hoe belangrijk onvoorwaardelijkheid is in een opvoedingsproces, vraagt het van ouders veel werk om eerst zichzelf onvoorwaardelijk graag te zien. Zeker, onze handelingen zijn allicht niet altijd koosjer of ideaal. En toch, wanneer we bij een evaluatie van onze handelingen niet meteen doorhollen naar een evaluatie van onszelf als persoon zullen we:

– meer ruimte hebben om met heel ons hebben en houden bij ons kind aanwezig te zijn

– het minder eng vinden om over onze handelingen te reflecteren en bij te sturen waar nodig

– het werk gedaan hebben dat nodig is om ons kind onvoorwaardelijk op te voeden

Hierbij is het cruciaal dat we – eerst en vooral – het werk willen doen. “Ja” zeggen tegen het leerproces dat opvoeden is – én tegen het proces van transformatie dat het kan zijn, als we het toelaten. Het is tevens cruciaal dat we die aspecten in ons die zorg vereisen verzorgen, net zoals we ons kind idealiter zouden verzorgen: vol begrip, vol vertrouwen, met liefde. Bemoedigend. We hoeven onze emoties niet langer verstoppen, we kunnen ze dragen. Doen we dit voor onszelf, dan merken we dat we ook ons kind kunnen ondersteunen wanneer het “moeilijke emoties” ervaart waar het zelf door overweldigd wordt, zonder het kind te beschamen, bestraffen of weg te duwen. Ook hoeven we niet langer te rebelleren: “ik doe het tòch, datgene wat eigenlijk niet zo goed is voor mijn kind, nah!” We kunnen nu ten volle ons kind dragen. Wij zijn immers ons proces gegaan.

In essentie gaat een schuldgevoel er vaak over dat we deden wat de rest deed, tot we beseften dat dit eigenlijk onze relatie tot onze kinderen niet ten goede is gekomen, of dat we daarbij handelden tegen ons buikgevoel in. Het merendeel van het opvoedingsadvies werkt dit in de hand: “Volg je gevoel vooral niet, want je zal zien, je krijgt een flink verwend nest! En het zal helemaal jouw fout zijn.” Deze vorm van advies werkt met regeltjes en handleidingen: “maar één keer per nacht gaan kijken”, “tien minuutjes laten huilen en stelselmatig verder bouwen naar een volledige nacht”, “als hij huilt geen aandacht geven, dan wordt hij het gewoon.” Zo’n advies is – meer dan wat anders, een product van onze samenleving waarin het economische profijt van ouders voorop staat. Stel je eens voor dat je naar een relatietherapeut zou gaan: “mijn relatie zit niet goed” en je zo’n paar regeltjes als antwoord kreeg. Wat zou de overlevingskans zijn van je relatie?

Inderdaad.

Ik zie nog een andere trend. Enerzijds is er het modernistische discours dat kinderen wilt inpassen in ons drukke bestaan. Ze zijn “iets” waar we buiten de werkuren mee bezig kunnen zijn. Anderzijds leven we vandaag in een samenleving die zich een relativistisch discours aanmeet. Je kan zowat alles doen, zolang je het zelf gefikst krijgt. Individuen kiezen zelf hoe ze de opvoeding aanpakken. “Er is geen beter of slechter, zo luidt het.” De enige scheidingslijn die getrokken wordt is die naar fysieke mishandeling en kindermisbruik. “Dàt kan niet, maar al de rest? Sure!” “Time-ins, Time-outs, wie zal ons zeggen of het één beter is dan het ander? Meng je vooral niet met onze opvoeding aub!”

Tegen het expertadvies is een tegenreactie gekomen. Een goede zaak, zo bleek uit het voorgaande. Het is echter ook een jammere zaak, want het verschil tussen een time-in en een time-out is gigantisch wanneer we het bekijken vanuit het perspectief van het kind. Het is niet zomaar een “fait divers”, “een geheel subjectieve keuze tussen één of ander.” Wanneer we dit zo beschouwen, vertellen we enkel hoezeer we ons kind uit het oog zijn verloren in het hele opvoedingsvraagstuk. Het gaat immers niet enkel en alleen om onze keuzes als ouders. Het gaat ook om onze kinderen! En zij vormen hun wereldbeeld en bouwen hun welbevinden op op basis van onze handelingen en op basis van hetgeen wij communiceren. “Als jij zo doet, ga je maar in de hoek staan”, zorgt ervoor dat kinderen bepaalde aspecten van zichzelf gaan verdringen, in de vergeethoek duwen en zo zichzelf steeds meer gaan verliezen. Wie ze zijn is wat de ander van hen verwacht. Inderdaad, dat patroon dus waar we als ouders zo vaak mee worstelen.

