Van links naar rechts: Wouter Van Dooren, Peter Vermeulen, Dirk Avonts, Inge Salden en Thomas Goorden. Foto: Katrin Van den Troost
Opinie -

Oosterweel in neoliberale tijden

maandag 28 maart 2022 13:05
Spread the love

 

De klimaatjongeren van nu vragen zich af hoe het zit na vijf jaar Toekomstverbond. Wat is er gerealiseerd en zijn ze daar tevreden over? Met die zeer terechte vragen nodigden Friday for Future, Climaxi en de Antwerpse Peperfabriek de betrokken burgerbewegingen uit om een stand van zaken te brengen rond dat ingewikkelde Oosterweeldossier.

Het werden drie boeiende namiddagen met gesprekpartners van verschillende burgerbewegingen die strategisch niet altijd op dezelfde lijn zitten. Dat bleek uit de laatste bijeenkomst van 12 maart met als moderator Wouter Van Dooren, Antwerps hoogleraar bestuurskunde, en waarbij aanwezig waren Peter Vermeulen voor Ringland, Dirk Avonts voor Ademloos, Inge Salden voor ‘Recht op Lucht’ en Thomas ‘de kat’ Goorden, (milieu)activist en onder meer klokkenluider in het PFOS-schandaal. Afwezig was een vertegenwoordiger van stRaten-generaal.

Zoals in een vorige bijdrage ga ik ook nu weer niet in op de realisaties (of het gebrek eraan) na vijf jaar Toekomstverbond maar wil ik ten eerste het plaatje opentrekken naar de algemeen politieke achtergrond waarbinnen dat hele verhaal zich de voorbije kwarteeuw afspeelt en ten tweede nagaan welke strategie van onderuit kan worden opgezet om binnen die context succesvol andere accenten te leggen.

De neoliberale context

Tijdens het debat werden de grote woorden niet geschuwd, maar het is opvallend dat er niemand uit het panel, noch uit de zaal melding maakte van de neoliberale context waarbinnen dit megaproject tot ontwikkeling is gekomen. Als remmende factoren werd er onder andere door Peter Vermeulen en Dirk Avonts verwezen naar de zeer ingewikkelde bestuursstructuren in dit land, naar de zenuwachtigheid van de traditionele politieke partijen met het oog op de verkiezingen van 2024, ook de nefaste rol van bedrijven als 3M werd door Thomas Goorden terecht in de verf gezet, maar heel de neoliberale context bleef buiten beeld.

Dat is op zich niet verbazend, want het is deze ideologische stroming die al een halve eeuw dominant aanwezig is in het economische en het politieke denken. Zoals Naomi Klein in haar Shockdoctrine duidelijk maakte was Chili door de militaire staatsgreep van Augusto Pinochet al in 1973 het gevaarlijke ‘speelterrein’ geworden van de neoliberale ideeën van Nobelprijswinnaar Milton Friedman en zijn zogenaamde Chicago boys. Pinochet privatiseerde de onder Allende opgerichte staatsbedrijven, stond allerlei vormen van speculatief financieel beheer toe – ‘financialisering’ genoemd, waardoor aandeelhouders comfortabel in de drivers seat terechtkwamen en verder gooide de generaal de grenzen voor buitenlandse import wijd open. Deze neoliberale lessen werden ook zorgvuldig, iets minder bloedig maar even streng opgevolgd door Thatcher en Reagan en sindsdien behoren ze tot het nieuwe normaal. Op vrijwel alle levensterreinen – veiligheid, zorg, sociale woningbouw, duurzame mobiliteit en ga zo maar door – worden openbare diensten almaar meer geprivatiseerd.

