Het feit dat Jan Busselen (PVDA/PTB) als parlementslid zijn nettowedde van 7000 € per maand openbaar maakt wordt in de media afgedaan als populisme. Deze commentaar is wel erg kort door de bocht.
Hij vindt dat de wedde van een vertegenwoordiger des volks te hoog ligt, dat is zijn goed recht. Dat hij dit publiek maakt, daar is niks mis mee, want het gaat hier om geld van de belastingbetaler en dan is enige transparantie op zijn plaats.
Dat andere parlementsleden dat niet leuk vinden is logisch, ze voelen zich ongemakkelijk want inwendig stellen zij zich “hopelijk” ook vragen over deze riante vergoedingen. Men kan stellen dat met deze transparantie de antipolitiek gevoed wordt , inderdaad, maar een normale wedde zou pas de geloofwaardigheid van de politiek ten goede komen.
Dat het deel dat boven de 2000 € ligt naar zijn partij gaat lokt de bedenking uit dat de belastingbetaler er niet beter van wordt. Er wordt immers niet gestort aan de overheid noch naar een goed doel. We mogen niet vergeten dat die gelden voor een deel naar een goed functionerende studiedienst gaan , een dienst die onder meer verantwoordelijk is voor de afschaffing van de turteltaks en studies doet over eerlijke fiscaliteit.
Deze studiedienst houdt zich bezig met materies die de gewone man aangaan, men kan dus stellen dat deze gelden onrechtstreeks terugvloeien naar de gemeenschap.
De parlementsvergoedingen liggen aan de hoge kant , zeggen dat de verkozenen geen goede wedde hoeven is ook verkeerd want er zijn, zoals in alle organisaties, verkozenen die hard werken en anderen die er de kantjes aflopen. Veralgemenen is altijd verkeerd.