Vluchtelingen Kosovo 1999 Foto: R LeMoyne
Interview -

Op de vlucht

Vanmiddag stelde de Europese Commissie haar vijfjaarlijkse Europese Agenda voor Migratie voor. Na de talloze menselijke drama’s van de voorbije weken in de Middellandse Zee dringen concrete maatregelen zich op. Agron Berisha zoekt al 14 jaar naar een menswaardig leven in Europa, maar zijn toekomst blijft onzeker. Een portret van een mens op de vlucht.

woensdag 13 mei 2015 15:27
Spread the love

We spreken af op een pleintje in Antwerpen, 2060. Ik ga op een bankje zitten en zie hoe Agron
Berisha (geboren in 1978 en afkomstig uit Prishtina, Kosovo) me tegemoet rijdt.
Onderweg praat hij nog even met twee dames uit de buurt, die hem blijkbaar
kennen. Ze maken grapjes (“Ha, Agron,
afspraakje met een mooie madame?”) en schudden hem de hand. Dan parkeert
Agron zijn rolstoel tegenover mij en beginnen we te praten.

“Op 11 november 2006 kwam ik in België aan. Op zoek. Altijd
maar op zoek. Naar het recht op een normaal leven. Naar werk. Naar medische
zorg. Zoals je ziet, kan ik niet lopen. Ik heb pijn, en ik heb operaties nodig.
Helaas. Het zal niet voor vandaag zijn.”

“Ik zwerf al 14 jaar door Europa. Zoals je misschien wel
weet, was en is de situatie in Kosovo niet zo goed. Na de NAVO-bombardementen
in 1999 al helemaal niet. De economie was helemaal stilgevallen, het land was
platgebombardeerd en lag in puin, en ik was er niet veilig. Dat staat in mijn
papieren hier, lees maar, het staat er allemaal in.”

Gevaar

“Mijn vader en ik werden meermaals bedreigd door groepen
gemaskerde mannen van het Kosovo Liberation Army, geheime milities. Ze
beschuldigden ons ervan te hebben gecollaboreerd met de Serviërs en de
Macedoniërs tijdens de oorlog. Ze hebben mij en mijn vader zwaar in elkaar
geslagen. Ze vielen verschillende keren ons huis binnen, we moesten voortdurend vluchten,
want ons leven was in gevaar. Die situatie heeft ongeveer een jaar geduurd.
Intimidatie, achtervolging, er werd jacht op ons gemaakt, we konden nergens
blijven. Op 5 juni 2001 werd ik in Prishtina opnieuw overvallen door een groep
gemaskerde mannen. Ik werd bewusteloos opgeraapt door een paar voorbijgangers.
Ik kon mijn benen niet meer bewegen, ik was zwaargewond aan mijn hoofd. Mijn
wervelkolom bleek geraakt en mijn benen waren verlamd. Daar zat ik dan. Geen
geld, geen medische hulp, geen veiligheid. Dus ben ik maar vertrokken.”

“Ik ben overal geweest in Europa. Ik heb ondertussen al
verschillende operaties ondergaan, en heb er nog verscheidene voor de boeg. Al
die tijd zat ik in een rolstoel. Ik ben alleen, ja. Geen familie hier, of
ergens anders in Europa. Ik moet mijn plan trekken. Ik ben uiteindelijk naar
België gekomen, omdat de dokters hier goed zijn. Ik was ook een tijd in
Scandinavië, waar ik ook geopereerd ben. Op een gegeven moment had ik 7
verschillende verpleegsters die mij moesten verzorgen, het leek wel bandwerk. Alsof ik een laboratoriumkonijn was, een experiment. Je hebt toch geen
7 verschillende verpleegsters nodig om spuitjes te komen zetten? Hoe kunnen die
mij nu kennen? Weten wat ik nodig heb? Ik ben toch wel meer dan een nummer op
een kaartje in een fichebak?”

Dokters en medicijnen

“Ook hier in België loopt het niet zo goed. Ik heb niet de
juiste papieren. Ik zat een tijd in het opvangcentrum van Fedasil en kreeg een
dokter toegewezen. Die gaf me steeds maar meer medicijnen. Maar daar heb ik
niets aan. Medicijnen gaan mijn benen niet opnieuw in beweging zetten. Ik heb
een specialist orthopedie nodig. In Leuven had ik er een gevonden die me
onderzocht heeft en zei dat hij me beter kon maken, dat hij me kon opereren,
dat hij ervoor kon zorgen dat ik weer zou kunnen lopen, ook al zou het dan met
krukken zijn. Lopen! Maar daar was geen geld voor, want mijn papieren zijn nog niet
de juiste, werd me bij Fedasil gezegd. Ik ben nog volop in procedure en ik moet
wachten. Geen hulp van die dokter dus. Nog steeds in de rolstoel.”