De Chicago boys en hun ideeëngoed zitten dieper in de hersenen van velen onder ons dan we wel zouden vermoeden. Het is zoals de truc met de Chinese vaas die stilaan van de linkerkant van de schouwmantel naar rechts opschuift zonder dat de bezoeker, die nochtans dagelijks over de vloer komt bij zijn buren, het opmerkt. Een kikker die in water leeft dat stilaan opgewarmd wordt, voelt de pijn pas als een kritieke temperatuur overschreden wordt. Die houding zie je nu rond de klimaattoestand en – onlosmakelijk daarmee verbonden – ook rond de leefbaarheid van onze steden. Politieke partijen, ook van centrumlinks, zitten intussen diep in dat neoliberale bad en in hun zoektocht naar oplossingen blijven ze meestal hangen in die neoliberale logica.

Het beleid van de Belgische coalitieregeringen op de verschillende niveaus ademt die sfeer uit. Neem nu de huisvesting in Vlaanderen: ‘Meer dan 250.000 private huurders in Vlaanderen spenderen meer dan een derde van hun inkomen aan huisvesting. Meer dan 155.000 huurders staan op een wachtlijst voor een sociale woning. 47 procent van de private huurwoningen is van ontoereikende kwaliteit en 52 procent van de private huurders betalen meer dan een derde van hun inkomen aan huur.’ Dat schrijft Hugo Beersmans die woordvoerder is van de ‘Woonzaak’ die op 17 december 2021 een klacht indiende tegen het falende Vlaamse woonbeleid bij het Europees Comité voor Sociale Rechten. ‘Er is historisch gezien te weinig geïnvesteerd in sociaal wonen. Met onze 6 à 7 procent sociale woningen bengelen we in elk geval achteraan het lijstje van West-Europese landen’.

En de Vlaams-nationalistische partijen dan? Zij, met N-VA op kop, zwaaien uitvoerig met een leeuwenvlag, maar inhoudelijk behoren ze met hun programma’s tot de betere leerlingen in de neoliberale klas van Milton Friedman of van VOKA, want die is volgens Bart De Wever toch zijn baas. De vermarkting en zogenaamde responsabilisering van de sociale sector is daar maar één voorbeeld van. Die neoliberale benadering straalt ook af op de manier waarop in Antwerpen aan stadsontwikkeling gedaan werd en wordt en dat was nota bene niet anders onder de socialistische burgemeesters vóór Bart De Wever. Een stadsontwikkeling waarvoor de stedelijke overheid bouwpromotoren in de watten legt om riante nieuwbouwwijken uit de grond te stampen die leiden tot gated streets, tot een exuberant restaurant-, hotel- en B&B aanbod voor de ontspanning van gegoede bezoekers – hardwerkende Vlamingen vanuit de groene rand? – en tot het bouwen luxe-appartementen met zicht op de Schelde tegen onbetaalbare prijzen.

Die aanpak zorgt onvermijdelijk tot sociale verdringing en maakt Antwerpen tot the place to be maar dan alleen voor de happy few. Daarvoor wordt de rode loper uitgerold en dat niet alleen op het vlak van woningaanbod, maar ook op het vlak van mobiliteit waarin nog steeds veel ruimte wordt uitgetrokken voor ‘koning auto’. Door corona zag het er even naar uit dat er een ‘nieuw en ander normaal’ aan het groeien was, waarin zorg voor de anderen en onderlinge solidariteit de maatschappelijke boventoon zouden gaan voeren. Nu alle coronaremmen worden losgelaten ziet het er echter naar uit dat het ‘oude normaal’ in versneld tempo hersteld wordt: overvolle snel- en luchtwegen zijn hiervan de voorbode.

