Over ezels en padden

Over ezels en padden

woensdag 18 maart 2015 09:32
Spread the love

Het is vrijdagavond, de tafel is afgeruimd. De meisjes zijn nog niet naar boven, we hebben geen haast vanavond. We vertoeven in heerlijk lummelen. Dingdong. ‘Verwachten we iemand?’ vraag ik mij luidop af. De kleine dames reageren niet op de bel. Ik laat ze in hun bezigheden en ga open doen. Een oudere man, deftig gekleed, een hoofddeksel dat twijfelt tussen hoed en pet. ‘Excuseert u mij,’ vraagt hij keurig en geaffecteerd, ‘klopt het dat er hier een meisje woont dat cello speelt en dat naar de Steinerschool gaat?’ Er passeert een vleugje wind, hij trekt zijn sjaal dicht rond zijn hals. ‘Euh, het eerste klopt, het tweede niet, komt u anders even binnen?’ Dat lijkt hem een goed idee. De meisjes zijn geïnteresseerd nu, ze bieden hem een stoel aan. ‘Wilt u iets drinken?’ Dat slaat hij af. ‘Het zit zo,’ zegt hij traag en articulerend, ‘mijn zoon van twaalf voelt zich niet zo goed op zijn school. Te veel stress, te veel druk. Ik had dacht dat de Steinerschool misschien iets voor hem zou kunnen zijn.’ Hij spreekt traag maar laat er geen speld tussen komen. ‘Mijn buurman meende dat het meisje met de cello uit deze straat naar de Steinerschool ging en ik dacht ‘ik ga eens horen’. Tja, u denkt waarschijnlijk ‘een zoon van twaalf’ en zo’n oude vader. Ja dat klopt, maar mijn vrouw is vijfentwintig jaar jonger dan mijzelf en zij is negenenveertig intussen dus dan ziet u het plaatje, hè.’

‘Aha,’ zeg ik, ‘wel, het klopt van de cello maar niet van de school. Maar ik kan wel mijn ervaringen met u delen over de school waar ze zit. We zijn er erg enthousiast over.’

‘Ja, maar ik ken die school en die is sowieso te ver,’ onderbreekt hij meteen, ‘dat lijkt mij maar niets. Mijn vrouw wil ook niet dat onze zoon zo ver moet fietsen naar school. ’

‘Oh maar dat valt mee hoor, bovendien is er een erg goeie busverbinding, als het donker is of slecht weer dan..’
‘Nee, nee, mijn vrouw vertrouwt dat niet. We hebben ook een dochter van tien, ziet u en zij werd al eens aangesproken op de bus. Zo van, ‘en is dat uw mama, meisje, en wat voor werk doet uw papa, en zo van die dingen. Nee nee, de bus, dat vertrouwen we niet. En fietsen ook niet. U moet begrijpen, mijn vrouw is als Russische opgegroeid in Bulgarije. Daar werd er niet gefietst.’ Hij maakt een wegvegende beweging met zijn hand. Ik sta tegen de tafel geleund, de meisjes zijn erbij komen zitten. Even is het stil.

‘Wij zitten op een erg goeie school,’ zegt de kleinste dapper en trots.
‘Oh ja, waar dan? vraagt hij en hij leunt lichtjes naar haar toe. Ze denkt een momentje na.
‘In de Wasstraat.’
‘Oh la la,’ zegt hij luid terwijl hij lucht zuigt,’ in mijn tijd was dat de grootste krapuulschool van Gent.’ De meisjes schrikken er een beetje van. Hij voegt er wat zachter aan toe:
‘Dat is natuurlijk al een hele tijd geleden. Het was mijn eerste werkervaring, ik was leerkracht in het begin van mijn loopbaan. Nee, maar ik denk dat het de Steinerschool moet worden voor onze zoon.’ Hij kijkt even naar de grond en dan weer naar mij. ‘Heeft u er iets op tegen misschien?’

‘Neenee, maar wij wilden wel graag dat onze dochter naar een buurtschool zou gaan met een mix van kinderen en achtergronden. Dat heeft heel erg meegespeeld in de keuze van de school.’ Hij lijkt van een bij gestoken plots, hij leunt achteruit en bestudeert een paar tellen mijn gezicht. ‘Nochtans zijn het de islamieten die alles verpesten. Ik zal u eerlijk zeggen, het is vooral daarom dat we een andere school zoeken voor onze zoon. Kijk hè, waar mijn vrouw is opgegroeid hè, daar waren het de islamieten die de plak zwaaiden. Weet u dat de andere bevolkingsgroepen niet eens een paard mochten berijden. De paarden waren voor de islamieten, de anderen kregen een ezel.’ Zijn hand met uitgestoken vinger die zijn woorden onderstreepte, belandt weer op zijn been. Even is het stil. Zelden de meisjes zo sprakeloos aan tafel weten zitten.

‘Oh!’ gilt de middelste plots uit. De man veert licht omhoog van het schrikken. ‘Oh, mama! het is toch niet te laat hè, we mogen toch nog gaan hè?’
‘Waar naartoe meisje?’
‘Naar de padden! De padden gaan oversteken in het park!’
‘Ah ja, da’s juist, dat had ik eigenlijk beloofd. Het is al wat laat maar we zullen nog even gaan kijken.’

De meisjes komen in beweging en beginnen spullen te verzamelen om aan te trekken. Een paar tellen lang negeren we onze gast. Hij gaat nog niet staan. Hij lijkt wat verbouwereerd.
‘Mevrouw,’ zegt hij uiteindelijk, ’u gaat toch niet met uw dochters in het donker naar het park. Dat park heeft ‘s nachts een erg kwalijke reputatie, een verzamelplek voor…’

‘Doe maar jullie laarzen aan,’ zeg ik en ik trek zelf snel mijn jas en muts aan.

‘Dat lijkt mij nu toch erg onverstandig.’

‘Oh, maar we gaan gewoon even naar de padden kijken. We kennen het park van binnen en van buiten, het is onze vaste stek.’ Intussen staan we allemaal klaar aan de voordeur en zit onze gast alleen aan tafel. Vier paar verwonderde ogen zijn op hem gericht.

‘Juist, dan ga ik maar eens,’ zegt hij terwijl hij rechtstaat. Hij knoopt zijn sjaal weer dicht. ‘Ik dank u voor uw tijd.’

Ik knik en we verlaten allemaal samen het huis. Hij loopt naar rechts de straat in. Wij gaan naar links naar het park toe. De middelste loopt voorop, verlangend om de padden een veilige oversteek te gunnen. De oudste heeft de step genomen en doet kunstjes op de stoep. De kleinste loopt aan mijn hand. Haar blik staat ernstig.

‘Mama?’

‘Mmm.’

‘Waarom mogen islammensen niet op een ezel zitten?’

take down
the paywall
steun ons nu!