“Ik zit nu in een procedure voor medische regularisatie. Ik
heb een pro deo advocaat en ik wacht nu al meer dan een jaar. Maar er gebeurt
niets. Behalve dat ik een tijdje geleden uit mijn sociaal appartement ben gezet
door de politie. Ik krijg geen hulp van het OCMW.  Ik mag niet werken. Ik heb geen dak boven
mijn hoofd. Ik heb geen geld. Ik heb gelukkig nog wel recht op een vergoeding van het ziekenfonds.
Zo krijg ik 5 keer per week fysiotherapie. Mijn benen doen altijd pijn,
echt ondraaglijk veel pijn. Pijnstillers helpen al lang niet meer, ik moet
de pijn met mijn hoofd in bedwang houden. Weet je wat dat is? Kijk naar mijn
benen. Ik kan ze niet meer buigen, niet strekken. Het is echt heel moeilijk
voor mij om niet depressief te worden. Om te blijven glimlachen. Om hoop te
hebben.”

Wat vriendelijkheid

“Mijn buurvrouw helpt me met logement sinds ik op straat
ben gezet. Daar ben ik haar heel erg dankbaar voor. In ruil help ik haar zoveel mogelijk. Met boodschappen doen bijvoorbeeld. Ook met luisteren, want ze
heeft zelf ook veel problemen. Wat je geeft, krijg je terug. Maar soms is het
zoveel, dat de emmer overloopt. Dan heeft ze even niet genoeg aan mijn hulp en
ik even niet genoeg aan de hare. Begrijp je dat? Ik zit dikwijls in het
zorgcentrum hier in de buurt. Daar komen veel oudere mensen. Ze praten met mij
en ik met hen, dat is wel fijn. Ik kan er ook op het internet om het nieuws te
lezen en mijn mail te checken. Je mag gerust mijn mailadres in het artikel
zetten. Ik zoek werk, ik wil echt werken!  Ik kan veel. En ik leer snel bij, geef me twee
maanden opleiding en ik kan alles. Het liefste teken ik, maar ik kan ook
computers repareren, programma’s installeren, alles met technologie. Of
administratief werk. Aan de kassa zitten, doe ik ook graag. Een beetje contact
met de mensen, wat vriendelijkheid over en weer, dan gaat alles veel
gemakkelijker, toch?”

“Ik ga vaak wat wandelen in mijn rolstoel. Verstand op
nul, blik op oneindig, luisteren naar muziek. Mensen begrijpen niet hoe ik mij
voel. Wat het betekent om in een rolstoel te zitten, terwijl iedereen naast je
loopt, wandelt, springt. Ik verwijt hen dat niet, ze kunnen het ook niet weten.
Wij hebben een Albanees spreekwoord dat zegt: ‘Als je nooit honger hebt gehad,
dan weet je niet wat honger is. Als je nooit ondraaglijke pijn hebt gevoeld,
dan weet je niet hoe ondraaglijke pijn voelt.’ Maar veel mensen hier hebben er
wel een oordeel over. Ze denken te weten wat ik moet doen en voelen. En ze
zetten me uit mijn woning.”

Hoe doe jij dat?

“Een tijdje geleden was er hier een jongen, die tot
dan altijd gezond was. Toen brak hij een been en was hij een tijdje even
hulpeloos als ik. “Agron!” zei hij, “hoe doe jij dat de hele tijd in die
rolstoel? Hoe komt het dat jij niet gek wordt?” Begrijp je, je kan maar weten
hoe ik me voel en wat het is, als je het zelf meemaakt. Ik kan mijn rekeningen
niet betalen, ik ben volledig afhankelijk van mensen die het goed met me menen.
Dat is toch geen leven?”

“Het leven is mooi, maar ook heel erg vreemd. Het is te kort.
En het is eenzaam. Wat wij allemaal nodig hebben, is rust. Zo weinig mogelijk stress.
Een plaats om te wonen, geld om te eten, een goede gezondheid, een job om dat
alles te betalen. Wat kan ik doen? Het enige wat ik kan doen, is blijven
proberen. Er het beste van proberen te maken.”

(Je kan Agron Berisha
altijd een mailtje sturen op
a.berisha.1978@gmail.com of telefoneren op 0489/936.885. Om een
praatje te maken, van gedachten te wisselen, of wie weet?, om hem te helpen)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!