We verliezen uit het oog dat sommige courante opvoedingspraktijken met het emotionele lichaam van kinderen doen wat slaan met het fysieke lichaam doet. Dit artikel begon met het failliet van het expertadvies over opvoeding. Daar moeten we dus niet terug naartoe. Wat nodig is vandaag is ondersteuning voor ouders waarbij ouders perspectieven aangeboden krijgen op de relatie met hun kinderen. Dit vertrekt vanuit de wens en het geloof in een mooie verbinding tussen ouder en kind, gestoeld op vertrouwen. Binnen zo’n ondersteuningsproces is het evident dat ouders investeren. Dat wil zeggen, dat ze af en toe van koers moeten veranderen, moeilijke processen te verwerken krijgen, hun relatie met hun eigen ouders onder ogen moeten zien. Dit is iets waar we in relatie met een romantische partner veel sneller energie in stoppen. Dààr willen we wél hulp wanneer er is mis lijkt te lopen. Gedragswijzigingen kunnen een onderdeel zijn van zo’n therapie, maar in de eerste plaats gaat het om het fine-tunen van de relatie tussen mensen. We gaan naar een relatietherapeut om onze relatie met onze partner te verbeteren, versterken, genezen. We zien hun ondersteuning niet als een reeks technieken waarmee we naar huis gaan, nee ze zijn er om onze relatie in haar “zijnskwaliteit” terug op de rails te krijgen. Het werk met een therapeut is uiterst individueel, en anders voor elk individu en elke relatie, al zijn er patronen die vaak terugkeren, zo weet de therapeut. In een romantische relatie zijn we er ons ook vaak meer van bewust dat wanneer we dit werk niet doen, onze relatie wel eens op de klippen zou kunnen lopen. Dat we de liefde van de ander niet zomaar krijgen, maar ook – voor een stuk – moeten verdienen. Zo is dat ook met de relatie tot onze kinderen. Die is niet zomaar “goed” omdat we de ouders zijn. Die is ook niet zomaar “goed” omdat onze kinderen onze kinderen zijn. Een goede relatie met onze kinderen betekent aandacht aan geven, leren, het onderscheid maken tussen wat onze relatie bevordert en wat ze schaadt. Het betekent aandachtig zijn, hulp vragen wanneer dat nodig blijkt, met ons kind communiceren en zijn of haar perspectief mee in de weegschaal leggen. Wanneer we, wanneer er iets fout loopt, het nodige werk doen, dan blijkt ook hoe weerbaar de relatie tussen ouders en kinderen is. Want hoezeer deze relatie niet “zomaar” goed is, hij is bijzonder. Dit vraagt eerst en vooral dat we een probleem in de relatie erkennen – liefst in een vroeg stadium – en hiermee op een positieve manier aan de slag gaan.

Natuurlijk is de relatie tussen ouders en kinderen geen relatie tussen gelijken. Het is precies daarom dat de ouder ook heel wat eigen werk te doen heeft in het kader van dit breder relationeel proces. “Werk”, zo noem ik het, want het proces kan hard zijn. Tegelijk blijkt maar al te gauw dat al die facetten waar we mee aan de slag gaan ons ook in andere aspecten van ons leven “tegen hielden”; we waren er niet mee in het reine. Op die manier is “ouder worden” ook een tweede kans voor onszelf om ons ons leven opnieuw toe te eigenen; om ons eigen unieke leven te leiden en de wonden uit het verleden los te laten. 

Een relatie waarbinnen werk verzet wordt levert een onwrikbare basis voor een heel leven. Noch jij, noch je kind zijn “goed” of “slecht”. Wél zijn jullie volop in relatie. Met alle ups en downs die daarbij horen. Zie jezelf onvoorwaardelijk graag, zie je kind onvoorwaardelijk graag en ga op pad. Spreek tot elkaar met die zekerheid als basis. Ga op zoek, met de basis die jij hebt en de basis die je kind nu heeft. En vergeet onderweg niet te genieten!

take down
the paywall
steun ons nu!