Dat is, zeer ruwweg geschetst, de context waarbinnen het Oosterweelverhaal zich afspeelt. De ambitie om door dit toekomstgerichte megaproject van Antwerpen een leefbare, gezonde en groene omgeving te maken is zeer lovenswaardig, maar dat andere neoliberale verhaal speelt ook zijn partijtje mee en het zorgt door zijn allesoverheersende aanwezigheid voor stokken in de wielen. Ook van het toekomstverbond dat vijf jaar geleden met veel ambitie is gestart. Hoe is het gesteld met de modal shift 50/50 tegen 2030, nochtans één van de belangrijkste doelstellingen opgenomen in het

Toekomstverbond? Het ziet er niet goed uit. Daarvan is ook de burgerbeweging zich bewust. Hoe komt dat? Dat heeft veel te maken met de dubbelzinnige houding van de politieke partijen die het akkoord ondertekend hebben. Wil men die modal shift bereiken dan moeten er zware overheidsinjecties toegediend worden om het openbaar vervoer uit te breiden en toegankelijker te maken. De tendens in de voorbije decennia is echter net andersom: het openbaar vervoer wordt stiefmoederlijk behandeld.

Op stedelijk vlak speelt de N-VA in heel het Oosterweelverhaal een dubieuze rol: aan de ene kant werpt Bart De Wever zich op als een grote verdediger van het project, maar de mobiliteitspolitiek binnen de stad van zijn partij staat averechts op het realiseren van de 50/50- doelstellingen. Op dat vlak is Antwerpen met achterhoedegevechten bezig. Dat bewijzen op dit ogenblik steden als Kopenhagen, Grenoble, Freiburg, Bogotá en nog zovele andere.

Burgerbewegingen

Het is in die eerder ongunstige maatschappelijke context dat stRaten-generaal, Ademloos – en later versterkt door Ringland – vanaf het begin van deze eeuw een belangrijke rol zijn gaan spelen in het Oosterweeldossier. Burgers kwamen hun neus aan het venster steken om de leefbaarheid van het stedelijk leefmilieu te vergroten. Oosterweel werd daardoor niet alleen bekeken als een technisch megaproject dat moest overgelaten worden aan experten, want deskundigheid vind je overal en misschien nog wel het meest bij de burgers van een stad, maar ook van een wijk. Dat zijn plekken die ze vaak veel beter kennen dan ambtenaren en politici.

Dat heet dan met een groot woord burgerparticipatie en die is overal in opkomst. Niet alleen in Antwerpen, maar op zovele plekken in de wereld waar burgerbewegingen zich, los van de traditionele politieke partijen, inzetten voor een bredere invulling van democratische besluitvorming die zich niet beperkt tot het uitbrengen van een stem op een verkiezingsdatum. Dat streven naar een participatiever beleidvoering is een belangrijk neveneffect in heel het dossier en dat wordt intusssen ook van ver buiten Antwerpen met zeer veel aandacht gevolgd.

Vertegenwoordigers van burgerbewegingen die met politici een ‘Toekomstverbond’ afsluiten en die met ambtenaren en experten aan tafel gaan zitten om dit megaproject verder uit te werken vergt een andere coöperatieve houding zowel van actievoerders, politici als van ambtenaren. De actievoerders krijgen er een diplomatisch petje bij: ze moeten niet alleen de verzuchtingen van onderuit blijven vertalen, maar ook aanvaardbaar blijven voor hun gesprekspartners. Ze moeten dus goochelen om die verschillende balletjes tegelijk in de lucht te houden. Ook van de politici wordt een bredere dan de partijpolitieke blik verwacht en de ambtenaren, een zeer belangrijke groep, zal moeten wennen aan een nieuwe beleidscultuur. Dat vergt moed, uithoudingsvermogen en transparantie van alle partijen.

De achterkamerdemocratie moet gesloten blijven, want anders valt heel die mooie constructie in duigen en ontstaat er terecht wantrouwen, zoals rond het PFOS-dossier en de machtige vangarmen van 3M. Het is in dat kader van deels ongeduld en deels wantrouwen dat het optreden van nieuwe actiegroepen zoals ‘Recht op Lucht’, ‘Darkwater 3M’ en zeker ook van Thomas Goorden, milieu-activist en woordvoerder van een burgerlijst die opkwam tijdens de voorbije gemeenteraadsverkiezingen, moet worden begrepen.

