Schrijver en rapper Darren McGarvey. Bron: Uitgeverij Epo
Boekrecensie - Jan Vranken

Op safari naar Armoeland

De Schotse rapper Darren McGarvey kreeg vorig jaar met ‘Poverty Safari’ de prestigieuze Britse Orwell Prize. Het boek werd geprezen door ronkende namen als regisseur Ken Loach, Trainspotting-schrijver Irvine Welsh en Harry Potter-auteur J.K. Rowling. Recent verscheen ook de Nederlandse vertaling. Een bespreking door Jan Vranken, de 'founding father' van het armoedeonderzoek in dit land.

woensdag 21 augustus 2019 18:07
Spread the love

Op vrij korte tijd verschenen drie boeken die sterk verwant zijn: Didier Eribons Retour à Reims, Edouard Louis’ Qui a tué mon père en Darren McGarveys Poverty Safari. Alle drie mengen ze autobiografie met een analyse van de context waarin de auteurs opgroeiden: een context van achterstand, uitsluiting, armoede.

Dat de drie boeken op korte tijd alle drie werden vertaald (Terug naar Reims, Ze hebben mijn vader vermoord, Op safari naar Armoeland), mag een teken zijn van de alertheid die ook in de Lage Landen bestaat voor deze problematiek en van deze manier om een maatschappelijk verhaal te vertellen vanuit een ik-perspectief: denk ook aan ‘1942’ van Herman Van Goethem en ‘Oorlog en terpentijn’ van Stefan Hertmans. Ze vormen een erg relevante aanvulling op de wetenschappelijke analyses van armoede.

Darren McGarvey. Bron: Uitgeverij Epo

In Poverty Safari is de verteller Darren McGarvey, onder de naam ‘Loki’ ook bekend als rapper. McGarvey schrijft ook als een rapper, vaak lukraak. Vanaf het begin geeft hij toe dat het boek geen duidelijke structuur heeft. De hoofdstukken hebben de vorm van korte anekdotes, ervaringen of tirades.

Hij groeide op in een achtergestelde buurt in Glasgow, in een ‘multiprobleem’ gezin, waarbij later problemen van verslaving en geestelijke gezondheid kwamen. Hij probeert dat allemaal te verwerken; hij gaat zijn eigen verantwoordelijkheid voor de toestand waarin hij terechtkwam, niet uit de weg. Dat hij er zelf in slaagde om zich aan die diepe deprivatie te ontworstelen, verleidt hem soms tot veralgemeningen – als hij het kon, moet iedereen daar toch toe in staat zijn. McGarvey schrijft uitvoerig over zijn gewelddadige en drankverslaafde moeder, maar andere personen uit zijn directe omgeving (zijn vader en een tante die lid werd van het Schotse Parlement) die als positief rolmodel konden dienen en dat op termijn wellicht ook zijn geweest, blijven onderbelicht.

Op safari naar Armoeland, uitgeverij EPO, 22,50 euro.

Op Safari naar Armoeland bestaat uit twee delen. Het eerste is een reeks van treurige autobiografische verhalen die de achtergrond vormen voor McGarvey’s opgroeien en leven in armoede in Glasgow; het tweede deel is zijn commentaar op en analyse van de huidige stand van het armoedebeleid.

Je kan opgroeien in Glasgow niet zomaar vergelijken met opgroeien in een of andere stad in Vlaanderen – niet helemaal. De neoliberale vernietiging van de verzorgingsstaat en van de samenleving in haar geheel heeft in Groot-Brittannië veel harder toegeslagen dan hier. Toch zijn de aangekaarte fenomenen, in een meestal mildere vorm, ook voor ons herkenbaar. Ook hier moeten velen constant op hun hoede zijn voor geweld en dagelijks strijd leveren om te overleven.

McGarvey’s boek is dus veel meer dan een autobiografie. Hij schrijft ook als een ervaringsdeskundige over armoede en biedt waardevolle inzichten waarom armoede zo’n schijnbaar onhandelbaar probleem blijft. Hij heeft het over de redenen waarom zoveel initiatieven tegen armoede, zelfs de goedbedoelde, op weinig enthousiasme kunnen rekenen in de gemeenschappen waarin hij opgroeide. Zijn aanklacht tegen de ‘armoede-industrie’ zal op weinig bijval kunnen rekenen in de sociale sector. Hij rekent vrij genadeloos af met de universitair geschoolde en goedbedoelende progressieven uit de middenklasse, die meer tijd besteden aan het controleren van gedrag en taal van de ‘lagere klassen’, dan aan de maatschappelijke omgeving die hen beperkt in hun kansen.

Tegelijk waarschuwt hij voor een vorm van omgekeerd snobisme, dat erin bestaat dat mensen zoals hij vijandig reageren op de goede bedoelingen, de taal en het gedrag van potentiële bondgenoten. Voor een deel is het boek daar een verontschuldiging voor. Vele lezers zullen deze ambivalentie herkennen.

Het laatste deel van Op Safari naar Armoeland bevat dan ook een poging om twee polen te verzoenen. De erkenning dat veel van de problemen van armoede te maken hebben met de organisatie van de samenleving, waardoor ze niet vatbaar zijn voor individuele verandering (het ‘maatschappelijke schuldmodel’) gaat gepaard met de waarschuwing dat dit geen excuus mag zijn voor berusting en zelfvoldaanheid. Dat deze laatste waarschuwing voor een belangrijk deel is geïnspireerd door zijn verslavingsverleden, doorkruist een ‘zuivere’ analyse van de processen en toestanden van armoede. Zo blijven we op onze honger voor wat deze cruciale dimensie van armoede aangaat: de productieprocessen van de armoede. De rol van centrale maatschappelijke instituties (de arbeidsmarkt, de woonmarkt, het onderwijs, de gezondheidszorg, de financiële sector) en personen op cruciale posities daarin wordt toch wel onderbelicht.

In 2018 kreeg het boek een prestigieuze prijs, genoemd naar George Orwell die niet alleen 1984 en Animal farm schreef, maar zelf gelijkaardige ontdekkingstochten ondernam naar de rafelrand van de samenleving (Down and out in Paris and London, Aan de grond in Parijs en Londen; The road to Wigan Pier, De Weg naar Wigan), boeken die ook vandaag nog bijzonder lezenswaard zijn.

 

‘Op safari naar Armoeland’, uitgeverij EPO, 22,5o euro. Met een voorwoord van Nigel Williams. Oorspronkelijke titel: ‘Poverty Safari. Understanding the anger of Britain’s underclass.’ Vertaald door Tineke Jager en Dirk Nimmegeers.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!