Ook ik was ooggetuige

dinsdag 29 maart 2016 21:16
Spread the love

Zoals elke rechtgeaarde mens, van Belgische afkomst of niet, hebben de laffe terreuraanslagen in Brussel verleden week dinsdag ook mij aangegrepen. Op (goede) vrijdag én (stille) zaterdag heb ik in de Rupelstreek (Boom) herdenkingswakes bijgewoond die georganiseerd werden vanuit de moslimgemeenschap aldaar. Waarvoor bij deze nog eens mijn dank en diep respect. 
 
Het waren voor mij emotionele herdenkingsmomenten, die mij raakten in mijn diepste kern van mens zijn. Sereen en vredig maar toch met een krachtige boodschap georganiseerd vanuit een gemeenschap die enorm met de vinger gewezen wordt en momenteel met zowat alle zonden der wereld overladen wordt. Hoe hard ze zich ook distantiëren van bruut en laf geweld. 
 
Daar heb ik besloten om op Paaszondag naar Brussel te gaan, de bruisende metropool die toch het epicentrum is om ere te brengen aan deze onschuldige terreurslachtoffers. En ja, ik had in de media de oproep gelezen om die dag niet naar Brussel af te zakken. Het was een voor mij persoonlijk bevreemdende oproep die ik niet echt kon vatten. Het versterkte mij om toch te gaan, ik zou en moest daar aanwezig zijn op deze symbolische feestdag. 
 
Reeds vanaf mijn aankomst in het station van Mechelen viel het mij op dat er in de centrale hal een groep mannen, 15 a 20 in aantal, heel luidruchtig en uitbundig was. Bijna allen van hen waren helemaal in het zwart, sommigen met blikken bier van 50cl. in de hand. Het kwam me bevreemdend over en dacht direct: “voetbalsupporters”. Het plaatje klopte echter niet met wat ik visueel waarnam: ze hadden geen clubkleuren bij zich. Aangezien ik het voetbalgebeuren nauwelijks volg heb ik er geen verdere aandacht aan geschonken. Ik veronderstelde dat er wel ergens één of andere ‘belangrijke’ match zou zijn en ging verder. Laat het duidelijk zijn, ik gun voetbalsupporters hun clubliefde, hun biertje en hun vertier terdege. Het was me echter wel opgevallen dat toen ik het groepje bekeek ik van één van hen een uiterst agressieve blik terugkreeg. 
 
Het toeval wou dat deze groep ook in dezelfde trein én treinwagon plaatsnam als waar ik had in plaatsgenomen. De sfeer onder hun was nog steeds uitgelaten maar ik werd niets wijzer. Wat voor mij ook niet echt een topprioriteit was. Toen de trein Vilvoorde station binnen reed hoorde ik iemand van hen wel zeggen: “ammaj, het krioelt hier al van de flikken”. De groep verliet de trein vervolgens. Het versterkte alleen maar mijn gedachte, als voetballeek, dat er een voor hen belangrijke match werd gespeeld ergens in ‘t Brusselse. Ook toen we Brussel Noord binnen reden viel het me op dat er op het perron een verhoogde concentratie van politie en Securail aanwezig was. Ik kwam niet verder dan te denken dat dit het gevolg was van het afgekondigde terreurniveau. 
 
Aangekomen in Brussel Centraal begaf ik mij naar het Beursplein. Een wandeling door Brussel van een kleine tien minuutjes waarbij het me opviel hoe leger en politie overal sterk aanwezig waren. Het Beursplein zelf moest ik betreden door een versperring van politie- en legervoertuigen waarbij er controles op rugzakken en tassen werd uitgevoerd. Nadat ik had rondgewandeld op het Beursplein stelde ik vast dat alle toegangsstraten tot het plein op deze manier waren versperd. 
 
De nationale en internationale pers was sterk aanwezig alsook een menigte mensen van alle ras, kleur en getooid in diverse klederdracht. Ieder bracht daar hulde en rouwde op zijn eigen wijze. Mijn aandacht werd getrokken door een operazangeres die te midden de menigte met een ware engelenstem enkele door merg en been gaande gezangen bracht, spontaan en solo, totaal a capella. Ik bleef staan en luisterde ontroerd. Toen ze geïnterviewd werd hoorde ik haar vertellen dat ze van Duitsland kwam om in België enkele optredens af te werken en het absoluut noodzakelijk vond om hier aanwezig te zijn en op haar eigenste wijze hulde te brengen. Bij deze mijn oprechte dank onbekende operazangeres met de engelenstem. 
 
Ik ging het immense eerbetonende bloementapijt van wat dichterbij bekijken met de bedoeling er wat foto’s van te maken. De omvang van het bloementapijt was echter te groot om te vatten met de lens van mijn smartphone vanop de begane grond, dus ik besloot om de trappen van het beursgebouw op te gaan om het in zijn gehele omvang vast te kunnen leggen. Vanop de hoogste trede had je een schitterend overzicht op het ganse plein en ik bleef in bewondering daar staan, er was zoveel te zien, zoveel impressies, zoveel rouw, zoveel mensen. Ik nam het allemaal in mij op, intens genietend van zoveel solidariteit, intens bedroefd om zoveel verdriet. 
 