Antwerpen is ineens een aantal burgercollectieven rijker en dat is goed – het bewijst dat deze stad behoorlijk wat wakkere burgers telt – maar de neuzen ervan wijzen niet allemaal in dezelfde richting. Het is ook in andere landen al wel vaker gebleken dat burgercollectieven die hun ontstaan vinden rond bepaalde specifieke claims compleet verschillende accenten leggen en actiestrategieën ontwikkelen met als resultaat dat hun politieke slagkracht ondergraven wordt.

Op dit ogenblik dreigt de hechte burgerbeweging die zich rond het Oosterweeldossier gevormd heeft uiteen te vallen in verschillende bewegingetjes die elkaar in radicaliteit de loef willen afsteken. Dat is geen goede zaak en zeker niet in een neoliberaal denkkader dat eerder een koele minnaar is  van openbare werken in het algemeen belang. De ‘oude’ burgercollectieven voelen de hete adem van de ‘nieuwe’ burgercollectieven in de nek – en dat leidt in sommige gevallen tot botsingen tussen persoonlijkheden – waardoor de eens zo grote achterban in verwarring dreigt te geraken.

De radiostilte op alle vlakken tijdens de coronaperiode is daar zeker ook debet aan geweest. De volle hortazalen, de ringlandfestivals, de vlagplantingen op de ringbermen, de Roma-bijeenkomsten, de straatvinken en nog zovele andere enthousiasmerende en informerende activiteiten zijn gedurende twee jaar stilgevallen en die sfeer kon niet opgevangen worden door alleen maar online activiteiten. De recente discussienamiddagen in de Peperfabriek zijn belangrijk geweest, maar ze vragen om meer dan het beperkte, veelal oudere publiek dat daar aanwezig was.

Nu de maskers zijn afgevallen en de lente begint, moet die draad weer opgepakt worden en liefst door de oude en nieuwe actiegroepen samen. Eensgezindheid in de toekomststrategie naar een leefbare, gezonde en klimaatvriendelijke Antwerpen moet zeker bewaard blijven wat niet wil zeggen dat er geen eigen accenten kunnen gelegd worden op voorwaarde dat ze de uiteindelijke doelstellingen niet hypothekeren. Met de verkiezingen van 2024 voor ogen moet het duidelijk zijn voor alle politieke partijen dat de burgerweging still alive and kicking is.

Het is die massale ondersteuning die de vertegenwoordigers van de Antwerpse burgerbeweging in het Toekomstverbond meer dan ooit nodig zullen hebben. Zij zijn geen andere mensen geworden door aan de onderhandelingstafel te gaan zitten. Burgerparticipatie kan en mag niet leiden tot een nieuwe vorm van representatieve democratie. Het is precies die uitgeholde vorm van democratie die van onderuit in vraag wordt gesteld. Het Toekomstverbond is ook een test case in participatieve democratie. Dat moeten alle partijen weten en in de eerste plaats de actievoerders die nu ook een ander petje op hebben.

Dat wist ook de actievoerder Ada Colau die vanuit de Barcelonese straten als vertegenwoordiger van de burgerbeweging ‘Barcelona en comú’ tot burgemeester werd verkozen. Er werd enkele jaren geleden een mooie documentaire gemaakt over die overgang van actievoerder naar Alcaldesa. Op het einde van de documentaire wordt er ingezoemd op een affiche op de deur die Ada Colau opent om het stadhuis te betreden. Daarop staat: ‘Laten we  nooit vergeten vanwaar we komen en waarom we hier zijn.’ Ada Colau is nu aan haar tweede mandaat bezig en ze heeft die waarschuwing ter harte genomen. Dat doen ook de ondertekenaars van de burgerbewegingen van het Toekomstverbond. Daar ben ik, voor zo ver ik die mensen ken, behoorlijk gerust in.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!