Plots werd ik uit mijn gemengde gevoelens van intensiteit gehaald, er kwam mij (ons) een hoop verbaal kabaal tegemoet rechts van mijn positie op de bovenste trap. Ik zag de pers massaal in die richting hollen, ik zag verbazing op de gezichten van de rouwende mensen onderaan het plein ontstaan, ik zag ongeloof. Beter kan ik het niet uitdrukken, ik had vanop mijn plaats nog geen zicht op wat er aankwam. Dit duurde echter niet lang. Een politiewagen met flikkerende blauwe zwaailichten reed het plein op gevolgd door een menigte totaal en bijna uitsluitend in het zwart geklede mannen waarvan een aantal hun gezicht verborg achter een sjaal, bivakmuts of andere daarvoor geschikte zaken, ik schatte de grootte in op zo’n 500 man in totaal. Deze politiewagen reed tot diep op het plein waardoor de menigte terug week, verbazing alom op de gezichten. De groep die duidelijk onder politiebegeleiding was nam zo meteen de helft of meer in van het Beursplein. 
 
Meteen legde ik de link met wat ik in Mechelen waargenomen had en onderweg naar Brussel Centraal. Het plaatje klopte ineens, de puzzel viel in elkaar. 
 
Ik zag mensen die in gesprek gingen met marsdeelnemers in het zwart, ik zag anderen die hun ongeloof uiten, ik zag anderen weglopen, ik zag angst en radeloosheid, ik zag verbijstering. Niemand wist wat er gebeurde. Een deel van de toegekomen groep in het zwart bleef kalm, anderen daarentegen waren verbaal en fysiek agressief vanaf het begin. Ik zag dat voordien rouwende mensen werden gesommeerd om weg te gaan, aan anderen werd getrokken of geduwd, hier en daar zag ik zelfs klappen vallen. Er werd over het bloemenperk gelopen om de trappen te kunnen bezetten, vlak onder mij zag ik tot mijn ontstentenis dat er in de groep die de trappen ingenomen had mannen bij waren die spontaan de h**lergroet brachten. Hun voorbeeld werd door verscheidene andere marsdeelnemers beneden aan het plein gevolgd. 
 
Het was een surreeël beeld, een rouwplek werd op deze weinig fijnzinnige wijze brutaal verkracht, droog en met tegenzin gepenetreerd met de meest duistere tijden van de recente geschiedenis. Elkaar liefdevol bejegenen in rouw … het heeft voor mij een totaal andere betekenis. 
 
Het deed mij onwillekeurig terugdenken aan paramilitaire marsen die ik vroeger tijdens mijn studententijd ook aanschouwd had in Antwerpen. Iets anders kon ik niet denken wegens gebrek aan informatie van wat er gaande was, niemand wist de juiste bedoeling van dit schabouwelijk schouwspel. Je stond er bij, keek er naar en had er het raden naar. 
 
De nochtans aanwezige politie en soldaten bleven lange tijd afzijdig, na een tijdje kwamen er agenten (niet in gevechtsuitrusting) dan toch plaatsvatten op de trappen van het beursgebouw en hier en daar op het plein. Pas na een klein half uurtje kwamen dan agenten in gevechtsuitrusting in actie vanuit de belendende straten. Vanop mijn kraaiennest kon ik goed overschouwen hoe de marsdeelnemers werden samengedreven en ingesloten om vervolgens teruggedreven te worden in de richting waaruit ze kwamen. Het was duidelijk niet naar hun zin. 
 
Mijn gedachten dwaalden af naar de oproep om niet naar Brussel te komen die dag … de duidelijkheid en het waarom van die oproep ontsnappen mij nog steeds. 
 
Uiteraard heeft iedereen recht om te rouwen op deze herdenkingsplek, ik ben de laatste om dat te ontkennen. Ik ben na de gebeurtenissen nog lang op het Beursplein aanwezig gebleven en ik heb niemand maar dan ook niemand meer zien toekomen in een 500 man sterke groep waarvan bij een flink aantal deelnemers de agressiviteit en haat voelbaar waren. Degenen die nog toekwamen waren alleen, soms met twee, soms met vier of vijf. Maar nooit met 500 … 
 
Het kwam mij allemaal nogal intimiderend over, gepland of niet, daar kan ik niet over oordelen. Als ik morgen ga rouwen aan het graf van mijn overleden vader ga ik niet om te intimideren. Ook ging ik niet naar Brussel om te intimideren. Ook niet om te provoceren. Ik ging als mens mijn medeleven betuigen. En eigenlijk mag dit verwacht worden van elkeen die deze rouwplek bezoekt, in groep of op je eentje. Het maakt geen verschil. 
 
Hoe is dit kunnen gebeuren, had dit niet anders kunnen gebeuren, wie heeft hier één of meerdere steken laten vallen, enz … ? Allemaal vragen die tot op vandaag in mijn hoofd blijven spoken. Ik bekijk en herbekijk de videopnames die ik gemaakt heb van het gebeuren en het zijn best indrukwekkende beelden. Ik combineer het met beeldmateriaal van anderen op sociale media en van de (internationale) pers. Mijn verstand weigert het gebeurde te kunnen vatten. 
 
Ik betrap me er op om te denken: “dit hadden de vakbonden nu eens moeten doen se”. Ook zonder hun kleuren. 
 
Verzamelen blazen in Vilvoorde, vandaar naar Brussel Noord sporen, vervolgens in gezamenlijke slagorde en met veel kabaal naar het rouwende Beursplein trekken, bijna gans het plein manu militari innemen, Bengaals vuur ontsteken, ongepaste groeten brengen, mensen tegen de grond meppen, en noem maar op. 
 
Het land had in brand gestaan beste mensen, het land had in brand gestaan zeg ik u. 
 
En niemand had dan zalvend gesproken: “Hoe meer aandacht je ze geeft, hoe groter ze zich wanen. Je mag ze dat niet gunnen”. Het land, met de auteur van voorgaande uitspraak op kop, had in vuur en vlam gestaan. 
 
Het kot was te klein geweest. 
 
Gunter Breugelmans

take down
the paywall
steun ons nu!